In een relationeel perspectief op de psychosociale gevolgen van gedwongen migratie wordt het welbevinden van vluchtelingenkinderen gearticuleerd vanuit de diverse relationele contexten waarin het kind zich ontwikkelt, met aandacht voor hoe het sociale weefsel geraakt is en omgaat met ingrijpende levenservaringen van georganiseerd geweld en de vlucht daarvoor. In het laatste deel van dit artikel reflecteren we verder op dit relationele perspectief in pedagogische praktijken in de context van gezin, school of gemeenschapsrelaties. Wat betekent nu de aandacht voor het samengaan en interageren van persoonlijke en collectieve betekenisgeving in de context van pedagogische relaties? Hoe kunnen we pedagogische praktijken begrijpen vanuit die intersectie tussen individuele en gemeenschappelijke betekeniskaders? We gaan hierbij uit van een bepaalde blik op opvoeding in vluchtelingengezinnen en geven enkele krachtlijnen weer voor de ondersteuning van gevluchte kinderen en jongeren in onderwijs en zorg.
Opvoeding in vluchtelingengezinnen
Onderzoek documenteert enkele migratie- en traumaspecifieke opvoedingspraktijken in vluchtelingengezinnen die duiden op het samengaan van persoonlijke en collectieve betekenisgeving. Hieronder belichten we exemplarische processen van rolomkering, de transmissie van de traumageschiedenis in de ouder-kindrelatie en het omgaan met culturele verandering. Studies naar gevluchte gezinnen documenteren de ontwikkeling van
rolomkering of parentificatie, waarbij veel gezinstaken gedragen worden door de kinderen in het gevluchte gezin. Enkele karakteristieke vormen van parentificatie in vluchtelingengezinnen zijn het op zich nemen van huishoudelijke taken of de zorg voor broers en/of zussen, of het ombuigen van het culturele verlies van ouders door zich te gedragen als een representant van de eigen culturele gemeenschap (Walter en Bala
2004). Daarnaast hebben gevluchte ouders vaak ook grote verwachtingen van de schoolloopbaan van hun kinderen (Roubeni et al.
2015): vaak zijn ze de dragers van de toekomst voor de familie in het gastland (Hyman et al.
2000). In ouder-kindrelaties die gekarakteriseerd worden door rolomkering wordt duidelijk hoe in ouderlijke verwachtingen zowel de collectieve geschiedenis van het gevluchte gezin als de actuele maatschappelijke positie in het gastland een rol spelen: jonge vluchtelingen ontwikkelen een sterke oriëntatie op sociale participatie waarin transgenerationeel een herstel van onrecht mogelijk wordt.
De
transmissie van de traumageschiedenis binnen de ouder-kindrelatie vormt een centraal gezinsproces bij vluchtelingen. In veel gevluchte families worden traumatische herinneringen vermeden en actief vermeden als onderwerp van gesprek (Montgomery
2004). Diverse auteurs benadrukken daarbij het belang van de cultuurspecifieke modi van traumatransmissie: in diverse culturele groepen wordt het je openlijk herinneren van traumatische ervaringen niet adaptief geacht, maar wordt de helende rol van een ‘actief vergeten’ als copingstrategie benadrukt (Angel et al.
2001). Hier wordt duidelijk hoe dit actieve vergeten zich ontwikkelt als sociale en culturele praxis, een praktijk ingebed in sociale relaties en culturele en historische betekenissen (Kevers et al.
2016). Om deze complexe processen van traumatransmissie te begrijpen wordt in gedwongen-migratieonderzoek bovendien in toenemende mate benadrukt hoe gezins- en gemeenschapsleden zich bewegen in een dialectische spanning tussen spreken en zwijgen. Er is sprake van een heen en weer bewegen tussen de morele plicht om te getuigen en het onvermogen om te spreken over onzegbare gruwelen in de huidige sociale positie in het gastland, waarin een gemeenschap die bereid is te luisteren vaak ontbreekt (Kirmayer
2006). Traumatransmissie vormt dus een dynamiek binnen de ouder-kindrelatie die zich bevindt op het kruispunt van persoonlijke en collectieve betekenisgeving, waarbij (fragmenten van) transmissie om recht te doen aan de slachtoffers en om de herhaling van onrecht in de toekomst te vermijden co-existeren met actief vergeten als uitdrukking van een universum voorbij humaniteit, verweven met de twijfel of anderen wel zullen willen horen of begrijpen (Kevers et al.
2017a).
