Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2019 | OriginalPaper | Hoofdstuk

8. Vertrouwen opbouwen en houden

Auteur : Marike van Gemert

Gepubliceerd in: Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Samenvatting

Voor kinderen die opgroeien in onveiligheid is het niet vanzelfsprekend dat anderen het beste met je voor hebben. Veel van deze kinderen hebben dan ook moeite om volwassenen te vertrouwen. Dit hoofdstuk geeft handvatten voor het opbouwen en houden van vertrouwen wanneer een kind daarin beschadigd is.

8.1 Inleiding

Voor kinderen die opgroeien in onveiligheid is het niet vanzelfsprekend dat anderen het beste met je voor hebben. In gezinnen waar sprake is van geweld, verwaarlozing en misbruik hebben ouders doorgaans te weinig oog voor de behoeften en grenzen van het kind. Veel situaties zijn grillig en onvoorspelbaar en niet zelden zijn kinderen gewend dat opkomen voor jezelf wordt afgestraft. Veel van deze kinderen hebben dan ook moeite om volwassenen te vertrouwen. Ook kinderen die al hulpverlening hebben of meermaals hebben gehad, hebben daar niet altijd goede ervaringen mee. Wanneer deze kinderen zich ook door hulpverleners niet gezien en geholpen voelen, wordt hun negatieve zelf-, mens- en wereldbeeld alleen maar meer bevestigd. Als professional heb je hierin dus een belangrijke taak: het kind laten ervaren dat hij de moeite waard is, door steeds opnieuw te laten blijken dat er ook mensen zijn die wél te vertrouwen zijn en wél rekening houden met de behoeften en grenzen van het kind. Dat betekent wel dat je als professional iets extra’s moet doen om dat vertrouwen op te bouwen en te houden. Het vraagt voortdurend investering in de relatie die je hebt met het kind. Dat geldt zowel voor professionals die kinderen slechts één of enkele keren zien als voor professionals die langere tijd bij een kind of gezin betrokken zijn. Dit hoofdstuk geeft handvatten voor het opbouwen en houden van vertrouwen wanneer een kind daarin beschadigd is (fig. 8.1).

8.2 Contact maken

De samenwerking met het kind en de mate waarin hij zich gezien voelt, staat of valt met hoe veilig het kind zich voelt in contact met jou. In H. 2 heb je kunnen lezen welke emoties en mechanismen er voortdurend in elkaar grijpen wanneer je als kind opgroeit in onveiligheid. We vragen dus nogal wat van een kind om juist over die onveiligheid met ons in gesprek te gaan. Angst, schaamte, schuldgevoel en loyaliteit maken dit enorm ingewikkeld. Ook de gehechtheid en eventuele trauma’s zijn van invloed op de wijze waarop het kind het contact met jou ervaart en zijn dus ook van invloed op wat jij als professional dient in te zetten om een (relatief) veilig contact tot stand te brengen. Zonder contact is samenwerking met het kind nauwelijks mogelijk. Het is dus belangrijk om bij elk gesprek éérst aandacht te besteden aan het maken van contact, voordat je overgaat op formaliteiten (zoals jezelf voorstellen) en de inhoud. Ook verderop in het gesprek en bij vervolgcontacten blijft contact maken essentieel om het kind het gevoel te geven dat je hem werkelijk ziet en de samenwerking te behouden.

