Veel urologische aandoeningen op de kinderleeftijd vragen om levenslange opvolging. De transitie van kinder- naar volwassenenzorg is echter nog lang niet altijd goed geregeld. Daardoor kunnen jongeren uit beeld verdwijnen en onnodige complicaties ontwikkelen. We beschrijven de belangrijkste onderdelen van een transitieprogramma van kinderurologische zorg naar de volwassenen urologie aan de hand van de aanbevelingen uit de FMS-kwaliteitsstandaard (2022). Voorbereiding op zelfstandigheid en zelfmanagement van jongeren, een transitiecoördinator en warme overdracht en ontvangst zijn daarbij essentieel. Noodzakelijke randvoorwaarden zijn een gemotiveerd team van zorgverleners uit de kinderzorg en volwassenenzorg, naast ondersteuning vanuit het management, ondersteunende ICT en financiële vergoeding van extra zorg. Investeren in een soepele overgang van kinder- naar volwassenenzorg is geen luxe, maar een onderdeel van goede, persoonsgerichte urologische zorg.
Casus
Toen ik bijna zeventien was zei de kinderuroloog dat de volgende afspraak samen met de nieuwe dokter van het volwassen ziekenhuis zou zijn. Dat kwam niet onverwacht, want ik wist wel dat het een keer voorbij zou zijn in het kinderziekenhuis. Verder was er geen voorbereiding, maar dat was ook niet echt nodig, want ik ben al heel zelfstandig. Ik doe alles zelf – alleen helpen mijn ouders nog met spoelen van mijn uristoma. Ik was ook al vanaf mijn vijftiende gewend om bij de kinderuroloog zelf het woord te voeren. Wel vind ik het fijn als mijn moeder daar nog bij is, want ik vind het best lastig om alles wat besproken is goed samen te vatten. Soms vergeet ik de helft! Voor mijn gezamenlijke afspraak met mijn kinderuroloog en de nieuwe uroloog was mij verteld dat zij onderling overleg zouden hebben over mijn overdracht en dat mijn ouders welkom waren. Ik mocht ook zeggen of ik een goed gevoel had bij de nieuwe uroloog. Het was wel wennen in dat grote gebouw, maar gelukkig had ik met die dokter meteen een klik. Ik vond het fijn dat de uroloog mij vertelde dat hij openstond voor alle vragen, bijvoorbeeld over seksualiteit of sport. Wat er beter kon? Alles ging goed, alleen was mijn dossier nog niet overgedragen – ik moest alles opnieuw vertellen. Mijn tip aan andere jongeren is: ga er relaxed in, natuurlijk is het anders dan wat je gewend was, maar het komt vanzelf weer goed. Zorg wel dat je zelf vragen kunt stellen en dat je zelfstandig bent!
(Merel, 18 jaar).
Introductie
Dankzij het succes van de kindergeneeskunde en de kinderchirurgische vakken bereiken steeds meer kinderen met aangeboren afwijkingen en verworven aandoeningen de volwassen leeftijd. Dat geldt ook voor de kinderurologie, waar aangeboren aandoeningen, zoals spina bifida, hypospadie, blaasextrofie, anorectale malformaties en disorders of sexual development (DSD), succesvol behandeld kunnen worden. De operaties op kinderleeftijd leiden ertoe dat iedere patiënt een bijzondere anatomie heeft. Follow-up is dan noodzakelijk: veel urologische patiënten behoeven ook op volwassen leeftijd aandacht en zorg. Dat vraagt om samenwerking over de grenzen van kinderurologie en urologie voor volwassenen.
In de praktijk verloopt de overgang van kinder- naar volwassenenurologie lang niet altijd soepel en blijkt het voor ouders en jongeren lastig om de vertrouwensband met de nieuwe zorgverleners weer op te bouwen. Ook ontbreekt bij urologen soms de expertise over aangeboren urologische aandoeningen en is het een uitdaging om de multidisciplinaire zorg te organiseren die voor veel (complexe) aangeboren afwijkingen noodzakelijk is. In dit artikel vatten we de algemene principes van de transitie in zorg samen en bespreken we welke zorg passend is in deze levensfase. Daarbij baseren we ons op de onlangs verschenen kwaliteitsstandaard Jongeren in transitie van kinderzorg naar volwassenenzorg (2022) [1]. Professionals en jongeren hebben deze generieke kwaliteitsstandaard samen ontwikkeld.
