Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: Praktische Huisartsgeneeskunde 3/2015

01-06-2015 | Aard van voedingsinterventie hangt af van conditie patiënt

Voeding bij oncologiepatiënten

Auteur: Bohn Stafleu van Loghum

Gepubliceerd in: Praktische Huisartsgeneeskunde | Uitgave 3/2015

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

In de inleiding leggen de auteurs uit dat aandacht voor voeding onontbeerlijk is omdat bij kanker de ziekte en de behandelingen vaak het eetpatroon verstoren.
Verantwoording
Op deze pagina’s wordt het hoofdstuk Voeding bij kanker uit het boek Ontwikkelingen in de oncologie van Linda Bröker behandeld. Dit hoofdstuk is geschreven door dr. Sandra Beijer, diëtist en epidemioloog bij het IKN, en dr. Jaap van Binsbergen, hoogleraar Voedingsleer en Huisartsgeneeskunde. Het hoofdstuk behandelt de voeding bij patiënten met kanker en staat stil bij goede voeding en ondervoeding. Ook wordt de rol van de huisarts hierin beschreven.

Het belang van goede voeding

In de inleiding leggen de auteurs uit dat aandacht voor voeding onontbeerlijk is omdat bij kanker de ziekte en de behandelingen vaak het eetpatroon verstoren. Gevolg is dat bij de patiënt voedingstoestand en conditie achteruit gaan. De auteurs ontkrachten de opvatting dat kankerpatiënten juist géén voedingsondersteuning zouden moeten krijgen omdat dat de tumorgroei zou bevorderen. Voeding komt ten goede aan gewone cellen én tumorcellen, maar van onvoldoende voeding ondervindt de gastheer de meeste schade. Huisartsen gaan volgens de auteurs bij ongewild gewichtsverlies terecht voortvarend achter de primaire diagnose aan, maar vergeten de voedingsaspecten nogal eens. Toch verdienen deze de volle aandacht.

Ondervoeding

De auteurs stellen dat ondervoeding bij kanker het gevolg kan zijn van onvoldoende inname van voeding of van metabole ontregeling. Maar doorgaans is het een combinatie van beide. Ondervoeding door onvoldoende inname staat op de voorgrond bij obstructies en functieverlies in het hoofd-halsgebied of het maag-darmkanaal. Ook wanneer sprake is van verhoogde behoefte (wondgenezing, koorts), grote verliezen (ernstige diarree), bepaalde klachten (slechte eetlust, mondproblemen, misselijkheid) en onvoldoende zelfzorg of te weinig hulp bij het eten. Ondervoeding door metabole ontregeling staat op de voorgrond bij long- en pancreastumoren en bij alle tumoren in een vergevorderd stadium. De tumor zelf en/of het immuunsysteem dat op de tumor reageert, maken cytokines aan die de eetlust remmen.

Wat kunnen artsen hieraan doen?

Ondervoeding door onvoldoende inname is tegen te gaan door extra energie en voedingsstoffen aan te bieden. Maar ondervoeding op basis van metabole ontregeling is niet te herstellen door het voedingsaanbod alleen, want ook bij voldoende inname van energie en nutriënten gaat de afbraak van vet- en spiermassa door zolang de onderliggende mechanismen niet worden aangepakt. Ook als genezing niet mogelijk blijkt en de metabole ontregeling aanhoudt, blijft voedingsinterventie zinvol om de verslechtering van de voedingstoestand zoveel mogelijk te beperken. Onvoldoende voedselinname leidt altijd tot extra complicaties of tot sneller overlijden. Voedingsinterventie geeft tijdwinst om geplande behandelingen onder optimale voedingscondities te kunnen verrichten om curatie of maximale palliatie te bereiken.

Sarcopenie en sarcopene obesitas

Sarcopenie en sarcopene obesitas zijn vormen van ondervoeding waarbij spiermassa en spierkracht verloren gaan terwijl de vetmassa gelijk blijft of zelfs toeneemt. Er treedt dan weinig of geen gewichtsverlies op (sarcopenie), soms zelfs ernstig overgewicht (sarcopene obesitas). De auteurs melden dat dit wordt gezien bij een aantal vormen van kanker, zoals borstkanker, prostaatkanker en darmkanker en bij sommige vormen van chemotherapie. Deze vormen van ondervoeding zijn niet gemakkelijk te herkennen omdat ondervoeding in eerste instantie juist wordt geassocieerd met een laag of afnemend gewicht.

Diagnostiek

De auteurs wijzen op de Landelijke Eerstelijns Samenwerkingsafspraak (LESA) Ondervoeding, die onder meer door het NHG is opgesteld. Deze bevat richtlijnen voor de samenwerking tussen huisartsen, diëtisten en verpleegkundigen. In deze LESA is afgesproken dat de huisarts of praktijkondersteuner patiënten met risico op ondervoeding begeleidt en algemene adviezen geeft voor eiwit- en energieverrijkte voeding (de patiëntenbrief ondervoeding op www.​nhg.​org).

Wat zijn voedingsinterventies?

