Jeugdgezondheidszorg (JGZ-)organisaties kampen met een tekort aan jeugdartsen. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de beroepskenmerken van de jeugdarts en de mate van aantrekkelijkheid van het beroep en aanbevelingen te doen voor werving en behoud van jeugdartsen.
Methode
Een crosssectioneel onderzoek is uitgevoerd met een digitale vragenlijst over 47 algemene beroepsaspecten van de arts. Aan respondenten is gevraagd in hoeverre zij deze beroepsaspecten van toepassing en aantrekkelijk vonden. Onderzocht is welke verschillen er zijn tussen de (on)toepasselijkheid en (on)aantrekkelijkheid van deze aspecten en tussen jongere en oudere jeugdartsen.
Resultaten
Volgens 87 jeugdartsen (respons 56%) zijn de meest aantrekkelijke beroepsaspecten: werken met jonge patiënten, voorkómen van ziekte en communiceren. Minst aantrekkelijk waren: patiënten met terminale aandoeningen, stressvol en onregelmatig werken. Het behandelen, bestrijden van pijn en ongemak, een langdurige behandelrelatie met een cliënt en het begeleiden bij ziekte vonden jeugdartsen erg aantrekkelijk, maar weinig van toepassing op hun beroepsuitoefening. Jongere artsen vonden toepassen van farmacotherapie en het werken in teamverband aantrekkelijker dan oudere, maar vonden dit niet terug in hun beroepsuitoefening.
Conclusie
Dit onderzoek geeft inzicht in de aantrekkelijke en minder aantrekkelijke aspecten van het beroep van jeugdarts. De resultaten bieden handvatten voor werving en behoud van jeugdartsen.
‘Consultatiebureaus schrappen controles: zorgen om welzijn van tieners’, ‘Vier consultatiebureaus in de Noordoostpolder sluiten door tekort jeugdartsen’, ‘Tekort aan jeugdartsen noopt tot taakherschikking’ [1‐3]. De titels van drie recente artikelen uit de media onderstrepen een urgent probleem: het tekort aan jeugdartsen. Vrijwel alle jeugdgezondheidszorg (JGZ)-organisaties in Nederland kampen op dit moment met een tekort aan jeugdartsen [4]. Dit zet de continuïteit en kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg onder druk. Met jeugdartsen bedoelen we basisartsen werkzaam in de JGZ, jeugdartsen KNMG en artsen Maatschappij en Gezondheid werkzaam in de JGZ [5]. Cijfers van de arbeidsmarktmonitor van diverse specialismen, die door het Capaciteitsorgaan worden uitgevoerd, laten zien dat vacatures voor jeugdartsen – zowel nieuwe als langdurig openstaande – al jaren in de top 3 staan [4, 6, 7].
Het tekort aan jeugdartsen is onderdeel van een breder probleem binnen de extramurale zorg. Dit heeft ertoe geleid dat de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) een werkgroep heeft opgericht om de tekorten binnen de extramurale sector, waaronder de jeugdgezondheidszorg, in kaart te brengen. De werkgroep stelt daarnaast aanbevelingen op om extramurale disciplines, waaronder de jeugdgezondheidszorg, beter te verankeren in de geneeskundeopleiding [8, 9].
De rol van de jeugdarts
Jeugdartsen spelen een belangrijke rol in de bewaking én bevordering van de gezondheid van de jeugd [5]. Ze hebben hierin niet alleen een preventieve taak, maar ook een bredere maatschappelijke rol. Ze nemen een unieke positie in tussen de leefwereld van jeugdigen, hun gezin en de verschillende echelons van de gezondheidszorg [10]. Ook hebben ze een adviserende rol met betrekking tot ontwikkelingen in de gezondheid van de jeugd en collectieve gezondheidsvraagstukken. Hierbij kunnen ze leunen op de verschillende CANMEDS-competenties (Canadian Medical Education Directions for Specialists) van de vervolgopleiding, die gebruikt kunnen worden bij het nemen van beslissingen in het kader van maatschappelijk relevante vraagstukken [11].
Integrale gezondheidszorg
Het tekort aan jeugdartsen staat in schril contrast met een toenemende vraag die vanuit maatschappelijk perspectief zal ontstaan. Immers, ‘de arts van 2040’ is nu al nodig [12]. De huidige verplaatsing van zorg van de tweede naar de eerste en nulde lijn maakt het gemakkelijker om gezondheidsbehoeften van kwetsbare groepen te identificeren en daarop te interveniëren. Belangrijke gezondheidswinst zou het gevolg kunnen zijn, vooral bij laagopgeleide burgers.