Transitie in zorg werd al in 1993 gedefinieerd als ‘een doelbewust, gepland proces waarin aandacht wordt besteed aan medische, psychosociale en opleidings- en ontwikkelingsbehoeften van adolescenten en jongvolwassenen met chronische aandoeningen en lichamelijke beperkingen, bij de overgang van kinderzorg naar volwassenenzorg, zodat er sprake is van allesomvattende, goed gecoördineerde en continue zorgverlening op het juiste moment in de ontwikkelingsfase’ [2]. Vaak wordt de definitie ingeperkt tot ‘de overdracht van de kinderzorg naar de volwassenenzorg’, maar de transfer is slechts een moment in het totale proces van het volwassen worden met een levenslang gezondheidsprobleem [3]. Het gaat bij transitie in zorg niet om een simpele logistieke kwestie, maar om een omvattend proces van groei en ontwikkeling, waarin de jongere moet leren omgaan met de verantwoordelijkheden die bij een volwassen zorgvrager passen.
Deze zorgtransitie vindt bovendien plaats in de adolescentie, een levensfase waarin ingrijpende veranderingen plaatsvinden op fysiek, psychisch en sociaal gebied. Jongeren gaan studeren, werken, daten, op zichzelf wonen, reizen – zij groeien kortom uit naar een zelfstandig in de maatschappij participerende volwassene. Opgroeien met een chronische aandoening maakt jongeren kwetsbaar op tal van levensdomeinen. Bovendien krijgen ze er nog een extra opgave bij: ze moeten zelfstandig worden met betrekking tot het leven met hun aandoening. Dat gaat over veel meer dan ‘therapietrouw zijn’: het woord leren voeren in de spreekkamer, zelf de zorgverzekering regelen, hun medicijnen beheren, voor hun rechten opkomen, omgaan met emotionele, sociale en fysieke gevolgen en hun aandoening inpassen in het dagelijks leven. Midden in deze turbulente tijd vindt dan ook nog de overdracht naar de volwassenenzorg plaats. De werkwijze en bejegening veranderen, en jongeren moeten een vertrouwensband met nieuwe zorgverleners opbouwen. Ook het neuroplastische ‘puberbrein’ maakt dat jongeren niet altijd in staat zijn de verstrekkende gezondheidsrisico’s van gedrag te overzien. Hierop zullen Veenstra en Lammers verderop in dit themanummer ingaan. Dit alles maakt dat opgroeien met een chronisch gezondheidsprobleem een uitdaging vormt voor jongeren, hun ouders/verzorgers en hun zorgverleners.
Het belang van transitiezorg
Er is geen ideale leeftijd voor transitie in zorg. In Nederland vindt de overdracht van kinder- naar volwassenenzorg meestal rond het achttiende levensjaar plaats. Deze leeftijd past wel bij andere leeftijdsgebonden transities (denk aan rijbevoegdheid, stemmen, zorgverzekering) en de WGBO (in het kader waarvan jongeren vanaf zestien jaar zelfstandig beslissingen nemen). Toch zijn jongeren en hun ouders vaak slecht voorbereid op de overgang, die bovendien vaak onverwacht komt. Jongeren, ouders en zorgverleners van uiteenlopende specialismen rapporteren geregeld negatieve ervaringen met transitie in zorg, naast enkele positieve, zoals die van Merel uit de casus. Tussen de specialismen zijn meer overeenkomsten dan verschillen en de conclusie is meestal dat er veel ruimte voor verbetering is. De verschillen tussen kinder- en volwassenenzorg zijn vaak groot, en gebrek aan voorbereiding en samenwerking tussen beide afdelingen belemmeren een soepele overgang. Dat is voor veel aandoeningen beschreven – hier beperken we ons tot de urologische literatuur. Veel onderzoeken zijn echter van matige kwaliteit, met kleine patiëntenaantallen en een beperkte follow-upduur [4]. Er zijn maar weinig voorbeelden van langdurige cohortonderzoeken over de grens van kinder- en volwassenenzorg heen. Gestructureerde transitiezorg belooft te zorgen voor minder lost-to-follow-up, minder gezondheidsschade door gemiste afspraken of non-adherentie en minder psychosociale problemen bij jongvolwassenen met chronische aandoeningen. Toch is er in de urologie nog geen consensus over hoe transitiezorg moet worden vormgegeven [5].
