Pancreascarcinomen en de carcinomen in het periampullaire gebied zijn de meest voorkomende hepatopancreatobiliaire tumoren. De incidentie van het pancreascarcinoom is ongeveer 10 à 12 per 100.000 inwoners per jaar. Ongeveer 70–80 % van de ductale adenocarcinomen bevindt zich in de pancreaskop, 10 % in het corpus en 10–15 % in het staartgebied. Na het stellen van de diagnose komt slechts 20 % van de patiënten in aanmerking voor resectie. De meeste patiënten hebben bij diagnose reeds lokaal vergevorderde tumor of metastasen. Diagnostische procedures zijn CT-scan en MRI, en meer invasieve procedures zijn bijvoorbeeld echo-endografie en ERCP. Curatieve behandeling van het pancreaskopcarcinoom bestaat uit (pylorussparende) pancreatoduodenectomie (whippleprocedure) met aanvullende chemotherapie (gemcitabine). De vijfjaarsoverleving na resectie van pancreascarcinoom is ongeveer 20 %. Voor niet-resectabele tumoren kan worden gekozen voor palliatieve chirurgische behandeling van de icterus (biliodigestieve bypass) of endoscopische behandeling (endoprothese), afhankelijk van de conditie van de patiënt en de levensverwachting. Palliatieve chemotherapie kan worden overwogen met gemcitabine of bij goede conditie, FOLFIRINOX.