Patiënten met trauma- en stressorgerelateerde stoornissen zijn op enig moment in hun leven blootgesteld aan stresserende omstandigheden. Tot deze stoornissen behoren de posttraumatische-stressstoornis (PTSS) en de aanpassingsstoornissen. Bij PTSS staan onverwachte, ingrijpende en/of levensbedreigende stressoren centraal. PTSS wordt behandeld met antidepressiva (vooral SSRI’s) en- in latere fasen- met antipsychotica, anti-epileptica en MAO-remmers. Toch behoort farmacotherapie niet tot de behandeling van eerste keuze. Twee vormen van psychotherapie zijn bij PTSS effectief gebleken: traumagerichte cognitieve gedragstherapie en EMDR. Beide behandelvormen zijn gericht op het (re)activeren van bepaalde geheugenpresentaties die met de traumatische gebeurtenis zijn ontstaan. Bij aanpassingsstoornissen is sprake van een milder, minder specifiek symptoomprofiel dan bij PTSS en/of staat de reactie van patiënten niet in verhouding tot de ernst of intensiteit van de stressor. In Nederland wordt onder aanpassingsstoornissen ook en vooral werkgerelateerde problematiek geschaard. De meeste wetenschappelijke evidentie bij deze problematiek is er voor een cognitief-gedragstherapeutische aanpak.