Transitie in zorg en de urologie
De transitie van urologische patiënten kan een uitdaging vormen. Er is geen consensus over wanneer een overstap wenselijk is, wat er soms toe leidt dat behandeling bij de kinderuroloog zich tot ver in de volwassenheid voortzet. Dit heeft als risico dat zaken als seksualiteit en fertiliteit onderbelicht blijven, omdat kinderurologen zich niet altijd comfortabel voelen bij het bespreken hiervan [6, 7]. Een flexibele, individuele benadering van het moment van overdracht op basis van de emotionele volwassenheid van de patiënt en ondersteuning vanuit familie/zorgsysteem zijn wenselijk. Daarbij moet de op dat moment spelende medische problematiek in het besluit worden meegewogen. Een overdracht zou niet moeten plaatsvinden als er grote medische veranderingen komen of spelen.
Urologische behandeldoelen in deze periode omvatten bijvoorbeeld het behoud van de nierfunctie en het optimaliseren van de blaasfuncties, het verminderen van langetermijn chirurgische complicaties, het monitoren op maligniteiten en aandacht voor seksualiteit en fertiliteit [8].
Als patiënten niet worden overgedragen of niet in de volwassenenzorg verschijnen kan dit leiden tot meer spoedeisendehulpbezoeken en urologische opnamen of operaties. Dit is beschreven voor spinabifidapatiënten die de transitie niet succesvol hebben gemaakt [9, 10]. Soms is na transitie een grote reconstructieve ingreep noodzakelijk bij een patiënt die in het verleden al vele ingrepen heeft ondergaan (blaasaugmentatie(s), katheteriseerbaar stoma, blaashalsplastiek). Om deze complexe anatomie te behandelen is het aan te bevelen dat de kinderuroloog (die deze individuele anatomie kent) en volwassenenuroloog deze ingreep samen uitvoeren [11]. Zo kan het uitvoeren van een grote reconstructieve urologische ingreep technisch moeilijker worden naarmate de kyfoscoliose bij een spinabifidapatiënt over de tijd toeneemt. Dit kan een reden zijn deze reconstructies op een jongere leeftijd uit te voeren [11].
De relatie van de patiënt met de kinderuroloog is de belangrijkste factor voor een succesvolle urologische transitie [7]. Tegelijk kan juist die warme band tussen ouders, jongere en kinderuroloog een obstakel vormen [6, 7]. Daarom zijn een goede voorbereiding en onderlinge samenwerking onmisbaar voor een soepele overdracht [12, 13]. Naast patiënt- en familiegerelateerde factoren spelen ook barrières bij professionals (gebrek aan kennis en tijd bij urologen) en systeemfactoren (vergoedingen) een rol [5]. Een speciaal transitieteam is ook een belangrijke succesvoorwaarde [8].
In de literatuur worden verschillende elementen genoemd die essentieel zijn voor een transitieprogramma, zoals een goede voorbereiding, flexibele timing van de overdracht, een transitiepoli (inclusief warme overdracht) en toegewijde urologen die volwassenen met aangeboren aandoeningen willen behandelen [14]. Een multidisciplinaire benadering lijkt daarbij zinvol [15], al is dat in de volwassenenzorg vaak niet standaard. Jongeren met spina bifida zijn in de kinderzorg altijd multidisciplinair gevolgd in een spinateam, dat na de overdracht echter wegvalt. Dit heeft diverse consequenties: er ontstaat onzekerheid bij de patiënt en de ouders over het wegvallen van een stabiel vangnet en het kan moeilijker zijn om sequentiële zorg te organiseren (bijvoorbeeld of je eerst de vervanging van osteosynthesemateriaal in de rug of eerst de revisie van een katheteriseerbaar stoma doet [11]). Het aanwijzen van een regiebehandelaar kan uitkomst bieden. Tot slot is het essentieel dat jongeren en hun ouders bij alle beslissingen betrokken worden [12]. Hieronder werken we deze elementen uit aan de hand van de aanbevelingen uit de kwaliteitsstandaard [1].
