Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

16. Veelvoorkomende klachten

Auteurs : prof.dr. J.W.M van der Meer, prof.dr. J. van der Meer, dr. G. Linthorst, dr. C.T. Postma, prof.dr. D. Blockmans

Gepubliceerd in: Anamnese en lichamelijk onderzoek

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

  • In dit hoofdstuk worden veelvoorkomende klachten besproken die voor de patiënt of huisarts reden zijn voor verwijzing naar een afdeling voor inwendige geneeskunde. Per klacht wordt een lijst van mogelijke oorzaken vermeld. Om hieruit de waarschijnlijkste diagnose(s) te kiezen of de aandoening die niet gemist mag worden, volgen aandachtspunten voor anamnese en lichamelijk onderzoek die voor deze keuze van belang zijn (zie paragraaf Inleiding).
  • Moeheid. Deze aspecifieke klacht kan veel oorzaken hebben. Een zorgvuldige anamnese met speciale aandacht voor psychosociale factoren is van groot belang (SCEGS). Bij het lichamelijk onderzoek moet op een groot aantal mogelijke afwijkingen worden gelet, zoals die voorkomen bij endocriene, cardiovasculaire, hematologische en veel andere aandoeningen (zie paragraaf Moeheid).
  • Gewichtsverlies. Oorzaken zijn: verminderde inname van voedsel, verminderde opname door de darm, verhoogd verbruik (katabolie) en verlies van calorieën (zie paragraaf Gewichtsverlies).
  • Gewichtstoename. Obesitas is de waarschijnlijkste oorzaak indien oedeem is uitgesloten (zie paragraaf Gewichtstoename).
  • Koorts. Verreweg de meest voorkomende oorzaak is infectie. Acute bacteriële infecties beginnen vaak met koude rillingen. Speciaal moet worden gevraagd naar contact met zieke mensen en dieren, naar het gebruik van medicamenten en naar bezoek aan de (sub)tropen. Koorts moet niet worden verward met hyperthermie (zie paragraaf Koorts).
  • Jeuk. Als een huidaandoening niet de oorzaak is van jeuk, komen verschillende interne aandoeningen in aanmerking, zoals leverziekten, endocriene ziekten en maligniteiten (zie paragraaf Jeuk).
  • Dorst en polyurie. Dorst ontstaat wanneer de osmolariteit van het bloedplasma stijgt (hypernatriëmie en hyperglykemie) en bij verminderd hartminuutvolume.
    Oorzaken van polyurie (diurese 3 liter per dag of meer) zijn polydipsie, diabetes mellitus, diabetes insipidus en diverse nieraandoeningen (zie paragraaf Dorst en polyurie).
  • Verhoogde bloedingsneiging. Frequente oorzaken zijn stollingsstoornissen en trombocytaire aandoeningen. De (familie)anamnese kan aanwijzingen geven of de afwijking aangeboren dan wel verworven is. Palpabele purpura zijn een teken van vasculitis (zie paragraaf Verhoogde bloedingsneiging).
  • Verwijzing wegens anemie. Moeheid moet niet zonder meer worden toegeschreven aan een wat verlaagd hemoglobinegehalte. Bij ijzergebreksanemie zonder duidelijke verklaring moet altijd verder worden gezocht (zie paragraaf Verwijzing wegens anemie).
  • Zwelling in de hals. Een lymfeklier die groter is dan 1 cm en binnen vier weken niet kleiner wordt, moet altijd aanleiding geven tot verder onderzoek. Oorzaken van een struma zijn hypertrofie, ontsteking en tumor (meestal benigne, soms maligne) (zie paragraaf Zwelling in de hals).
  • Pijn op de borst. Aandoeningen in de buik kunnen pijn in de borst geven, en omgekeerd. Bij acute pijn moet niet alleen worden gedacht aan een hartinfarct, maar ook aan longembolie en aortadissectie (zie paragraaf Pijn op de borst).
  • Dyspneu. Benauwdheid is vaak iets anders dan dyspneu. De oorzaak van dyspneu kan gelegen zijn in de luchtwegen of longen. Andere mogelijke oorzaken zijn hartfalen, verminderde ademexcursies, een stoornis van het ademhalingscentrum of een stoornis in het zuurstoftransport. De oorzaak kan ook psychisch van aard zijn (zie paragraaf Dyspneu).
  • Dikke voeten/enkeloedeem. Bij oedeem aan beide benen is meting van de centraalveneuze druk van belang (zie paragraaf Dikke voeten/enkeloedeem).
  • Hartkloppingen. Hartkloppingen zijn niet altijd toe te schrijven aan een tachycardie.
    Zoek bij een irregulair hartritme altijd naar een grondritme. Is dit afwezig en is het ritme totaal irregulair, dan is boezemfibrilleren de waarschijnlijkste diagnose (zie paragraaf Hartkloppingen).
  • Pijn in de benen. Oorzaken zijn: aandoeningen in de arteriën, venen, gewrichten of het bot, spieren, zenuwen (zie paragraaf Pijn in de benen).
  • Verwijzing wegens hypertensie. Hypertensie geeft pas klachten bij ernstige orgaanschade. Bij hypertensie moeten altijd de volgende vragen gesteld worden (zie paragraaf Verwijzing wegens hypertensie):
