01-04-2010
Woorden Vooraf
Auteur:
Bert van Dien
Gepubliceerd in:
Neuropraxis
|
Uitgave 2/2010
Log in om toegang te krijgen
Extract
Erfelijke factoren liggen aan de basis van sommige obsessief-compulsieve stoornissen. Familiestudies wijzen erop dat eerstegraads familieleden van patiënten met obsessief-compulsieve stoornissen een ongeveer vier tot vijf keer hoger risico hebben op de genoemde aandoening dan familieleden van controlepersonen Tweelingstudies wijzen op een erfelijkheidspercentage dat ligt tussen de tussen de 25 en 58. Bij het zoeken naar de genen die betrokken zijn bij dwangstoornissen is het onder andere van belang onderscheid te kunnen maken tussen overerving en omgevingsfactoren. Identificatie van de verschillende genen die een rol spelen bij ontstaan en ontwikkeling van obsessief-compulsieve stoornissen geschiedt door middel vanlinkage- en associatiestudies. Bij het zoeken naar genen is het van groot belang rekening te houden met de verscheidenheid aan symptomen van deze obsessief-compulsieve stoornissen, de zogenaamde fenotypische heterogeniteit. Symptoomprofielen zijn waarschijnlijk homogener dan de diagnose obsessief-compulsieve stoornis en daarom is getracht om symptoomdimensies te onderscheiden die als kwantitatieve maat kunnen worden gebruikt. Hilga Katerberg en Hans den Boer beschrijven de (on) mogelijkheden van het identificeren van nieuwe genen voor symptoomdimensies die bij zouden kunnen dragen aan het aan het licht brengen van de oorzaak van de obsessief-compulsieve stoornis in haar diverse verschijningsvormen, waardoor de basis kan worden gelegd voor het ontwikkelen van nieuwe therapieën. …