Drie centrale principes voor transitiezorg
Het proces van transitie in zorg omvat drie fasen: de voorbereiding (in de kinderzorg), de overdracht van de zorg (tussen kinder- en volwassenenzorg) en de ontvangst in de zorg voor volwassenen. Het is een proces waarin niet alleen aandacht moet zijn voor de organisatie en coördinatie van de zorg, maar alle aspecten van het leven van de adolescent met een chronische aandoening aan bod dienen te komen, in het bijzonder de ontwikkeling van zelfmanagement en eigen regie bij de jongere. In het Raamwerk Op Eigen Benen (fig. 1) wordt dit weergegeven [16].
×
Dit raamwerk en de drie niveaus daarin sluiten aan bij de drie algemene principes die voor transitiezorg gelden [17]:
1.
Bereid jongeren en hun families goed en tijdig voor.
2.
Zorg voor goede samenwerking tussen de kinder- en volwassenenzorg.
3.
Luister naar de wensen en behoeften van jongeren.
We bespreken hoe deze principes in transitiezorg in de praktijk kunnen worden gebracht door toepassing van bestaande zorginterventies die hun nut ruimschoots in de praktijk bewezen hebben [18], in de kwaliteitsstandaard worden aanbevolen en tijdens diverse consensusbijeenkomsten zijn geselecteerd als ‘essentiële interventies’ voor transitiezorg (tab. 1). Figuur 2 geeft de transitieroute weer.
Tabel 1
Transitiezorg: principes en kerninterventies
principes
essentiële interventies
vóór de transfer
vroeg beginnen met de voorbereiding van zelfstandigheid
individueel transitieplan
(inclusief aandacht voor ouders)
coördinatie en continuïteit
transitiecoördinator
tijdens de transfer
coördinatie en continuïteit
warme overdracht
na de transfer
ontvangst in volwassenenzorg
verlengd consult
hele transitieperiode
aandacht voor zelfmanagement en psychosociale aspecten
individueel transitieplan
jongeren actief erbij betrekken, samen beslissen
×
1. Goed voorbereid
Het eerste principe is dat jongeren en hun families goed en tijdig voorbereid worden op de toekomst. Dit moet passen bij hun ontwikkelingsniveau, waarbij er aandacht moet zijn voor de ontwikkeling van zelfstandigheid en zelfmanagement (eigen regie), en de veranderende rol van de ouders. Ouders dienen begeleid te worden bij de omslag van een sturende naar een meer steunende rol. Het gaat immers niet altijd ‘vanzelf’, zoals bij Merel (casus).
Deze voorbereiding begint idealiter vroeg, bijvoorbeeld vanaf twaalf jaar als de jongere naar het voortgezet onderwijs gaat. Stimuleer jongeren zelf het woord te voeren en spreek hen bijvoorbeeld een deel van het consult zonder hun ouders. Vraag actief wat de jongere al zelf doet en waar nog meer aandacht voor nodig is. Informeer de jongere over wat hem/haar te wachten staat in de volwassenenzorg, welke veranderingen er plaatsvinden en kijk samen wat er nog aan voorbereiding nodig is. Stel samen een individueel transitieplan op, waarin er niet alleen aandacht voor de medische aspecten is, maar ook voor het dagelijks leven met de aandoening en het omgaan daarmee.
De generieke methode ‘Ready Steady Go Hello’ helpt het gesprek hierover tussen jongeren en ouders op gang te brengen en stapsgewijs te werken aan meer zelfstandigheid [19]. Het gaat niet om vragenlijsten, maar om een gesprekshulp waarmee het ontwikkelen van zelfstandigheid op meerdere levensdomeinen stapsgewijs wordt aangemoedigd. Bijvoorbeeld over zelf het woord leren voeren in de spreekkamer, nadenken over de toekomst, weten wat de gevolgen kunnen zijn van alcohol- of drugsgebruik, of wat de consequenties zijn van de aandoening voor werk of fertiliteit. Ook is het nuttig om met jongeren door te nemen wat zij weten over hun eigen aandoening – veel jongeren met aangeboren aandoeningen zijn niet goed bekend met oorzaken en (mogelijke) gevolgen.
Deze lijsten zijn samen met jongeren aan de Nederlandse situatie aangepast en kunnen ook worden ingebouwd in een patiëntenportaal. Voor jongeren met licht verstandelijke beperkingen is er een Makkelijk Lezen-versie. Alle lijsten en trainingsmaterialen zijn kosteloos te downloaden [20].