8.2.1 Wees een mens

Contact maken is een wat abstract begrip en er is niet één manier voor. Contact maken doe je vooral als mens! Het is dus belangrijk dat je doet wat bij je past. Houd daarbij vooral in de gaten of je nog bezig bent met contact maken en invoegen bij het kind, in plaats van bijvoorbeeld te normeren (‘Zullen we die telefoon even wegleggen?’) of jezelf meteen voor te stellen en uit te leggen wat jouw functie is. Natuurlijk moet dat gebeuren, maar niet als opening van het gesprek. Zoals beschreven in par. 6.​3 in de paragraaf over de Transactionele Analyse is het handig om in te voegen bij het kind. Het heeft weinig zin om een kind aan te spreken op zijn ratio wanneer het emotioneel is; dan heeft het eerst iets anders van je nodig. Aandacht voor de emotie in de vorm van het benoemen ervan of in de vorm van het tonen van empathie heeft dan meer effect, wanneer het gaat om het maken van contact. Stel je voor: er zit een puber tegenover je die alleen maar op z’n telefoon kijkt. Hoe open je dan het gesprek, zonder direct te normeren? Dat kan op heel veel manieren. Een voorbeeld:
Negeer de telefoon en benoem wat er toe doet
Jij:
Hé, je bent er al, wat goed. Hoe gaat het met je?
Merel:
Gewoon *kijkt op telefoon*
Jij:
Gewoon… Je klinkt somber.
Merel:
Ja, valt wel mee, of ja, misschien wel, een beetje.
Jij:
Hè, dat klinkt niet fijn. Wil je vertellen wat je dwarszit?
Merel:
Ja, op zich wel.
Jij:
Waar voel je je somber door?
Daarnaast willen kinderen ook zien wie jij bent, zodat ze bijvoorbeeld kunnen inschatten of je te vertrouwen bent en of je ze wel echt zult begrijpen. Het kan goed werken om nu en dan óók iets van jezelf te laten zien. Kinderen hebben geen behoefte aan een ‘functionaris’, wél aan iemand van vlees en bloed.
Laat iets van jezelf zien
Jij:
Hoi, fijn dat je er bent.
Merel:
Hoi.
Jij:
Wat was je aan het doen, op je telefoon?
Merel:
Een spelletje. Ter afleiding.
Jij:
Ter afleiding van het wachten, of ook omdat je opziet tegen dit gesprek?
Merel:
Allebei een beetje.
Jij:
Dat snap ik wel. Toen ik zo oud was als jij, had ik ook een jeugdbeschermer. Heb ik je dat weleens verteld?
Merel:
Nee.
Jij:
Dat heette toen nog gezinsvoogd. Ik zag altijd op tegen die gesprekken. Ik had nooit het gevoel dat ze me begreep. En het ging altijd over moeilijke dingen, natuurlijk.
Merel:
Ja, precies. Nooit eens over dingen die chill gaan, haha.
Jij:
Daar hebben we het de laatste tijd inderdaad weinig over hè, over dingen die goed gaan! Terwijl ik dat wel óók heel belangrijk vind om te horen! Zullen we daar vandaag dan maar eens mee beginnen? Met dingen die jij chill vindt gaan?
Merel:
Haha, oké, is goed.
Zie contact maken dan ook als een doel op zich. Zonder contact geen samenwerking, dus het is essentieel om daar voldoende aandacht aan te besteden. Ook wanneer je denkt dat je daar geen tijd voor hebt: die tijd win je verderop in het gesprek ruimschoots terug, doordat je al vloeiender begonnen bent.
Mariska: Het is belangrijk om als professional alles in te zetten wat je hebt, omdat een kind dat zo geknakt is al zo veel verloren heeft. Vertrouwen is niet altijd mogelijk of vanzelfsprekend. Het moet groeien. Ik denk dat het belangrijk is dat een professional een benadering niet zozeer ziet als een interventie, maar meer als een proces.
Een gesprek met een puber die op zijn telefoon kijkt, zul jij weer net anders aanpakken dan je collega en dat is helemaal niet erg. Als je maar ‘echt’ blijft én aansluit bij de jongere waarmee je in gesprek wilt.
Zeg wat je ziet
Jij:
Hoi, fijn dat je er al bent.
Merel:
Hoi, ja. *kijkt naar telefoon*
Jij:
Ha, je zit nog even op je telefoon, zie ik. Wat een grote camera zit erop, trouwens. Maak je graag foto’s?
Merel:
Ja.
Jij:
Wat leuk! Wat fotografeer je zoal?
Merel:
Vooral mezelf eigenlijk, met vriendinnen. En eten, dat ook, haha.
Jij:
Haha, oh, dat snap ik helemaal. Ik hou ook van mooie borden met lekker eten erop. En zet je die foto’s dan ook online?
Merel:
Ja, op insta.
Jij:
Oja, instagram is natuurlijk de perfecte plek voor mooie foto’s!
Merel:
Ja.
Jij:
Hé, en even los van je telefoon: we zitten hier vandaag natuurlijk niet voor niks.
Contact maken hoeft niet lang te duren. Afhankelijk van hoe het kind in zijn vel zit en hoe het aanvoelt tussen jullie, kun je soms volstaan met enkele zinnen voordat je overgaat op de inhoud.
Contact maken vanuit het hier-en-nu
Jij:
Hoi! Ik ben een beetje laat. Zat je al lang te wachten?
Merel:
Mwa, valt wel mee.
Jij:
Gelukkig heb je je telefoon bij je, zie ik. Dan gaat het wachten sneller, toch?
Merel:
Ja.
Jij:
Snap ik hoor! Hé, weet je waarom we hier vandaag bij elkaar zitten?
Soms is er wat langer nodig. Bijvoorbeeld wanneer het kind gespannen is of wanneer je elkaar eerst nog wat beter wilt leren kennen. Dan kan het goed werken om even over koetjes en kalfjes te praten, een spelletje te doen of om mee te doen met waar het kind mee bezig was. Hou daarbij in de gaten dat je het moment van omschakelen naar de aanleiding voor het gesprek niet te lang uitstelt: wanneer je te lang doorgaat over ditjes en datjes, kan het voor het kind onduidelijk worden wat nu de werkelijke reden is dat je met het kind in gesprek gaat. Dat kan heel onveilig aanvoelen.
Invoegen en het stuur vasthouden
Jij:
Ha, goed je te zien. Wat ben je aan het doen?
Merel:
Een racespelletje.
Jij:
O, mag ik eens kijken? Ben je tegen iemand anders aan het racen?
Merel:
Nee, nu niet, nu race ik gewoon tegen mezelf.
Jij:
Aha. En wat is precies de bedoeling? Hoe kun je winnen?
Merel:
Gewoon, door om die obstakels heen te rijden en zo snel mogelijk naar de finish te komen.
Jij:
Is het moeilijk?
Merel:
Nee hoor, valt wel mee.
Jij:
Denk je dat ik het ook kan?
Merel:
Weet ik niet. Wil je proberen?
Jij:
Ja, mag dat?
Merel:
Ja hoor.
Jij:
O, dit is nog best moeilijk! O nee, ik ben meteen al uit de race nu, of niet?
Merel:
Ja, haha, geef maar hier.
Jij:
Hm, jij bent hier toch beter in dan ik.
Merel:
Haha.
Jij:
Zullen we het racespelletje dan nu maar even aan de kant leggen? Want ik kom hier ook omdat ik benieuwd ben hoe het met je gaat, sinds de vorige keer dat ik je sprak.
Merel:
Oké.
Om het ijs te breken, kan een grapje goed werken. Let daarbij wel op dat je aansluit op de leeftijd van het kind: jonge kinderen vatten je woorden vaak letterlijk op en begrijpen geen ironie. Pubers kunnen grapjes die te kinderachtig zijn meestal niet waarderen. Wees vooral jezelf wanneer je je humor inzet en sluit aan bij het begripsniveau en de belevingswereld van het kind waarmee je praat.
Er mag ook gelachen worden!
Jij:
Hé, daar ben je.
Merel:
*kijkt op telefoon*
Jij:
Gelukkig, je kijkt liever naar je telefoon dan naar mij. Da’s maar goed ook, want ik heb weer eens een bad-hair-day.
Merel:
Ik ook.
Jij:
Ook een bad-hair-day? Vandaar die capuchon?
Merel:
Ja.
Jij:
Haha, nou, hebben wij weer. Ik wou dat ik óók een capuchon had!
Merel:
Tss. Haha.
Jij:
Even serieus: goed je te zien. Met of zonder capuchon. Ik wilde een paar dingen met je overleggen naar aanleiding van de vorige keer. En jij hebt misschien ook nog dingen die je wilt bespreken?
Merel:
Ja, dat het best meevalt.
Jij:
Wat?
Merel:
Jouw bad-hair-day. Daar heb je geen capuchon voor nodig hoor.
Jij:
O! Haha, dank je.
Wanneer je eerst aandacht besteedt aan het maken van contact, kun je een kind al op een laagdrempelige manier actief betrekken bij het gesprek. Dat maakt het gemakkelijker om in gesprek te blijven wanneer het vervolgens over serieuze zaken gaat. Natuurlijk, het kan gebeuren dat kinderen of jongeren later in het gesprek alsnog dichtklappen. Ook op dat moment kan het goed werken om de inhoud even los te laten en opnieuw aandacht te besteden aan het maken van contact.
Als het niet loopt: stap uit de inhoud en ga in contact!
Jij:
En toen, wat gebeurde er precies?
Bobby:
*zwijgt*
Jij:
Wil je me daar iets meer over vertellen?
Bobby:
*zwijgt*
Jij:
Vind je het moeilijk om het hier over te hebben?
Bobby:
Ja.
Jij:
Dat begrijp ik best. En je hoeft ook helemaal niks te vertellen dat je niet wilt vertellen, oké?
Bobby:
Oké.
Jij:
Wat maakt het zo lastig voor je?
Bobby:
Gewoon, ik ga hier echt niet zitten huilen.
Jij:
Dus je voelt er nog steeds heel veel bij, als je terugdenkt aan wat er is gebeurd?
Bobby:
Ja. Was echt… Gewoon zo klote.
Jij:
Ik snap het. Ik vind het zo rot voor je, Bobby, dat je dit moest meemaken.
Bobby:
Ja. Dank je.
Vervolgens is het dan de kunst om wel weer terug te gaan naar de inhoud. Of om in elk geval een poging te doen.
Terug naar de inhoud
Jij:
Ik vroeg je net wat er precies gebeurd is, omdat ik dan straks ook beter met je mee kan denken wat ervoor nodig is om je te helpen. Maar voor jou is het best moeilijk om hierover te praten, merk ik.
Bobby:
Ja.
Jij:
Wat wil jij nu het liefst?
Bobby:
Het liefst wil ik er nooit meer aan denken, maar dat lukt niet.
Jij:
Probeer je dat weleens, om afleiding te zoeken, zodat je er niet steeds aan denkt?
Bobby:
Ja, maar dat helpt niet echt.
Jij:
Hè, dus je hebt er echt last van.
Bobby:
Ja.
Jij:
Weet je Bobby, dan denk ik dat het wel goed is om te kijken hoe we je hierbij kunnen helpen. Maar jij mag zelf kiezen wat je me er wel of niet over vertelt. Of misschien wil je het liever opschrijven dan het nu hardop zeggen.
Bobby:
Kan ik het ook aan je appen?
Jij:
Ja hoor, natuurlijk. Als je dat fijner vindt, dan vind ik dat prima. Denk er anders even over na. En dan merk ik het wel.
Bobby:
Oké.

