In Nederland treden jaarlijks ruim 19.000 heupfracturen op. Het betreft vaak de kwetsbare oudere patiënt met meerdere (chronische) aandoeningen en een verhoogd risico op complicaties en functieverlies. Voor een optimale behandeling van heupfracturen is het dan ook van belang om beïnvloedbare factoren te achterhalen die de morbiditeit verminderen en daarmee herstel bevorderen. Er zijn diverse aanwijzingen dat de vitamine D-status waarschijnlijk zo’n belangrijke factor is.
De prevalentie van vitamine D-deficiëntie is bij patiënten met een heupfractuur groter dan 80%. Uit diverse meta-analysen is gebleken dat een adequate vitamine D-spiegel, in combinatie met voldoende calciumintake, leidt tot een betere functie van de onderste extremiteiten, afname van het valrisico en reductie van toekomstige fracturen. Het effect op vallen en fractuurreductie is groter naarmate er sprake is van een ernstigere deficiëntie, een betere compliance en adequate suppletie. Ondanks uitgebreid onderzoek is er geen duidelijkheid over de optimale dosering voor correctie van een vitamine D-deficiëntie, noch omtrent de onderhoudsdosering. Wel is bekend dat vitamine D-suppletie met oplaaddosering leidt tot snellere normalisatie van de vitamine D-spiegel. Hiermee treden de potentiële voordelen van vitamine D-suppletie eerder op.
Naar aanleiding van dit artikel zijn er drie aanbevelingen voor de dagelijkse praktijk. Ten eerste dient bij patiënten met een heupfractuur bij opname een vitamine D-spiegel bepaald te worden (25 OHD-spiegel). Indien sprake is van deficiëntie, dient suppletie te worden gestart op basis van een oplaaddosis berekend volgens de formule 40 × (75 - serum 25(OH)D) × lichaamsgewicht). Ten slotte moet er sprake zijn van voldoende calciuminname. Bij onvoldoende voedingsintake dient calciumsuppletie plaats te vinden.