    • Is er schade aan het hart, de ogen en de nieren?
    • Zijn er andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten?
    • Wordt de hypertensie door een andere aandoening veroorzaakt?
  • Hoesten. Wanneer een roker meldt dat hij meer hoest dan tevoren: altijd aan longcarcinoom denken (zie paragraaf Hoesten)!
  • Hemoptoë. Hemoptoë is altijd een indicatie voor verder onderzoek. Mogelijke oorzaken zijn: een infectie, vasculitis, een tumor, een longinfarct, longstuwing, verminderde hemostase (zie paragraaf Hemoptoë).
  • Slik- en passageklachten. Een gestoorde passage van vast voedsel, vermagering en hoestbuien zijn symptomen van oesofaguscarcinoom (zie paragraaf Slik- en passageklachten).
  • Misselijkheid en braken. Deze klachten kunnen ook worden veroorzaakt door niet-abdominale aandoeningen. Een volledige anamnese is dan ook van belang (zie paragraaf Misselijkheid en braken).
  • Buikpijn. Viscerale pijn, zoals deze bij beginnende appendicitis voorkomt, wordt vaak op een andere plaats gevoeld dan de locatie van het aangedane orgaan. Pariëtale pijn is meestal direct boven het ontstoken peritoneum gelokaliseerd. Kolieken worden gekenmerkt door pijn die in vlagen op en neer gaat, bewegingsdrang, misselijkheid en braken. Tekenen van een zogenoemde acute buik zijn hevige acute buikpijn en peritoneale prikkeling; dit is altijd een indicatie voor overleg met een chirurg (zie paragraaf Buikpijn).
  • Obstipatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen acute en chronische obstipatie. Bij obstipatie als nieuwe klacht met daarbij bloedverlies bij de ontlasting: altijd een coloncarcinoom overwegen (zie paragraaf Obstipatie).
  • Diarree. Bij acute diarree is de oorzaak meestal infectieus. Typische steatorroe is een volumineuze, brijachtige, vettige en lichtgekleurde (gele tot grijze) ontlasting, die ‘aan de pot plakt’. Osmotische diarree stopt als de patiënt niet eet (zie paragraaf Diarree).
  • Haematemesis en melaena. De frequentste oorzaak van haematemesis (circa 50% van de gevallen) is een bloedend ulcus pepticum. Hevig braken gevolgd door haematemesis wijst op een scheur in het slijmvlies op de overgang van de slokdarm naar de maag. Bij een patiënt met een aortabroekprothese en een tractus-digestivusbloeding moet allereerst een aortoduodenale fistel worden overwogen (zie paragraaf Haematemesis en melaena).
  • Rectaal bloedverlies. Een veranderd defecatiepatroon, bloed bij de ontlasting, loze aandrang en potloodfeces zijn tekenen van een carcinoom in de linkerhelft van het colon. Een carcinoom in het rechtergedeelte van het colon kan chronisch sijpelen en tot een soms ernstige ijzergebreksanemie leiden (zie paragraaf Rectaal bloedverlies).
  • Geelzucht. Om onderscheid te maken tussen prehepatische icterus aan de ene kant en (post)hepatische aan de andere is het van belang te vragen naar (koliek)pijn, jeuk, vermagering, algemene malaise en de kleur van de ontlasting en urine (zie paragraaf Geelzucht).
  • Mictieklachten. Klachten van bemoeilijkte mictie, zoals een verhoogde aandrang, persen, een zwakke straal, nadruppelen en pollakisurie, worden vaak door prostaathyperplasie veroorzaakt (zie paragraaf Mictieklachten).
  • Bewusteloosheid en syncope. Bij bewusteloosheid en syncope (in elkaar zakken ten gevolge van kortdurend bewustzijnsverlies) is een uitvoerige heteroanamnese van het grootste belang (zie paragraaf Bewusteloosheid en syncope).
  • Hoofdpijn. Er zijn vormen van hoofdpijn bij een organische ziekte, maar ook zonder organische ziekte (migraine, spanningshoofdpijn en clusterhoofdpijn). Wanneer bij ouderen in de dagen tot weken na een gering schedeltrauma progressieve hoofdpijn ontstaat, moet worden gedacht aan een subduraal hematoom (zie paragraaf Hoofdpijn).
Voetnoten
1
Het woord ‘extrasystole’ is in de meeste gevallen waarin het wordt gebruikt letterlijk niet juist. Meestal gaat het niet om een extra slag, maar om een ventrikelcontractie die te vroeg plaatsvindt. De Engelse benaming premature beat is dan ook beter. Alleen wanneer de ectopische slag tussen twee normale slagen in valt (interpolated beat), kan van een echte extrasystole worden gesproken. Hier wordt evenwel het in Nederland en België gangbare spraakgebruik gevolgd.
 
Metagegevens
Titel
Veelvoorkomende klachten
Auteurs
prof.dr. J.W.M van der Meer
prof.dr. J. van der Meer
dr. G. Linthorst
dr. C.T. Postma
prof.dr. D. Blockmans
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1080-7_16