8.2.2 Steeds weer opnieuw

Bij het opbouwen en houden van vertrouwen geldt dat je er niet komt met het eenmalig toepassen van de handreikingen in dit hoofdstuk. Het gaat er juist om dat je voortdurend en steeds opnieuw aandacht hebt voor al deze punten. Zo ook voor het maken van contact. Elke keer wanneer het gesprek vastloopt, het kind emotioneel wordt of dichtklapt, is het van belang om eerst weer even contact te maken. Ook bij elke nieuwe en volgende ontmoeting: maak contact. Dat hoeft niet altijd door een gesprek te zijn. Wanneer je bijvoorbeeld bij een gezin komt om met de moeder te praten en het kind komt uit school, laat dan merken dat je het kind opmerkt, dat je geïnteresseerd bent in hoe het met hem gaat en dat je nog weet waar je het de vorige keer over hebt gehad. Dat kan met woorden, maar ook non-verbaal, door een knipoog, een blik van verstandhouding of een high five. Het gaat erom dat het kind telkens opnieuw merkt dat hij ertoe doet voor jou en dat je hem ziet.
Soraya: Op de groep waar ik woonde toen ik twaalf/dertien jaar was, had ik een begeleider die ik nooit zal vergeten. Hij was echt persoonlijk, hij lette niet alleen maar op de regeltjes, zoals de anderen. Als ik in het weekend alleen op de groep was, als de andere kinderen naar huis waren, voelde ik me vaak heel alleen. Hij ging dan leuke dingen met me doen, zoals naar de bios of naar het bos en ik mocht soms ook mee naar zijn huis en gezin. Ik mocht bijvoorbeeld een keer mee om hun kittens te aaien, omdat ik zo van katten houd.

8.2.3 De setting van een gesprek als randvoorwaarde voor contact

Als je het initiatief neemt voor een gesprek met een kind over een emotioneel beladen onderwerp of wanneer een kind naar je toe komt met zijn verhaal, is het handig om stil te staan bij de randvoorwaarden voor zo’n gesprek wat betreft tijd, plaats, fysieke positie of opstelling en het soort activiteit waar je eventueel voor kiest tijdens het gesprek. Heb je op dit moment voldoende tijd? Kun je gestoord worden? Wat is een goeie plek om het gesprek te voeren? Wanneer een kind bijvoorbeeld naar je toe komt terwijl er allemaal andere kinderen omheen staan, kun je het kind vertellen dat je graag even de tijd wilt nemen voor zijn verhaal en voorstellen om er daarom op een bepaald tijdstip en op een bepaalde plek met hem op terug te komen. Voor veel kinderen is het erg spannend om te praten over hun thuissituatie, wanneer daar van alles aan de hand is. Een setting waarin je tegenover elkaar moet zitten om te praten is voor een kind erg onnatuurlijk en verhoogt die spanning alleen maar. Als je wilt zitten, kies dan een kindvriendelijke plek, zorg voor wat te tekenen, te kleuren of te bouwen en ga naast of schuin naast het kind zitten, zodat het kind je niet steeds hoeft aan te kijken. Veel kinderen en jongeren vinden het fijn om iets te doen tijdens het praten. Een eind lopen, een klusje of een boodschap doen, een balletje trappen of samen een stuk in de auto. In H. 11 staat meer uitgelegd over hoe je spelen en praten kunt combineren. In elk geval is voldoende rust en aandacht, zowel vanuit jou als vanuit het kind bezien, een voorwaarde voor het maken van contact.
Kim: Zet ons niet in een kantoortje!

8.2.4 Contact maken aan het einde van een gesprek

Gesprekken over emotioneel beladen onderwerpen kosten energie, zowel voor jou als voor het kind. Aan het eind van zo’n gesprek ben jij in je hoofd misschien al bezig met de stappen die je na het gesprek gaat nemen. Vergeet niet om aan het eind van het gesprek ook altijd weer even contact te maken, bijvoorbeeld door reactie te vragen op het gesprek of een grapje of compliment te maken. Een gesprek over pijnlijke zaken kan veel emoties losmaken. Zorg ervoor dat je het kind ‘toedekt’ voordat je het gesprek beëindigt.
Eindig in contact
Jij:
Zo, we hebben een boel besproken, hè?
Luano:
*knikt*
Jij:
Hoe was het voor je om al deze dingen aan mij te vertellen?
Luano:
Ik weet niet, wel goed.
Jij:
Ik zag dat je af en toe tranen in je ogen kreeg toen je aan het vertellen was.
Luano:
Ja.
Jij:
Werd je er verdrietig van?
Luano:
Ja, soms.
Jij:
Dat kan ik me best voorstellen. Hoe voel je je nu?
Luano:
Wel goed. Wel weer rustig.
Jij:
Dat is fijn. Wat ga je zometeen doen, als we hier klaar zijn?
Luano:
Naar huis.
Jij:
En dan?
Luano:
Tv kijken.
Jij:
Even lekker wat afleiding zoeken.
Luano:
Ja.
Jij:
Hé, en als je nou morgen denkt: ik wil er toch nog wat over zeggen of als je je toch weer verdrietig voelt, dan mag je altijd even langskomen om te zien of ik tijd heb, oké?
Luano:
Oké.
Jij:
En als ik op dat moment geen tijd heb, dan maken we gewoon een afspraak.
Luano:
Is goed.
Jij:
Hoe ga je nu naar huis?
Luano:
Wel goed.
Jij:
Oké. Ik vind het dapper, Luano, dat je me hebt verteld hoe het echt met je gaat.
Luano:
Dank je.
Jij:
Ik ga mijn best doen om je te helpen. We spreken elkaar snel weer.
Luano:
Oké.
Jij:
Fijne avond! Ik hoop dat er wat leuks op tv is.
Luano:
Ja, voetbal, Champions League.
Jij:
O ja, natuurlijk. Veel plezier!
Luano:
Doei!