Ook
het omgaan met culturele verandering vormt een centrale dynamiek in opvoeding in gevluchte gezinnen. De gezinsleden kennen elk een eigen tempo van culturele verandering. Zo integreren jonge vluchtelingen vaak veel sneller dan hun ouders (Essen en Bala
2007). Ze worden de dragers van nieuwe culturele betekenissen van het gastland en kunnen hierdoor op weerstand van hun ouders stuiten. Onderzoek toont aan dat dergelijke vormen van gezinsstress veroorzaakt door culturele verandering ook begrepen dienen te worden vanuit het migratieverhaal van traumatisering en verlies. Het benadrukken van culturele continuïteit in gezinsrelaties vormt dan een manier om migratie-gerelateerde verlieservaringen te compenseren, om een zekere continuïteit te herstellen in een levensverhaal dat door traumatische levenservaringen als gefragmenteerd wordt ervaren of om de verbondenheid met de eigen culturele gemeenschap te benadrukken in de context van sociaal isolement en marginalisering in het gastland (Rousseau et al.
2004).
Werken met vluchtelingenkinderen in pedagogische praktijken
Wat kan een relationeel perspectief nu betekenen voor de ondersteuning van en het handelen met vluchtelingenkinderen en -jongeren in pedagogische praktijken. In het relationele perspectief op de gevolgen van gedwongen migratie staat centraal hoe collectief geweld en de vlucht daarvoor raken aan de relationele inbedding van het individu en hoe door het gedwongen-migratieproces sociale verbondenheid in gezins- en gemeenschapsrelaties en daarmee ook zingevende kaders onder druk kunnen komen te staan. De destructie van de inbedding van het individu in gemeenschapscontexten wordt daarbij niet louter in het land van herkomst gesitueerd, maar tevens in de actuele maatschappelijke positie in het gastland, waarin discriminatie en exclusie van jonge vluchtelingen vaak voorkomt. Deze aandacht voor de destructie van het sociale weefsel impliceert aandacht voor de rol die
pedagogische praktijken van onderwijs, zorg, of gemeenschapsopbouw kunnen spelen bij het
herstel van sociale verbondenheid. Zo wordt in de literatuur in toenemende mate de nadruk gelegd op de rol van de schoolse context in de ondersteuning van de sociale inbedding van jonge vluchtelingen (Fazel
2015). Voor jonge vluchtelingen staat de schoolse context erg centraal: op school ontwikkelen vluchtelingenkinderen peerrelaties en hun schoolloopbaan wordt door henzelf en binnen het gezin ervaren als een drager van hoop op een perspectiefrijker en rechtvaardiger toekomst. De school kan daarnaast ook een belangrijke functie vervullen in het ondersteunen van positieve interculturele relaties en het tegengaan van bredere maatschappelijke dynamieken van stigma en discriminatie ten aanzien van vluchtelingenkinderen, die vaker gepest worden en sociale uitsluiting ervaren (Rousseau en Guzder
2008). Daarnaast kan de school ook functioneren als een laagdrempelige setting waarin gevluchte ouders vertrouwd kunnen raken met de gastsamenleving. Tot slot wordt in de literatuur ook de nadruk gelegd op de rol van de school in collaboratieve zorg voor vluchtelingen, waarin de school als primaire setting functioneert voor het uitbouwen van een laagdrempelig zorgnetwerk rond vluchtelingen. De school kan dan belangrijk zijn voor het signaleren van problemen en het bieden van sociale steun. Bovendien kan de school op die manier een plek zijn waar vluchtelingenkinderen, hun ouders, leerkrachten, leden van de culturele gemeenschap, welzijnswerkers en hulpverleners met elkaar in overleg gaan (Rousseau et al.
2012).
De oriëntatie op de wijze waarop herstel en welbevinden zich na oorlog en de vlucht daarvoor ontwikkelen binnen relationele, sociale contexten impliceert vervolgens ook een nadruk op de
rol van culturele betekenisgeving in het omgaan met gedwongen migratie. Voor onderwijs en zorg impliceert dat aandacht voor culturele continuïteit in de identificaties van vluchtelingenkinderen en -jongeren, vanuit de gedachte dat de eigen culturele betekeniswereld een belangrijke dimensie kan vormen in het herstellen van continuïteit in een gefragmenteerd levensverhaal (Mekki-Berrada en Rousseau
2011). Deze oriëntatie op culturele continuïteit vraagt een pedagogische praktijk die bereid is de dialoog met vluchtelingen aan te gaan vanuit divergente culturele betekeniskaders (Rober en De Haene
2014). Het kan dan bijvoorbeeld gaan over opvoeding, ouderschap, de ontwikkeling van het kind, schoolloopbanen, cultuurspecifieke begrippen en parameters van gezondheid en pathologie en de betekenis die deze culturele betekeniswereld heeft voor het omgaan met een geschiedenis van traumatisering en vluchten.
