Samenvatting
Al vanaf de aanmelding is de doelstelling van meer zelfregie (mede)bepalend voor de stappen door de zorg. In dit hoofdstuk is dat uitgewerkt voor de diagnostiek. Generalistische diagnostiek vindt plaats door de aanmeldingsklacht (stagnatie) te plaatsen in de context waarin deze zich voordoet. Dat proces van contextualiseren krijgt concrete inhoud met behulp van de KLOP-aanpak, waarbij de klacht wordt geïnterpreteerd als een resultante van lijf, omstandigheden, en persoonlijke stijl. Samen met de patiënt zoekt de hulpverlener naar een betekenisvolle werkhypothese over wat er in het leven van de patiënt gebeurt en hoe dat leidt tot de klachten waarmee hij zich meldt. De uitkomst noemen wij hier in navolging van Paul Rijnders de gemeenschappelijke probleemdefinitie. Daarbij hanteert de hulpverlener het parsimonyprincipe: hoe eenvoudiger de verklaring (zonder veronderstellingen over allerlei oorzaken buiten de invloedssfeer van de patiënt), des te bruikbaarder en des te groter de kans dat de patiënt er zelf mee aan de slag kan. Wil dat laatste ook daadwerkelijk gebeuren, dan is de kans aanzienlijk dat de patiënt zich gedurende de diagnostische fase steeds meer probleemeigenaar heeft gemaakt.