8.3 Transparant en betrouwbaar zijn

Om vertrouwen op te bouwen en te houden, is het essentieel om voortdurend te laten zien dat je te vertrouwen bént. Dat vraagt grote zorgvuldigheid, zowel in interactie met het kind als in wat je vervolgens doet met wat het kind je vertelt. Juist kinderen die geleerd hebben dat ze niet kunnen vertrouwen op onvoorwaardelijke steun en aandacht van volwassenen, hebben steeds opnieuw de bevestiging nodig dat jij hen wél ziet en serieus neemt. Soms is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bijvoorbeeld als je zelf ook helemaal niet weet wat er na dit gesprek precies gaat gebeuren. Of als je iets hebt toegezegd dat later toch niet blijkt te kunnen. Vertrouwen opbouwen kost tijd. Soms is die tijd er niet, omdat je een kind bijvoorbeeld maar één keer ziet. Toch kun je ook dan laten merken dat je de behoeftes en grenzen van het kind serieus neemt, door hier zorgvuldig mee om te gaan. Daarmee kun je een belangrijke voorbeeldrol vervullen, die kan bijdragen aan het opbouwen van vertrouwen in volgende contacten die het kind met (andere) professionals heeft. In deze paragraaf staat beschreven op welke manieren je kunt laten zien dat je betrouwbaar bent, zodat je de kans vergroot dat het kind hierop leert vertrouwen, bij jou en bij anderen.
Uit de praktijk
Ik ben vertrouwenspersoon op een basisschool. Er was een leerling die me dingen vertelde over haar thuissituatie waar ik me ernstig zorgen om maakte. Ik heb de leerling verteld dat ik zou gaan overleggen met Veilig Thuis en ik heb haar beloofd dat er niets zou gebeuren zonder dat ik dat met haar zou bespreken. Maar toen ik met Veilig Thuis belde, ging het ineens heel snel: vanwege de ernst van de situatie schaalden zij direct op naar de Raad voor de Kinderbescherming, die de kinderrechter om een spoeduithuisplaatsing vroeg. Het kind wil me sindsdien niet meer spreken; het vertrouwen is duidelijk geschonden. Van de ouders heb ik ook geen toestemming om nog met hun kind te praten; zij zien mij als schuldige. Ik voel me er verschrikkelijk rot over.

8.3.1 Benoem de aanleiding voor het gesprek

Wanneer je als professional het initiatief neemt voor het gesprek, begin je altijd met het maken van contact. Zoals benoemd in par. 8.2 is het slim om vrij snel over te gaan naar de aanleiding voor het gesprek: wanneer je te lang praat over ditjes en datjes kost dat niet alleen tijd en concentratie van jou en het kind, maar kan het ook onduidelijk worden waar je nu écht voor komt. Zeker als een kind weet of aanvoelt dat je eigenlijk over andere dingen wilt praten, kan die onduidelijkheid al gauw onveilig aanvoelen. Meestal sluit je dan niet meer aan bij de behoefte van het kind op dat moment. Het ‘kletspraatje’ verliest dan zijn functie.
Blijven hangen in een kletspraatje: dat werkt niet!
Jij:
Hoi, jij bent zeker Nicky?
Nicky:
Ja.
Jij:
Dat dacht ik al. Wat een mooi t-shirt heb je aan, Nicky, met dino’s erop!
Nicky:
Ja.
Jij:
Hou je van dino’s?
Nicky:
Ja.
Jij:
Nou, dat kan ik wel zien. Welke dino vind je het mooist?
Nicky:
Die blauwe. Dat is een T-rex.
Jij:
Aha, ik kan wel merken dat je er veel over weet!
Nicky:
Ja.
Jij:
Zijn er nog meer dingen die je leuk vindt?
Nicky:
Ik weet niet.
Jij:
Zit je bijvoorbeeld op voetbal, of heb je nog andere hobby’s?
Nicky:
Ik zit op voetbal.
Jij:
O, wat leuk! Vertel eens, wat vind je zo leuk aan voetbal?
Nicky:
Gewoon, ik vind voetballen gewoon leuk.
Jij:
Dus je vindt voetballen heel leuk. Hoe vaak per week voetbal je?
Nicky:
Ook het overgaan van contact maken naar vragen stellen over de thuissituatie kan onveilig aanvoelen voor een kind: hoezo ineens deze vragen over hoe het thuis gaat? Waar gaat dit gesprek naartoe? Wanneer het initiatief voor het gesprek bij jou als professional ligt, verdient het in de meeste gevallen de voorkeur om transparant te zijn over de aanleiding voor het gesprek. Dus wanneer je kort contact hebt gemaakt en jezelf indien nodig hebt voorgesteld, benoem dan naar het kind wat de reden is dat je met hem wilt praten.
Wees transparant over de aanleiding voor het gesprek
Jij:
Hoi, jij bent zeker Nicky?
Nicky:
Ja.
Jij:
Dat dacht ik al. Wat een mooi t-shirt heb je aan, Nicky, met dino’s erop!
Nicky:
Ja.
Jij:
Hou je van dino’s?
Nicky:
Ja.
Jij:
Nou, dat kan ik wel zien. Welke dino vind je het mooist?
Nicky:
Die blauwe. Dat is een T-Rex.
Jij:
Ja, ik zie het. Mijn zoon houdt ook erg van dino’s. Hij vindt de T-Rex ook het mooist.
Nicky:
Ja, ik ben ook naar een echte T-Rex geweest in een museum.
Jij:
Wat leuk!
Nicky:
Ja.
Jij:
Hé Nicky, ik weet al wel hoe jij heet, maar jij weet denk ik nog niet hoe ik heet?
Nicky:
Nee.
Jij:
Ik ben Karin en ik kom met je praten omdat jouw juf zich zorgen om je maakt. Dat had ze ook aan jou verteld, toch?
Nicky:
Ja.
Jij:
Het is mijn werk om met kinderen te praten als het niet zo goed met ze gaat. Ik denk dan met je mee over hoe het weer beter kan gaan met jou.
Nicky:
O.
Jij:
Jouw juf zei dat je haar hebt verteld over nare dingen die gebeurd zijn.
Nicky:
Ja.
Jij:
Wil je me daar iets over vertellen?
Nicky:
Wat dan?
Jij:
Nou, is er bijvoorbeeld iets gebeurd waar je vaak aan moet denken?
Nicky:
Ja, met mijn stiefvader.
Jij:
Met je stiefvader… Vertel eens?