Ook na de overstap blijft de zorgverlener aandacht houden voor het ontwikkelingsperspectief en de psychosociale impact van een aandoening. Het kan voor jongeren lastig zijn om gevoelige onderwerpen als somberheid, risicogedragingen of seksualiteit uit zichzelf te bespreken – het helpt als zorgverleners hierin het initiatief nemen. In de methode ‘Ready Steady Go Hello’ komen deze onderwerpen ook aan bod.
2. Coördinatie en overdracht
Het tweede principe heeft betrekking op de noodzaak van samenwerking en afstemming tussen de behandelteams in de kinderzorg en volwassenenzorg. Transitiezorg kan alleen goed worden vormgegeven als teams in de kinderzorg en volwassenenzorg op gelijkwaardige wijze samenwerken. Vaak zijn er verschillen in behandeling en werkwijzen, die soms in onderling overleg ‘gladgestreken’ kunnen worden. Maar ook als dat niet kan, is het van belang jongeren en ouders hierop voor te bereiden.
Een transitiecoördinator vormt gedurende het hele transitieproces een aanspreekpunt voor de jongere en diens ouders. In veel gevallen is dat een verpleegkundig specialist of een andere paramedicus.
De kwaliteitsstandaard raadt aan om zo mogelijk een warme overdracht te realiseren in de vorm van een gezamenlijk consult met zorgverleners van zowel de kinderzorg als de volwassenenzorg. Zo kan de unieke vertrouwensband tussen kinderuroloog, patiënt en ouders ervoor zorgen dat de uroloog een goede start maakt in deze nieuwe behandelrelatie en argwaan deels wordt weggenomen. Als deze transitieconsulten gecombineerd worden met een multidisciplinair overleg (transitie MDO), krijgen de nieuwe behandelaars een beter beeld van wat er bij deze patiënt speelt. Dit bevordert de afstemming van werkwijzen tussen beide teams. Uit de casus van Merel blijkt dat patiënten dit ook waarderen. Extra aandacht is nodig voor afstemming en het aanwijzen van een regiebehandelaar bij een jongere bij wie meerdere disciplines bij de kinder- en volwassenenzorg betrokken zijn (zoals bij spina bifida). Het schrijven van een individueel transitieplan kan een handig hulpmiddel zijn om de behandelwensen en doelen van de patiënt scherp te krijgen. Bovendien kan dit plan dienen als leidraad voor de nieuwe zorgverleners.
3. Actieve betrokkenheid van jongeren
Het derde principe is om het hele transitieproces af te stemmen op de wensen en behoeften van de jongere. Bij de ontwikkeling van de kwaliteitsstandaard is dat principe in de praktijk gebracht: jongeren werkten daar actief aan mee, hun rol was gelijkwaardig aan die van de experts en professionele vertegenwoordigers.
Uit onderzoek blijkt dat jongeren meer inbreng wensen in het transitieproces. Het is essentieel dat er goed wordt geluisterd naar de wensen en ideeën van jongeren en dat zij actief worden betrokken bij alle beslissingen rond hun zorg, dus ook over het tijdstip van de overdracht en over de keuze van een passende geschikte uroloog (zie de casus van Merel).
Ook na de overdracht is het van belang te investeren in de relatie tussen de behandelaars en de jongere. Omdat de vertrouwensband nog moet groeien, adviseert de kwaliteitsstandaard om minimaal één extra consult (of een verlengd consult) in de eerste periode van de volwassenenzorg te plannen, zodat de jongere en de specialist elkaar beter leren kennen ‘met de benen op tafel’. Dit is vooral een gesprek over wie de jongere is als persoon, wat zijn of haar toekomstdromen en wensen en verwachtingen van de zorg zijn, en dus niet zozeer een gesprek over hun specifieke aandoening.
Gebruik van PROMs en PREMs in de transitiezorg
Om ervoor te zorgen dat uitkomsten die belangrijk zijn voor jongeren in de spreekkamer aan bod komen kan het gebruik van Patient Reported Outcome Measures (PROMs), zoals symptoomlijsten en kwaliteit van leven-vragenlijsten nuttig zijn. Specifieke ‘transition readiness assessments’ worden gebruikt om het proces van zelfstandigheid meetbaar te maken. In het Nederlands zijn de gevalideerde TRAQ (Transition Readiness Assessment Questionnaire) (20 items) en Transition‑Q (14 items) beschikbaar [21, 22]. Het Rotterdams Transitie Profiel geeft een indicatie van het verloop van het volwassenwordingsproces op zeven participatiedomeinen [23]. Voor het meten van ervaringen met transitie en transfer (Patient Reported Experience Measure; PREM) is de OYOF-TES (On Your Own Feet – Transition Experiences Scale) beschikbaar (in een jongere- en een ouderversie; 21 items) [24].
