Samenvatting
Na het bestuderen van dit hoofdstuk heeft de lezer kennisgenomen van de laatste ontwikkelingen in de gynaecologische oncologie in Nederland. Op het gebied van preventie is er grote voortuitgang geboekt bij cervix- en ovariumcarcinoom. Door het vaccineren van jonge meisjes tegen humaan papillomavirus (HPV-)infecties vindt primaire preventie van cervixcarcinoom plaats, en door het aanbieden van opportunistische tubectomie in de algehele bevolking en preventieve adnexextirpatie in de hoogrisico populatie, met name draagsters van de BRCA-mutatie, kan de incidentie van ovariumcarcinoom op termijn worden teruggedrongen. De preventie van vulva- en endometriumcarcinoom blijkt nog niet effectief (o.a. door populatie-effecten), aangezien beide tumoren per jaar nog in aantal toenemen. In de behandeling zijn er ook nieuwe ontwikkelingen gaande. Bij het cervixcarcinoom is er een trend naar minimaal invasief en minder radicaal opereren bij kleine tumoren en is de poortwachtklierdiagnostiek in ontwikkeling. Bij ovariumcarcinoom heeft de verwarmde chemotherapiespoeling tijdens de interval debulking zijn intrede gedaan (Ovhipec), naast de al bestaande intraperitoneale chemotherapie. Ook de eerste- en verdere lijns behandeling met systemische therapie van het ovariumcarcinoom ontwikkelt zich snel richting doelgerichte therapie. Bij het endometriumcarcinoom vindt na de intrede van minimaal invasieve chirurgie steeds verdere differentiatie plaats, in met name de nabehandeling, op basis van nieuwe moleculaire tumorprofielen. Bij het vulvacarcinoom is na introductie van de poortwachtklierdiagnostiek de nabehandeling bij een positieve poortwachtklier in verdere ontwikkeling. Het gehele vakgebied overziende wordt er steeds vaker gekozen voor een multimodaliteitstherapie die sterk gericht is op individuele, genetische, en moleculaire bases, waarbij ‘personalised medicine’ steeds beter vorm krijgt. Organisatorisch vindt verdere concentratie van zorg plaats, waarbij behandeling centraal plaatsvindt wanneer dat moet, en voordelen heeft voor de patiënt, en dicht bij huis wanneer dat kan. Dit betekent dat er netwerken van zorg zijn gevormd rond de negen gynaecologisch-oncologische centra, waarin samenwerking en onderling verwijzen tot de beste zorg leiden.