8.3.2 Ondertitel jezelf

Wanneer je in gesprek bent met een kind, kun je, soms zonder dat je het in de gaten hebt, allebei op een ander spoor terechtkomen. Bijvoorbeeld omdat je iets zegt dat het kind anders opvat dan je het bedoelt of omdat je iets zegt of doet dat voor het kind onveilig voelt.
Leg uit waarom je doet wat je doet
Jij:
Ik schrijf af en toe even iets op, hoor.
Fajah:
Krijgen mijn ouders dat ook te lezen?
Jij:
Nee, hoor. Ik schrijf het op voor mezelf, zodat ik de belangrijkste dingen niet vergeet.
Fajah:
O. Oké.
Wanneer je een kind serieus neemt, betekent dat ook dat je ’m soms in alle eerlijkheid moet teleurstellen. Het kan gebeuren dat een kind bij jouw persoonlijke grens in de buurt komt en er daardoor iets van jouw irritatie doorklinkt in wat je zegt. Juist voor deze kinderen kan jouw irritatie of de grens die je stelt aanvoelen als een afwijzing. Om ervoor te zorgen dat een kind zich veilig blijft voelen, ook wanneer je ’m iets te vertellen hebt dat niet leuk is of wanneer je iets doet of zegt dat het kind niet begrijpt, is het van belang om jezelf regelmatig te ‘ondertitelen’. Zelf weet je als geen ander wat jouw intenties zijn, maar voor een kind zijn die lang niet altijd duidelijk. Juist niet wanneer het gaat om emotioneel beladen zaken. Dan zal een kind jouw uitleg, feedback of gedrag vaak negatiever opvatten dan jij het bedoelt.
Ondertitel je intenties
Jij:
Ik ga dit bespreken met Lieke, jouw jeugdbeschermer.
Aimee:
Waarom?! Zie je wel, jij bent ook al niet te vertrouwen.
Jij:
Ik vertel het je juist, omdat ik geen dingen achter je rug om wil doen.
Aimee:
Maar ik wil het niet! Zij bemoeit zich overal mee, terwijl ik haar nooit zie. Ze heeft hier niks mee te maken!
Jij:
Ik snap dat het heel frustrerend voor je is dat er zo veel mensen zijn die iets over je te zeggen hebben, terwijl jij juist behoefte hebt aan meer vrijheid.
Aimee:
Ik kan heus wel zelf bepalen met wie ik omga en met wie niet.
Jij:
Zal ik je uitleggen wat de reden is dat ik dit met Lieke wil bespreken?
Aimee:
Als het een goeie reden is, anders niet.
Jij:
Daar kom je alleen maar achter als je het me even laat uitleggen. *knipoog*
Aimee:
Nou, dat moet dan maar.
Jij:
Allereerst, Aimee: ik doe dit niet om je dwars te zitten. Ik doe dit juist omdat ik zo graag wil dat het beter met je gaat.
Aimee:
Het gaat goed met mij hoor!
Jij:
Uit wat je me net vertelde, krijg ik de indruk van niet.
Aimee:
Hoezo?
Jij:
Je vertelt me net dat je weer contact hebt met je ex-vriendje, die jou een tijd geleden zo in de problemen heeft gebracht.
Aimee:
Hij is veranderd! Dat heb ik je óók gezegd!
Jij:
Ja, dat heb ik je horen zeggen inderdaad.
Aimee:
Het is echt waar!! Waarom vertrouwt niemand mij?!
Jij:
Luister Aimee, het gaat er niet om dat ik jou niet vertrouw. Het gaat erom, hoe moeilijk dat ook voor je is, dat ik je ex-vriendje niet vertrouw.
Aimee:
Ook niet als hij zegt dat hij zijn leven gebeterd heeft?
Jij:
Nee, in dit geval niet.
Aimee:
Waarom niet?
Jij:
Omdat het nogal ernstig is wat er eerder gebeurd is. Hij heeft je gedwongen om seks te hebben met mannen, voor geld. Dat is niet niks.
Aimee:
Toen had hij geldproblemen, nu niet meer. Hij zegt dat hij me nooit meer zoiets zou aandoen.
Jij:
Ik heb gezien hoe slecht het met je ging een tijd geleden. En dat wil ik niet meer voor jou. Dat is de reden dat ik hierover met Lieke wil praten. Niet om je zomaar vanalles te verbieden, maar om te bespreken hoe we ervoor kunnen zorgen dat jij veilig blijft.
Aimee:
Ik zit hier toch veilig?
Jij:
Ik merk dat je hier boos over blijft.
Aimee:
Ja, vind je het gek?
Jij:
Snap je dat jouw veiligheid voor mij het allerbelangrijkste is? Dat ik wil dat het goed met je gaat? En dat ik er niet aan moet denken dat je er over een paar weken weer net zo bij zit als een paar maanden geleden?
Aimee:
Ja, dat snap ik op zich wel.
Jij:
Maar?
Aimee:
Ik haat het gewoon dat iedereen zich altijd met mij bemoeit.
Jij:
Dat snap ik. Dat lijkt me ook heel vervelend, als je het gevoel hebt dat je alles moet overleggen en bijna niks zelf kunt bepalen, terwijl je al 15 bent.
Aimee:
Ja. Dat dus. Denk je dat mijn vriendinnen thuis alles overleggen? Echt niet!
Jij:
Schaam je je ervoor dat jij dat wel moet?
Aimee:
Nee, ik vind het gewoon niet eerlijk.
Jij:
Ik vind het ook niet eerlijk, Aimee, dat jij al zo veel hebt meegemaakt waardoor dit nu nodig is. Daar mag je best boos en verdrietig om zijn.
Aimee:
Oké en nu moet ik huilen, bedankt.
Jij:
Geeft niks. Huilen lucht op.

8.3.3 Geef antwoord op vragen

Bij transparant zijn hoort ook dat je niet om de hete brij heen draait en informatie geeft waar het kind behoefte aan heeft. Als hulpverlener ben je vaak gewend om vooral veel vragen te stellen, ook wanneer een kind jou een vraag stelt: waar komt deze vraag vandaan, hoe kijkt het kind er zelf tegenaan, wat lijkt het kind een goede oplossing? Dit kunnen inderdaad relevante wedervragen zijn. Een valkuil is echter om vooral vragen terug te stellen, terwijl een kind soms gewoon op zoek is naar een concreet antwoord van jou. Wanneer een kind een voor hem belangrijke vraag in zijn hoofd heeft, is het niet goed in staat om te luisteren naar jouw vraag, laat staan om er rustig over na te denken. Je helpt het kind én het gesprek dan juist verder door ‘gewoon’ een kort en concreet antwoord te geven op de vraag die het kind heeft, terwijl je de emotie achter de vraag erkent. Uiteraard stem je je uitleg af op het begripsniveau van het kind. Daarna kun je uiteraard altijd nog doorvragen en je uitleg verder concretiseren.
Heeft het kind een concrete vraag? Geef dan gewoon antwoord
Dalil:
Wat is OTS?
Jij:
Hoorde je me dat daarstraks zeggen aan de telefoon?
Dalil:
Ja.
Jij:
OTS is een afkorting voor ondertoezichtstelling. Heb je daar weleens van gehoord?
Dalil:
Nee.
Jij:
Dat wil zeggen dat er iemand mee gaat kijken met ouders, om ervoor te zorgen dat het beter gaat in het gezin.
Dalil:
Maar komt er dan nu iemand de hele tijd bij ons thuis meekijken??
Jij:
Nee. In jouw geval betekent het dat er vanaf nu altijd iemand bij is als je je vader ziet.
Dalil:
Waarom?
Jij:
Dat is om ervoor te zorgen dat het goed gaat en rustig blijft als je met je vader bent.
Dalil:
Hm. Oké.
Jij:
Wat vind je daarvan?
Soms zijn vragen ingewikkeld om te beantwoorden. Bijvoorbeeld wanneer je bang bent om met het antwoord kinderen te kwetsen of zelfs te beschadigen.
Uit de praktijk
Ik was als jeugdbeschermer betrokken bij een uithuisplaatsing. Die verliep heel hectisch en ging met veel trammelant gepaard. Toen ik uiteindelijk wegreed met drie kinderen op de achterbank, vroeg één van de kinderen: ‘Waarom moeten wij met jou mee?’ Op dat moment zat ik met mijn mond vol tanden. De adrenaline gierde nog door m’n lijf. Ik wist dat de kinderen best in de gaten hebben dat er dingen niet goed gaan thuis. Maar ook dat ze niet weten dat hun moeder al twee suïcidepogingen heeft gedaan, terwijl dat wel een belangrijke reden was voor de uithuisplaatsing. Moest ik nu degene zijn die de kinderen vertelt dat hun moeder niet meer wil leven? Ik wilde hen niet nog eens extra belasten. Aan de andere kant krijgen kinderen vaak meer mee dan wij denken, dus helemaal geen informatie geven kon ook niet. Ik heb ze op dat moment geen antwoord gegeven. Ik kon gewoon niet op de juiste woorden komen. Daar schaam ik me nog steeds voor.