In 2021 hebben de brancheverenigingen ActiZ en GGD-GHOR Nederland, samen met het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg een toekomstagenda opgesteld. Het motto van deze agenda is ‘investeren in de jeugd zorgt voor gezonde generaties in de toekomst’ [13]. In datzelfde jaar adviseerde de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving in hun rapport Een eerlijke kans op gezond leven te investeren in een integrale, langdurige en domeinoverstijgende aanpak om de kans op een gezond leven voor alle bevolkingsgroepen te vergroten [14]. De Raad stelde daarnaast vast dat de publieke gezondheidszorg wankelt en adviseerde het kabinet om hier meer in te investeren [15]. De Sociaal Economische Raad heeft zich bij deze conclusie aangesloten en deed een aantal gerichte aanbevelingen om werken in de publieke sector aantrekkelijker te maken [16]. Taakherschikking moet hierbij worden meegenomen als strategie om de tekorten in het arbeidsveld te verkleinen en zo uitdagingen op de arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden [17].
Oorzaken van het tekort
Een eerste oorzaak van het jeugdartsentekort ligt bij de aanwas van studenten: de jeugdartsen van de toekomst. Eerder onderzoek onder studenten geneeskunde toonde aan dat de belangstelling om voor een toekomst in de JGZ te kiezen niet groot is [18, 19]. Bovendien neemt deze interesse tijdens de opleiding drastisch af [20]. Waar in het eerste studiejaar 15% van de studenten interesse had voor de JGZ, bleef daar aan het eind van de opleiding nog slechts 1% van over. Een grotere focus op extramuraal gericht onderwijs zou hierin een verbetering kunnen brengen [12, 21, 22]. Het Raamplan 2020 biedt hiervoor waardevolle aanknopingspunten [23]. Op dit moment worden geneeskundecurricula op basis van dit raamplan aangepast, en worden instrumenten ontwikkeld om de praktijk van het extramurale veld te ondersteunen [24].
Ten tweede is er een probleem als gevolg van de verminderde in- en doorstroom in de medische vervolgopleiding. Uit ramingen van het Capaciteitsorgaan blijkt dat er gedurende een lange periode meer opleidingsplaatsen voor de JGZ beschikbaar waren, dan daadwerkelijk werden benut [25]. In het algemeen wachten basisartsen langer met het zoeken van een opleidingsplaats, onder andere omdat ze de noodzaak voelen praktijkervaring op te doen of wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Een positieve ontwikkeling is echter dat een groter aantal basisartsen op dit moment interesse toont in een vervolgopleiding in de sociale geneeskunde; in 2019 was dit slechts 3%, terwijl het in 2022 is gestegen tot 8% [26].
Ten slotte overstijgt de uitstroom van jeugdartsen de instroom van nieuwe collega’s met name door de vergrijzing van de beroepspopulatie [3].
Dit alles roept de volgende vragen op: hoe aantrekkelijk is het om als jeugdarts te werken en welke beroepsaspecten spelen daarbij een rol?
Beroepsaspecten
Beroepsaspecten zijn kenmerken die passen bij de uitoefening van het vak, zoals de mate waarin geleerde vaardigheden worden toegepast en werken met een specifieke populatie. Ook de secundaire arbeidsvoorwaarden maken onderdeel uit van beroepsaspecten. Voor sociaal geneeskundige beroepen geldt dat werken in deeltijd een belangrijke reden is om voor dit vakgebied te kiezen [26]. Voorgaand onderzoek uit 2008 onder jeugdartsen toonde aan dat het werken met jonge ‘cliënten’ en de mogelijkheden tot parttime werken als meest relevant werden beschouwd binnen hun vakgebied [27]. Bovendien werd benadrukt dat communicatieve vaardigheden en kennis van psychosociale achtergronden van groot belang waren. Deze lijst met beroepsaspecten is ook voorgelegd aan studenten geneeskunde in eerder onderzoek [28]. Aan hen is gevraagd welke beroepsaspecten ze als het meest aantrekkelijk beschouwden. Hieruit kwam naar voren dat ze het communiceren met en het behandelen van patiënten, het opbouwen van een vertrouwensrelatie en het klinisch redeneren de meest aantrekkelijke beroepsaspecten vonden.
Relevantie van het onderzoek
Er is niet eerder onderzoek gedaan naar de aantrekkelijkheid van de beroepsaspecten onder jeugdartsen. Een dieper inzicht hierin zou kunnen bijdragen aan een meer nauwkeuriger functieprofiel van jeugdartsen, wat op zijn beurt de werving van nieuwe jeugdartsen zou kunnen verbeteren en het behoud van bestaande jeugdartsen in organisaties zou kunnen bevorderen.
Ook is het de vraag of de jongere generatie jeugdartsen anders tegen hun beroep aankijken dan de oudere generatie. Inzicht hierin zou aanleiding kunnen zijn voor organisaties om hun personeelsbeleid aan te passen, zodat het werk voor beide groepen aantrekkelijk is en blijft.
Dit onderzoek onder artsen werkzaam binnen het domein van de JGZ richt zich op de volgende vragen: welke beroepsaspecten vinden de artsen in het domein van de JGZ het meest en het minst aantrekkelijk? Komt deze aantrekkelijkheid overeen met de mate waarin ze deze beroepsaspecten van toepassing vinden in hun werk? Zijn er hierbij verschillen tussen jongere en oudere artsen?
