Samenvatting
Carcinomen van de galwegen kunnen voorkomen in de lever (intrahepatisch cholangiocarcinoom), in de leverhilus (hilair cholangiocarcinoom) of in de ductus hepatocholedochus (mid- en distaal cholangiocarcinoom). De incidentie bedraag in Nederland 1-4 per 100.000. Er zijn drie verschillende typen: papillair, nodulair en diffuus periductaal. Primaire scleroserende cholangitis en een choledochuscyste zijn bekende risicofactoren. De meeste patiënten presenteren zich met een pijnloze icterus, jeuk, gewichtsverlies en anorexia.
Als diagnostiek wordt echografie en een spiraal-CT of een MRI verricht. Daarna volgt eventueel endo-echografie en ERCP met brushcytologie.
Criteria voor irresectabiliteit van de tumoren zijn: bilaterale ingroei in de segmentele galwegen (Bismuth type IV-tumoren) in combinatie met ingroei in het vena portaesysteem en/of de arteria hepatica. Resectie van de galweg, meestal gecombineerd met partiële leverresectie is de behandeling van keuze.
Indien operatie niet mogelijk is, volgt behandeling van de icterus middels een stent. Bij locoregionaal uitgebreid of gemetastaseerd galwegcarcinoom volgt mogelijk palliatieve chemotherapie.