8.3.4 Wees eerlijk

Transparant zijn betekent niet dat je altijd alle details moet vertellen. Je hoeft een kind niet te belasten met volwassen problemen. Aan de andere kant wil je het kind niet in het ongewisse laten over zaken die hem aangaan en waar hij wel degelijk wat van meekrijgt. Niets is immers zo onveilig als niet weten hoe het zit. Kinderen vullen dan met hun fantasie in wat er aan de hand kan zijn. Niet zelden is die fantasie nog veel dramatischer dan de werkelijkheid. Zorg er dus voor dat de fantasie van een kind niet op hol kan slaan en geef eerlijke informatie. Als je een kind moet vertellen dat hij niet meer thuis kan wonen, zul je hem ook iets moeten uitleggen over waarom dat zo is. Hoe ouder het kind, hoe meer je daar doorgaans over uitlegt. En ook: hoe ouder het kind, hoe meer vragen het daarover heeft. Als jij ze niet beantwoordt, wie beantwoordt ze dan wel?
Geef eerlijke info op het niveau van het kind
Nadia:
Waarom moeten we met jou mee?
Jij:
Ik breng jullie naar jullie oma.
Nadia:
Gaan we daar logeren?
Jij:
Voorlopig wel.
Nadia:
Hoelang dan?
Jij:
Dat weet ik nog niet.
Nadia:
Waarom mogen we niet bij mama blijven?
Jij:
Dat zal ik proberen uit te leggen. Merken jullie weleens dat mama het moeilijk heeft?
Nadia:
Ja, want ze ligt steeds maar in bed en ze moet best vaak huilen.
Jij:
Precies. En daarom kan ze nu niet goed voor jullie zorgen.
Nadia:
Blijft mama nu helemaal alleen?
Jij:
Er zijn andere mensen die mama gaan helpen. En oma zorgt voorlopig voor jullie.
Nadia:
Weet oma dat we komen?
Jij:
Ja, ik heb met oma afgesproken dat ik jullie kom brengen.
Nadia:
O.
Soms zijn vragen moeilijk te beantwoorden omdat je het antwoord zelf ook niet precies weet. Ook dan is het beter om dat gewoon te zeggen dan om de vraag niet te beantwoorden. Wanneer je eerlijk bent over wat je niet weet, laat je zien dat je het kind en zijn vragen serieus neemt en tegelijkertijd (ook maar) een mens bent.
Zeg het gewoon als je iets niet weet
Tirza:
Krijg ik later ook psychoses, net als mama?
Jij:
Da’s een goeie vraag, Tirza. Dat weet ik niet. Er zijn kinderen bij wie dat later inderdaad ook gebeurt, maar er zijn ook kinderen bij wie dat niet gebeurt. Dat weten we niet van tevoren.
Tirza:
O. Dus misschien krijg ik het later ook en misschien niet?
Jij:
Klopt. Hoe vind je dat om te horen?
Tirza:
Nou weet ik het dus eigenlijk nog steeds niet.
Jij:
Nee. We weten wel dat het kan helpen als je op tijd hulp krijgt bij je problemen, zoals jij nu. Bij jouw moeder is het anders gegaan. Die heeft als kind hele nare dingen meegemaakt, maar daar heeft ze nooit met iemand over kunnen praten.
Tirza:
Dus omdat ik dat wel kan, krijg ik later geen psychoses?
Jij:
Nou, het is zo dat de kans kleiner wordt. Maar het kan nog steeds gebeuren. En het kan dus ook zo zijn dat het niet gebeurt. Lastig hè, dat we dat gewoon niet weten?
Tirza:
Ja.
Jij:
Maak je je er zorgen om?
Tirza:
Soms.
Jij:
Vertel eens?
Wat en hoe je iets precies zegt, hangt af van de leeftijd van het kind en van wat het kind op dat moment aankan. Maar met informatie verdraaien of weghouden, kun je het kind ongewild bevestigen in het idee dat volwassenen niet te vertrouwen zijn en dat er niemand is die het kind serieus neemt. Wees dus altijd zo transparant mogelijk.
Marit: Het maakt me niet uit als ik niet direct mijn zin krijg, als ik maar uitleg krijg waarom dat niet kan. Dan snap ik het tenminste en voel ik me serieus genomen.

8.3.5 Doe wat je zegt

We vragen veel van kinderen wanneer we ze vragen om ons te vertrouwen. Zeker wanneer kinderen ervaren hebben dat volwassenen niet zonder meer te vertrouwen zijn, zul je extra je best moeten doen om hun vertrouwen te winnen. Dat vraagt soms tijd en altijd grote zorgvuldigheid. Als je wilt dat een kind je vertrouwt, laat dan niet alleen in woorden, maar juist in je acties voortdurend zien dat je betrouwbaar bent. Kom je afspraken na en beloof dus ook alleen dingen die je kunt nakomen.
Jeroen: Op school had ik een hele goede leerlingbegeleider. Die man heeft zo veel voor mij betekend! Hij heeft heel veel geluisterd. Als ik me niet goed voelde, kon ik altijd bij hem terecht. Ik vertrouwde bijna niemand, maar hij bleef het proberen. Ik ging zien dat ik van hem op aan kon: alles wat hij zei maakte hij waar. Hij beloofde nooit iets dat hij niet nakwam. Uiteindelijk heeft hij ervoor gezorgd dat ik uit huis kon.
Soms heb je alles zorgvuldig doorgesproken met een kind en loopt het ineens toch anders dan verwacht. Dat kan ten koste gaan van de vertrouwensrelatie tussen jou en het kind. Geschaad vertrouwen is niet gemakkelijk te herstellen. Toch is het de moeite waard om een poging te wagen. Daarvoor is het allereerst nodig dat je eerlijk bent naar jezelf: Wat is er gebeurd waardoor het niet lukte om je belofte na te komen? Wat was jouw rol daarin? Hoe voel je je daarover? Wat zou je tegen het kind willen zeggen? Wanneer je vertrouwen wilt herstellen is het belangrijk dat je je eigen aandeel eerlijk durft te benoemen.
Kom erop terug als het anders loopt
Jij:
Het ging vorige week helemaal anders dan ik je had verteld, hè? Ik wil daar graag nog iets over tegen je zeggen.
Thies:
Ja. Oké.
Jij:
Ik voel me er echt rot over, want ik weet hoe spannend het voor je was om aan me te vertellen hoe het thuis gaat.
Thies:
Jij:
En als ik je iets beloof, wil ik dat natuurlijk nakomen!
Thies:
Je had beloofd dat je alles met mij zou overleggen. En toen kwamen ze me ineens die avond ophalen.
Jij:
Klopt. Het ging ineens heel snel: toen ik ging overleggen met de mensen over wie ik je verteld had, vonden ze dat er meteen iets moest gebeuren. En toen kon ik niet meer met jou bespreken hoe het verder zou gaan.
Thies:
Je had het beloofd!
Jij:
Dat klopt. En dat had ik dus niet moeten beloven aan jou. Daar wil ik graag sorry voor zeggen.
Wanneer je terugkomt op eerdere vergissingen, geeft dat geen garantie op het herstel van het vertrouwen. Accepteer altijd de reactie van het kind, ook als er geen of een negatieve reactie komt. Misschien ben je voor het kind al ‘op de grote hoop van mensen die niet te vertrouwen zijn’ beland. Misschien verandert dat nog, omdat jij het lef had om erop terug te komen. Of omdat je vanaf nu extra je best doet om te laten zien dat er ook volwassenen zijn die je wél kunt vertrouwen.
Coen: Betrouwbaar zijn is het allerbelangrijkste. Als je dit verpest, dan kan je het net zo goed opgeven. Het kind heeft weer vertrouwen nodig in de mensheid.
Het is natuurlijk het fijnst wanneer je dit soort situaties kunt voorkomen. Bedenk je dus bij elke belofte die je doet hoe zeker je weet of je deze kunt nakomen. Twijfel je daarover, doe dan een ándere belofte. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga overleggen met iemand van Veilig Thuis. De mensen die daar werken weten veel over hoe je ouders en kinderen kunt helpen als het thuis niet goed gaat. Daarna hoor je van mij óf van die meneer of mevrouw wat we hebben afgesproken.’ Soms is het kwaad echter al geschied. Ook dan kun je laten zien dat je wel degelijk betrouwbaar bent, door er eerlijk over in gesprek te gaan met het kind.