In de context van hulpverlening heeft deze oriëntatie op divergente culturele kaders recent geleid tot de uitbouw van
culturele consultatie (d.w.z.
cultural consultation; Kirmayer et al.
2014). Deze benadering beoogt de uitbouw van collaboratieve zorgnetwerken waarin vluchtelingen en hulpverleners in gesprek gaan met een transcultureel samengestelde groep van interculturele bemiddelaars, religieuze en spirituele leiders of traditionele helers, antropologen en maatschappelijk werkers over diagnostische vragen, ondersteuningsbehoeften en adequate zorgmodaliteiten. De netwerken voor culturele consultatie beogen een gezamenlijke dialoog met een uitgebreide groep hulpverleners en leden van de culturele gemeenschap aangaande de betekenis van hulpvragen, probleemervaring, copingstrategieën en behandelmogelijkheden in relatie tot culturele betekeniskaders, migratie en de sociale en maatschappelijke positie van betrokken vluchtelingen. Het samenbrengen van leden uit zowel meerderheids- als minderheidsgroepen beoogt uitdrukkelijk te leiden tot een open overleg over diverse betekenis- en geloofssystemen en het exploreren van de zorgpraktijk zelf als cultureel instituut. Daarmee biedt deze benadering een perspectief op een interculturele hulpverleningspraktijk die bereid is heen en weer te bewegen tussen divergente betekeniswerelden, vanuit een oriëntatie op een ontmoeting met de culturele aard van het eigen denken en handelen en op het circuleren van definitiemacht (De Haene
2015).
Tot slot duidt het relationele perspectief op de gevolgen van gedwongen migratie ook op de mogelijke rol die
pedagogische praktijken kunnen spelen in dynamische
processen van herinneren en getuigen van de levensverhalen van collectief geweld en exclusie (Kevers et al.
2016). Pedagogische praktijken in schoolse contexten, gemeenschapsopbouw, sociaal werk of volwassenenvorming kunnen zich hierbij richten op het creëren van een ruimte voor de meerlagige verhalen van vluchtelingenkinderen en hun contexten. Vanuit een relationeel perspectief staat hierbij een begrip van het levensverhaal van gevluchte participanten centraal dat het narratief niet louter als persoonlijke, individuele biografie duidt, maar als een gedeeld verhaal, een meerstemmig verhaal, dat geconstrueerd wordt vanuit de interactie en dialoog tussen persoonlijke, familiale, sociale, culturele en politieke stemmen (Kevers et al.
2016). Het zich herinneren en getuigen van collectief geweld en de vlucht daarvoor vormt immers wezenlijk een praxis die ingebed is in sociale relaties en in culturele en historische betekenissen, een praxis waarin fragmenten van zich herinneren en actief vergeten co-existeren en verwijzen naar strategieën om geliefden te beschermen of sociale harmonie te bewaren (Rousseau en Measham
2007). Deze notie vormt een uitnodiging om pedagogische praktijken te vormen die zich richten op de complexe dynamiek tussen zich herinneren en verzwijgen in het gezin en binnen de culturele gemeenschap, gedragen door de gedachte dat het getuigen van onrecht niet alleen verwijst naar structureel geweld in het land van herkomst van vluchtelingen, maar telkens ook uitdrukking geeft aan de huidige maatschappelijke positie in het gastland, die erg vaak de verhalen van vluchtelingen marginaliseert en of beperkte ruimte biedt voor getuigenis in het sociale weefsel (De Haene en Rober
2016).
Deze reflectie op de rol van gezin, school en hulpverlening in het omgaan met traumatisering en vluchten beoogde een licht te werpen op de uitwerking van een relationeel perspectief op de gevolgen van gedwongen migratie naar pedagogische praktijken, waarbij de impact van georganiseerd geweld, asiel en culturele verandering gesitueerd wordt binnen het sociale weefsel van jonge vluchtelingen en waarin de ondersteuning van het welbevinden van deze doelgroep wezenlijk groeit vanuit een oriëntatie op de complexe, dynamische interactie tussen individuele en collectieve betekenisgeving.