En wat doen we met de ouders? Al staan ouders niet centraal in het proces van transitiezorg, aandacht en steun is voor hen wel belangrijk. Ze zien er vaak erg tegenop de vertrouwde zorgverleners te moeten verlaten en vinden het lastig om de regie over gezondheid en ziekte over te dragen. Voor jongeren blijven ouders in deze levensfase bovendien steunpilaren bij gezondheidsproblemen. Daarom vertellen we ouders nooit dat zij hun kind moeten ‘loslaten’, maar wel dat ze, waar mogelijk en passend, ‘anders gaan vasthouden’. Ook in de volwassenenzorg zouden ouders welkom moeten zijn, mits de jongere dat wenst.
Randvoorwaarden voor transitiezorg
Transitiezorg vraagt niet alleen om gemotiveerde professionals aan kinder- en volwassenenkant, maar ook om randvoorwaarden. Hoewel er nu een kwaliteitsstandaard is, is een financiële vergoeding voor de noodzakelijke extra inspanningen nog steeds gewenst. Helaas is die nu nog niet geregeld. Toch kan de inzet van de genoemde interventies in de meeste gevallen ook met beperkte middelen worden gerealiseerd. Andere randvoorwaarden hebben te maken met het introduceren van onderwerpen zoals zorg voor adolescenten in de opleidingen van zorgprofessionals, of met ICT. Elektronische patiëntendossiers sluiten niet altijd op elkaar aan, waardoor er bij de overdracht informatie verloren gaat. Ondersteuning vanuit het management is daarom cruciaal om ervoor te zorgen dat transitiezorg duurzaam kan worden ingebed. Idealiter beschikt het ziekenhuis over een instellingsbreed transitieprotocol, zoals de Transitie Blauwdruk in het Erasmus MC.
Transitiezorg is maatwerk: niet alleen passend bij de individuele patiënt, maar ook aansluitend bij de instelling en de patiëntencategorie. Bij hoogcomplexe zorg met een laag volume zullen andere inspanningen nodig zijn dan bij vaker voorkomende aandoeningen. Dat maakt het leveren van bewijs voor de werkzaamheid van transitiezorginterventies bijzonder lastig. Randomised controlled trials zijn praktisch onhaalbaar, vanwege kleine aantallen, heterogene patiëntenpopulaties en de onmogelijkheid om de interventies te standaardiseren. Bovendien zou het onethisch zijn om patiënten goede zorg te onthouden. Best clinical practices kunnen wél worden gedistilleerd uit prospectieve, longitudinale databases en door te leren van goede voorbeelden uit het veld waaruit blijkt dat investeren in transitiezorg loont [15, 25].
Tot slot
Investeren in een soepele overgang van kinder- naar volwassenen urologische zorg is geen luxe, maar een onderdeel van goede, persoonsgerichte zorg. Voor ouders en jongeren maakt het verschil als dit proces goed geregeld wordt, voor urologen aan beide kanten is er ook wat te winnen door samenwerking en door te leren van elkaar, en het leidt tot betere uitkomsten bij levenslange urologische aandoeningen.
Tips voor goede transitie in zorg
Begin vroeg met voorbereiding van zelfstandigheid, het liefst vanaf twaalf jaar.
Zorg voor goede coördinatie en continuïteit van zorg tussen kinderurologie en urologie voor volwassenen.
Realiseer een warme overdracht en ontvangst in de volwassenenzorg.
Geef aandacht aan de psychosociale gevolgen van de aandoening.
Betrek jongeren actief bij alle zorgbeslissingen.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License, which permits use, sharing, adaptation, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if changes were made. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/.
Het Tijdschrift voor Urologie is het enige peer-reviewed Nederlandstalige tijdschrift in het vakgebied. Het verschijnt 8 keer per jaar en bevat naast wetenschappelijke artikelen ook case-reports en de abstracts van de voor- en najaarsvergaderingen van de NVU.