8.3.6 Geef regie én kaders

Wanneer er vanalles gebeurt waar je als kind geen invloed op hebt, kan dat overweldigend zijn. In zo’n situatie bewijs je een kind een grote dienst wanneer je hem waar mogelijk regie geeft over wat er gebeurt. Het is echter nu eenmaal zo dat een kind nooit alles zelf kan bepalen. Bij het geven van regie hoort dus ook het schetsen van heldere kaders: waar heeft het kind invloed op en waarop niet? Welke dingen zijn een gepasseerd station of worden bepaald door ouders, hulpverleners of eventueel politie? Waarover heeft – binnen die kaders – het kind wél zeggenschap? Misschien bepaal jij bijvoorbeeld dat er een gesprek met de ouders moet plaatsvinden, maar heeft het kind invloed op welke details wel en niet met de ouders worden gedeeld of kan de timing van een gesprek mede afhangen van wat het kind wil (ná de balletvoorstelling of tijdens dat ik uit logeren ben). Overleg zo veel mogelijk met het kind, terwijl je helder bent over de ruimte die het kind wel en niet heeft.

8.4 Emoties accepteren

Kinderen die onveilig opgroeien, voelen zich vaak heel alleen. Ze ervaren allerlei emoties die ze meestal niet of nauwelijks (kunnen) delen met leeftijdsgenoten en volwassenen. De complexiteit van al deze emoties kan verwarrend zijn voor kinderen. Hoe kan het dat je zielsveel houdt van je moeder, terwijl je op sommige momenten doodsbang voor haar bent? Mag je méér houden van je ene ouder dan van de andere? Of: mag je evenveel van allebei je ouders houden, terwijl ze elkaar (en jou) zo veel pijn doen? Als je zou vertellen hoe je je voelt, zouden anderen je dan wel geloven? Als je vertelt hoe zwaar je het hebt, mag je dan nog wel thuis blijven wonen? Hoe kan een ander begrijpen wat je voelt als je het zelf niet eens goed begrijpt?
Mariska: De schoolmaatschappelijk werker zei altijd dat ik zo’n vrolijk veerkrachtig meisje was, terwijl ik ondertussen helemaal stuk ging aan de slapeloze nachten en de PTSS klachten. Ik voelde me ongelooflijk ongezien en in de steek gelaten door iedereen.
Kinderen die nare dingen meemaken, reageren daar niet allemaal hetzelfde op. Het is goed om je te realiseren dat de emoties en de intensiteit ervan per kind enorm kunnen verschillen. Van jou als professional vraagt dat vooral een accepterende houding: elke emotie mag er zijn. Dat kan soms een uitdaging zijn, bijvoorbeeld wanneer emoties heftig zijn of moeilijk te verdragen voor jou of wanneer een kind zich anders voelt of anders uit dan je zou verwachten.
Ter illustratie
  • Chelsea die verteld heeft over het seksueel misbruik door haar vader en erachteraan zegt: ‘Maar hij is óók heel lief, hoor’
  • Mohammed die zegt: ‘Maar ik ben ook best wel lastig, hoor. Dus ik had het wel verdiend’
  • Annelie die zegt: ‘Ik wou dat m’n vader dood was’
  • Jennifer die niet kan ophouden met huilen
  • Timo die zich schuldig voelt omdat hij zijn familie verraden heeft, nu hij aan jou heeft verteld hoe het thuis gaat
Soms laten kinderen een emotie zien die je misschien niet terecht vindt, bijvoorbeeld wanneer een kind zich schuldig voelt, terwijl hij dat in jouw optiek niet is.
Ruimte geven voor schuldgevoel en (daarna) ‘ontschuldigen’
Kevin:
Het kwam door mij dat papa zo boos werd.
Jij:
Leg eens uit?
Kevin:
Ik had niet geluisterd. Ik moest m’n kamer opruimen en dat had ik niet gedaan.
Jij:
En toen?
Kevin:
En toen werd hij heel kwaad en toen ging hij schreeuwen en mama ging terugschreeuwen en toen sloeg hij haar dus zo hard, dat ze op de grond viel.
Jij:
Het klinkt alsof je denkt dat het jouw schuld is dat papa zo kwaad werd op mama.
Kevin:
Ja, want als ik mijn kamer had opgeruimd, was hij nooit zo kwaad geworden.
Jij:
Dus jij denkt dat als je wél had geluisterd, dat ze dan niet zo’n erge ruzie hadden gekregen?
Kevin:
Ja.
Jij:
Oh Kevin, dat moet echt een rotgevoel zijn, dat je denkt dat het door jou kwam dat papa zo boos werd op mama.
Kevin:
Ja.
Jij:
Maar weet je wat ik denk?
Kevin:
Nee.
Jij:
Ik denk dat papa dan misschien wel om iets anders boos was geworden. En weet je, iedereen mag natuurlijk weleens boos worden, maar niet zó kwaad dat je andere mensen gaat slaan.
Kevin:
Als papa kwaad is, dan slaat hij mama altijd.
Jij:
Ja, en dat is niet jouw schuld, Kevin. Ook niet als jij niet geluisterd hebt naar papa.
Kevin:
Maar als ik mijn kamer had opgeruimd, was hij nooit zo kwaad geworden.
Jij:
Soms doen kinderen dingen waar ouders boos om worden. Maar als grote mensen té boos worden, zo boos dat ze iemand pijn doen, dan komt dat niet door die kinderen, maar door henzelf. Dan moeten ze leren om anders boos te worden, zonder slaan bijvoorbeeld.
Kevin:
Dus dan moet papa dat ook leren. Boos worden zonder te slaan.
Jij:
Ja, precies.
Soms zou je een emotie het liefst wegnemen, omdat je het zo moeilijk vindt om te zien dat het kind er zo onder gebukt gaat. Soms zie je helemaal geen emotie bij een kind, terwijl je die wel zou verwachten. Sommige emoties begrijp je misschien gewoonweg niet, omdat jij er vanuit jouw referentiekader heel anders naar kijkt. In al deze gevallen ligt het op de loer om emoties te willen ‘wegpoetsen’, kleiner of soms juist groter te maken dan ze voor het kind zijn. Juist dan is het van belang om de emotie er te laten zijn zoals die is. Voeg er niets aan toe en doe er niets aan af. Wees benieuwd naar het verhaal erachter. Alleen op die manier kun je er voor zorgen dat het kind zich minder alleen voelt met wat hij doormaakt.
Kim: Ik had een afspraak met mezelf. Een test. Als ik die zelfmoord overleef, mag ik geloven dat ik niet een of ander meisje ben die je mag verkrachten. Mag ik geloven dat ik er mag zijn. Dan ben ik mijn eigen leven waard. Ik had niet verder gekund als ik het niet had gedaan.