De auteurs noemen een aantal voedingsinterventies:
  • Goede voeding. De Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad vormen volgens hen een goed uitgangspunt voor patiënten die de behandeling met succes hebben afgerond, in goede conditie zijn en een normaal stabiel gewicht hebben.
  • Adequate voeding. Dit voedingsadvies kan worden gegeven als het gewicht stabiel is, de behandelingen weinig belastend zijn en er geen complicaties optreden. Het is voldoende voor het dagelijks functioneren.
  • Eiwit- en energieverrijkte voeding. Deze voeding is van toepassing bij recent gewichtsverlies door verminderde inname, grote verliezen, grote chirurgische ingrepen, intensieve chemo- of radiotherapie en complicaties zoals koorts.
  • Eiwitverrijkte voeding. Deze voeding is bedoeld om een ongunstige lichaamssamenstelling, zoals bij sarcopenie of sarcopene obesitas, te verbeteren tijdens een niet-belastende behandeling of in een herstelperiode. De voeding bevat een verhoogde hoeveelheid eiwit om de spiermassa te handhaven of te vergroten, terwijl geprobeerd wordt het gewicht te handhaven of te verminderen.
  • Palliatieve voeding. Voeding in de palliatieve fase van een maligne aandoening is primair gericht op het welbevinden van de patiënt en waar mogelijk op het verlichten van of kunnen omgaan met de klachten. Voedsel en vocht hebben volgens de auteurs voor de zorg een sterk symbolische waarde. Niet meer eten en drinken is voor de naasten een duidelijk teken van achteruitgang. Zij zijn geneigd de patiënt aan te sporen tot eten en drinken, desnoods via dieetpreparaten en drinkvoeding. Dat kan een grote belasting zijn voor de patiënt.

Praktische uitvoering

Het hoofdstuk meldt dat een voedingsadvies in eerste instantie zal uitgaan van voedingsmiddelen waar de patiënt aan gewend is. Zijn deze ontoereikend, dan kunnen ze vervangen worden door andere voedingsmiddelen met vergelijkbare voedingswaarde of kan de consistentie worden aangepast. Is ook dit onvoldoende, dan kan de voeding worden aangevuld met drinkvoeding, voedingspreparaten en -supplementen, sondevoeding of (in zeer zeldzame gevallen) parenterale voeding. De overgang op sonde- of parenterale voeding moet goed worden overwogen en voorbereid. Bij patiënten in de palliatieve fase moeten huisartsen en diëtisten vooraf bedenken dat de voeding bij voortschrijden van de ziekte vroeger of later zal moeten worden gestopt. Starten met deze klinische toedieningsvormen is gemakkelijker dan stoppen: dat laatste kan immers worden ervaren als een levensbeëindigende handeling.

Is bewegen nog belangrijk?

Ja, de auteurs noemen lichaamsbeweging essentieel voor opbouw of zelfs maar behoud van spiermassa. Aandacht voor beweging is daarom een belangrijk onderdeel van het voedingsadvies aan kankerpatiënten, zowel tijdens als na de behandeling. Zo mogelijk moet de patiënt dagelijks een half uur bewegen.

Welke voedingssupplementen?

De auteurs noemen voeding verrijkt met visolie (EPA) en vitaminen- en mineralenpreparaten. Volgens de auteurs is het de taak van huisarts en diëtist om structureel navraag te doen naar het gebruik van met vitaminen en mineralen verrijkte eet- of drinkwaren en supplementen. De aanbeveling luidt: reduceer de maximale dosis vitaminen en mineralen in supplementen tot 100 procent van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid bovenop een normale voedingsinname.
Criteria voor (risico op) ondervoeding
 
Volwassenen tot 65 jaar
Ouderen
Ondervoeding
• 5 procent gewichtsverlies in de laatste maand
• 10 procent gewichtsverlies in het afgelopen half jaar
• BMI < 18,5
• 5 procent gewichtsverlies in de laatste maand
• > 10 procent gewichtsverlies in het afgelopen half jaar
• BMI < 20
Risico op ondervoeding
• gewichtsverlies tussen 5 en 10 procent in het afgelopen half jaar
• 3 dagen (vrijwel) niet gegeten
• 1 week minder dan normaal gegeten
• gewichtsverlies tussen 5 en 10 procent in het afgelopen half jaar
• 3 dagen (vrijwel) niet gegeten
• 1 week minder dan normaal gegeten
Gewichtsverlies is onbedoeld gewichtsverlies. Ten minste één van de criteria moet aanwezig zijn.
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

Dit product is nog niet beschikbaar met een online abonnement

Metagegevens
Titel
Voeding bij oncologiepatiënten
Auteur
Bohn Stafleu van Loghum
Publicatiedatum
01-06-2015
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
Praktische Huisartsgeneeskunde / Uitgave 3/2015
Print ISSN: 2405-8661
Elektronisch ISSN: 2405-867X
DOI
https://doi.org/10.1007/s41045-015-0519-3

Andere artikelen Uitgave 3/2015

Praktische Huisartsgeneeskunde 3/2015 Naar de uitgave

Korte berichten

Prostaatkanker