Skip to main content
Top

2021 | OriginalPaper | Hoofdstuk

5. Therapeutisch besluit: wat kunnen we aan het probleem doen?

Auteurs : Jos Dobber, José Harmsen, Margriet van Iersel

Gepubliceerd in: Klinisch redeneren en evidence-based practice

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Therapeutisch redeneren moet tot een besluit leiden over de uit te voeren interventie(s). Een goede interventie leidt tot een optimaal resultaat en past dus goed bij de resultaatklasse en het patiëntendoel. Maar om de interventie uit te kunnen voeren moet deze wel beschikbaar zijn, en moet de patiënt het ermee eens zijn dat deze interventie uitgevoerd wordt. Voldoende kennis van het werkingsmechanisme van de interventie en van evidence-based practice is belangrijk om vooraf een goede inschatting te kunnen maken van het effect van de interventie op het gezondheidsprobleem van de patiënt.
Bijlagen
Alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers
Woordenlijst
Aangrijpingspunt (van de interventie)
Het onderdeel van de diagnose en/of de prognostische factor waar de interventie op inwerkt, en dat door de interventie verandert. Aangrijpingspunten binnen de interventie kunnen zijn: (a) oorzaken, (b) gerelateerde factoren en (c) symptomen. Daarnaast kunnen ook (d) prognostische factoren aangrijpingspunt van de interventie zijn. Indien de interventie uitsluitend op een of meer symptomen gericht is, wordt alleen de uiting van het gezondheidsprobleem (bijvoorbeeld belastende symptomen) aangepakt
Achtergrondkennis, achtergrondliteratuur
Achtergrondkennis is basiskennis die verpleegkundigen in opleiding via hun leerboeken verwerven. In tegenstelling tot voorgrondkennis gaat het bij achtergrondkennis om relatief onveranderlijke kennis, zoals anatomie, fysiologie en ontwikkelingspsychologie
Autonoom handelen
Als de verpleegkundige autonoom handelt, betekent dit dat zij besluiten neemt en handelingen uitvoert waarvoor zij zelf primair (als eerste en zelfstandig) verantwoordelijk is
Etiologische factor
Factor die het gezondheidsprobleem (mede) veroorzaakt
Gerelateerde factoren
Factoren die het gezondheidsprobleem niet veroorzaken, maar die, als het gezondheidsprobleem er eenmaal is, de aanwezigheid van dit probleem mede in stand houden of factoren die het gezondheidsprobleem niet hebben veroorzaakt, maar er wel aan bij hebben gedragen dat het probleem ontstaan is
Interventie
Een of meer patiëntgebonden handeling(en) die een gezamenlijk doel hebben dat is gericht op het beïnvloeden van een specifiek gezondheidsprobleem
Ongewenste effecten
Ongewenste effecten van een interventie zijn onbedoelde bijeffecten van een interventie die negatief voor de patiënt uitpakken. Bijvoorbeeld bijwerkingen van medicatie, of sterke vermoeidheid na inspannende lichamelijke oefeningen
Outcome
Outcome verwijst naar datgene dat via een interventie beïnvloed wordt. Meestal wordt een outcome in één of twee woorden aangegeven, bijvoorbeeld ‘gewicht’, of ‘sociale integratie’. Let op: er is een verschil tussen ‘outcome’ en ‘resultaat van de interventie’. De outcome geeft in algemene bewoordingen aan waaraan gewerkt wordt, terwijl het resultaat van de interventies na afloop van de interventie nauwkeurig aangeeft wat het resultaat van die interventie bij de patiënt is. Als de outcome ‘gewicht’ is, kan het resultaat ‘3 kg aangekomen’ zijn
Participatief handelen
Het participeren in een behandeling of besluitvorming waarvoor een andere professional dan de verpleegkundige primair verantwoordelijk is
Prognostische factor
Factor die, als het gezondheidsprobleem al aanwezig is, het verloop en de afloop ervan positief of negatief beïnvloedt, en op deze manier dus ook de gezondheidsuitkomst(en) beïnvloedt
Risicofactor
Factor die, als het gezondheidsprobleem nog niet aanwezig is, het risico op het ontstaan van dat gezondheidsprobleem vergroot
Signs and symptoms (kenmerkende verschijnselen)
Verschijnselen die bij een specifiek gezondheidsprobleem altijd of bijna altijd aanwezig zijn. Doordat deze verschijnselen (bijna) altijd aanwezig zijn, kenmerken ze het gezondheidsprobleem. Kenmerkende verschijnselen vormen de belangrijkste toetscriteria bij de controle of een bepaald gezondheidsprobleem aanwezig is. Bijvoorbeeld: het kenmerkende verschijnsel van obesitas is: een BMI van 30 of hoger ‘Signs’ zijn de kenmerkende verschijnselen die door de gezondheidsprofessional gemeten of herkend worden (zoals de bloeddruk), terwijl ‘symptoms’ de kenmerkende verschijnselen zijn die de patiënt zelf kan beschrijven
Therapeutisch redeneren
Klinisch redeneren over het te verwachten effect van de interventies en over de geschiktheid van interventies, om zo de geschiktste interventies voor de patiënt te selecteren, en samen met de patiënt te kiezen. Veel interventies hebben zowel gewenste als ongewenste effecten. Bij therapeutisch redeneren worden beide typen effecten in de redenering betrokken
Voorgrondkennis, voorgrondliteratuur
Voorgrondkennis is relatief snel veranderende kennis. Deze kennis verandert doordat er via wetenschappelijk onderzoek nieuwe kennis en inzichten verworven zijn. Voorbeelden van voorgrondkennis zijn kennis over de effectiefste interventie voor een bepaalde gezondheidstoestand of over de belangrijkste prognostische factoren bij een bepaald gezondheidsprobleem. Voorgrondkennis is vooral in evidence-based vaktijdschriften te vinden
Werkingsmechanisme
Manier waarop de interventie (of de etiologische of prognostische factor) bij de patiënt de gewenste verandering tot stand brengt. Zo werken veel medicijnen in op chemische processen in het lichaam, en veel psychologische interventies op psychische processen. Het werkingsmechanisme verklaart op welk fysiologisch, psychologisch of ander proces de interventie ingrijpt en veranderingen aanbrengt, en hoe die fysiologische of psychologische veranderingen bijdragen aan het gewenste effect van de interventie
Literatuur
2.
go back to reference Halfens, R. J. G., Meesterberends, E., Neyens, J. C. L., Rondas, A. A. L. M., Rijcken, S., Wolters, S., et al. (2016). Landelijke prevalentiemeting Zorgproblemen. Rapportage resultaten 2015. Maastricht: Universiteit Maastricht, CAPHRI. Halfens, R. J. G., Meesterberends, E., Neyens, J. C. L., Rondas, A. A. L. M., Rijcken, S., Wolters, S., et al. (2016). Landelijke prevalentiemeting Zorgproblemen. Rapportage resultaten 2015. Maastricht: Universiteit Maastricht, CAPHRI.
3.
go back to reference Korevaar, L., Droës, J., Van Wel, T. (2010). Methodebeschrijving Individuele rehabilitatiebenadering (IRB). Utrecht: Stichting Rehabilitatiebenadering ’92. Korevaar, L., Droës, J., Van Wel, T. (2010). Methodebeschrijving Individuele rehabilitatiebenadering (IRB). Utrecht: Stichting Rehabilitatiebenadering ’92.
Metagegevens
Titel
Therapeutisch besluit: wat kunnen we aan het probleem doen?
Auteurs
Jos Dobber
José Harmsen
Margriet van Iersel
Copyright
2021
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2610-5_5