8.5 Grenzen respecteren

Los van de professionele taak die je hebt in gesprekken met kinderen, is het van belang om het kind in zijn waarde te laten en niet méér te belasten dan nodig is. Als een kind gemakkelijk vertelt, geef het dan vooral de kans om zijn verhaal te doen. Als het kind het moeilijk vindt om te praten, help hem dan door aan te sluiten bij zijn behoeftes. Soms heeft een kind bijvoorbeeld eerst wat informatie of geruststelling nodig. Soms helpt het om even te spelen of te bewegen. Bij het opbouwen en houden van vertrouwen is het essentieel dat je het kind zo veel mogelijk volgt in zijn behoeftes en grenzen. Dat wil niet zeggen dat je altijd moet of kunt doen wat het kind wil, maar wel dat je sensitief reageert op wat het kind aangeeft. Veel kinderen zullen niet zozeer in woorden, maar vaker in gedrag laten zien dat hun grens is bereikt. Bijvoorbeeld door niets meer te zeggen of juist heel veel vragen te gaan stellen, boos te worden of weg te rennen. Op die momenten komt het erop aan dat je als professional je menselijke kant laat zien en je voelsprieten aanzet voor signalen die het kind uitzendt.
Kim: Ik heb geluk gehad dat ik in het ziekenhuis terecht kwam door de suïcidepoging. Wel pas toen ik 17 was, maar dat zorgde er wel voor dat ik direct werd opgenomen en hulp kreeg. Ik weet zeker dat het anders veel langer had geduurd, want ik wilde geen hulp vanuit de GGZ, alleen vanuit de maatschappelijk werker. Ik heb enorm geluk gehad dat deze maatschappelijk werker zich niet strikt aan de regels hield en mij alsnog liet komen voor gesprekken. Ze wist dat ik niet naar de GGZ zou gaan. De suïcidepoging heeft ze daarmee niet kunnen voorkomen maar ik had in ieder geval wel het gevoel dat er iemand naar mij omkeek.

8.5.1 Geef het goede voorbeeld

Er zijn meerdere redenen waarom het respecteren van grenzen zo belangrijk is. Allereerst is het voor veel van deze kinderen niet vanzelfsprekend dat hun grenzen ertoe doen. Vaak hebben ze deze daardoor ook niet goed leren aanvoelen, laat staan leren aangeven aan een ander. Als professional kun je daarin een belangrijke voorbeeldrol vervullen. Op die manier krijgt het kind de gelegenheid om te ervaren dat er óók mensen zijn die zorgvuldig omgaan met zijn grenzen en behoeftes. Bovendien geef je het kind daarmee de boodschap dat het de eigen grenzen en behoeftes serieus mag nemen.
Coen: Als je grenzen niet respecteert, verpest je het vertrouwen.

8.5.2 Stop als het genoeg is

Veel kinderen vinden het moeilijk om hun grenzen aan te geven. En het is niet altijd duidelijk of een kind écht niet verder wil praten of dat het juist wat ondersteuning nodig heeft om zijn verhaal wél te kunnen doen.
Wees alert op stopsignalen
Enzio:
Jij:
Ik merk dat je steeds minder terugzegt. Vind je het moeilijk om hierover te praten?
Enzio:
*knikt*
Jij:
Dat begrijp ik best. Ik zie aan je dat je er verdrietig van wordt.
Enzio:
Jij:
Je mag best huilen hoor, Enzio.
Enzio:
Jij:
Vind je het zo spannend om hierover te praten?
Enzio:
*knikt*
Jij:
Dat geeft helemaal niks. Het zijn ook geen leuke dingen, waar we nu over praten, hè?
Enzio:
*schudt nee*
Jij:
Zullen we anders even lekker naar buiten gaan? Even voetballen of iets anders?
Enzio:
Voetballen.
Jij:
Voetballen? Goed idee.
Enzio:
*staat op*
Jij:
Hé en weet je wat? We kunnen hier altijd straks of een andere keer over verder praten. Maar als je dat niet wilt, dan hoeft dat niet, oké?
Enzio:
Oké.
Jij:
Kom! Wie het eerst buiten is!
Wanneer een kind niet verder wil praten, of niet met jou, niet over dit onderwerp of niet op dit moment, respecteer dat dan. Zwijgen kan een belangrijke beschermende functie hebben voor het kind. Bijvoorbeeld omdat praten het gevaar verder vergroot of omdat de gebeurtenissen te traumatisch zijn om over te kunnen praten.
Tji: Ik deel mijn verhaal in kleine stapjes. In één keer lukt niet, omdat het zo groot is voor me. Mijn zorgcoördinator nam de tijd. Ze ging niet gelijk alles vragen. Als ik zei: “Ik weet het niet”, zei ze: “Oké, als je er nog eens over verder wil praten, kan dat”.

8.5.3 Dwing niet tot praten

Het is goed om je te realiseren dat je een kind onbedoeld verder kunt beschadigen wanneer je het dwingt tot praten. Ook de politie zal een kind nooit forceren om te vertellen wanneer het dat niet wil: daarmee wordt het verhaal van het kind minder betrouwbaar. Een kind zal bijvoorbeeld eerder een sociaal wenselijk antwoord geven om er vanaf te zijn. Kinderen in onveilige thuissituaties hebben al zo weinig regie over wat er gebeurt. Des te belangrijker is het dus dat jij daar als professional wat ruimte in creëert. Een goede vuistregel is: het kind blijft de baas over wat hij, wanneer én aan wie, vertelt.
Marit: De tips uit dit hoofdstuk zouden de belangrijkste punten moeten zijn die sociale professionals op de opleiding aangeleerd krijgen (en uit ervaring weet ik dat dit te weinig benadrukt wordt). Ik vind dat mensen altijd op die manier met elkaar om moeten gaan, dus een hulpverlener al helemaal.

Onze productaanbevelingen

BSL - Basisacademy Social Work

BSL Psychologie Totaal

Met BSL Psychologie Totaal blijf je als professional steeds op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen binnen jouw vak. Met het online abonnement heb je toegang tot een groot aantal boeken, protocollen, vaktijdschriften en e-learnings op het gebied van psychologie en psychiatrie. Zo kun je op je gemak en wanneer het jou het beste uitkomt verdiepen in jouw vakgebied.

BSL e-book collectie GGZ

Toon meer producten
Metagegevens
Titel
Vertrouwen opbouwen en houden
Auteur
Marike van Gemert
Copyright
2019
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1436-2_8