Methode
Ontwerp, onderzoekspopulatie en vragenlijst
Dit crosssectionele onderzoek is uitgevoerd met een digitale vragenlijst die is uitgezet onder alle artsen werkzaam binnen de JGZ van de GGD’en in de drie noordelijke provincies (Friesland, Groningen en Drenthe). Samen met de afdeling personeelszaken van de GGD’en is een lijst gemaakt van alle jeugdartsen met een dienstverband bij de deze drie GGD’en. Eén kleine JGZ-organisatie in Drenthe (waar vijf jeugdartsen werken) is daarom niet benaderd voor deelname aan het onderzoek.
Tussen februari 2022 en juli 2023 kregen alle betrokken artsen die op dat moment werkzaam waren binnen de JGZ vanuit de afdeling personeelszaken een e‑mail met daarin informatie over het onderzoek en een link naar een digitale vragenlijst toegestuurd. Eén maand later is er aan alle artsen een reminder verstuurd.
Voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst werd van alle respondenten informed consent gevraagd. De medisch-ethische toetsingscommissie van Amsterdam UMC heeft verklaard dat dit een niet-WMO plichtig onderzoek is (2021.0692).
De vragenlijst bestond uit twee onderdelen. In het eerste onderdeel werd gevraagd naar een aantal demografische kenmerken: geslacht, leeftijd (≤ 35, 36–45, 46–59, ≥ 60 jaar), aantal jaren werkzaam (≤ 5, 6–10, 11–19, ≥ 20 jaar), de omvang van het dienstverband (≤ 16, 17–35, ≥ 36 uren), het volgen van een vervolgopleiding en de laatst afgeronde opleiding.
Bij het tweede onderdeel is gebruikgemaakt van een lijst van 47 verschillende algemene beroepsaspecten die betrekking hebben op het brede beroep als arts in het algemeen. Dit betekent echter dat niet alle algemene aspecten van de beroepsuitoefening (bijvoorbeeld het omgaan met oudere patiënten) direct betrekking hebben op de beroepsuitoefening van de jeugdarts. Deze gevalideerde lijst is samengesteld aan de hand van een literatuuronderzoek en eerder onderzoek naar beroepsaspecten door Amsterdam UMC, waarbij vier domeinen qua beroepsuitoefening worden onderscheiden [26‐28]:
1.
toepassing van kennis en vaardigheden;
2.
aard van het medisch-professioneel handelen;
3.
type patiënten, contacten en aandoeningen;
4.
kenmerken van het dagelijkse werk.
Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre ze diverse algemene beroepsaspecten van toepassing vonden op hun huidige werk als jeugdarts en daarnaast in hoeverre ze deze aspecten aantrekkelijk vonden voor hun beroepsuitoefening. De classificatie van antwoorden liep van 1 tot 5 (1 = zeer weinig van toepassing c.q. aantrekkelijk en 5 = zeer van toepassing c.q. aantrekkelijk).
Analyses
Naast een beschrijvende analyse van de demografische gegevens van de respondenten is een analyse gemaakt van de beroepsaspecten die het meest en minst van toepassing werden gevonden en die het meest en minst aantrekkelijk werden gevonden. Het aspect van het werken met oudere patiënten (> 65 jaar) is hierbij niet meegenomen omdat dit niet geldt binnen de jeugdgezondheidszorg. Gezien de relatief kleine onderzoekspopulatie is ervoor gekozen om de verdeling in leeftijdscategorieën terug te brengen tot twee leeftijdsgroepen (≤ 45 jaar en ≥ 46 jaar).
Er werden verschilscores berekend tussen de gemiddelde score van de antwoorden op de diverse aspecten qua toepasselijkheid en de corresponderende antwoorden op de aantrekkelijkheid van deze kenmerken voor het huidige beroep. Een positieve verschilscore wil zeggen dat het kenmerk volgens de jeugdartsen aantrekkelijk is en minder van toepassing is op het beroep van jeugdarts. Afwijkingen kunnen maximaal 4 punten bedragen als een (gemiddelde) score 1 voor de toepasselijkheid en 5 voor de aantrekkelijkheid op het beroep of vice versa. Een grote positieve verschilscore wil dus zeggen dat de jeugdartsen het betreffende aspect zeer aantrekkelijk vinden in relatie tot het beroep van arts, maar (zeer) weinig van toepassing vinden op hun beroepsuitoefening. Omgekeerd wil een grote negatieve verschilscore zeggen dat jeugdartsen het betreffende aspect zeer weinig aantrekkelijk vinden in relatie tot het beroep van arts, maar wel (zeer) van toepassing vinden op hun beroepsuitoefening als jeugdarts.
Beschrijvende en statistische analyses zijn uitgevoerd met het programma SPSS® (versie 28). De verschilscores zijn berekend met behulp van t‑toetsen, waarbij p < 0,05 als statistisch significant werd beschouwd.
Resultaten
Van de 155 artsen die de vragenlijst ontvingen, hebben er 87 de lijst ingevuld, wat neerkomt op een respons van 56%. Tabel 1 laat zien dat 13% van de respondenten man is en 87% vrouw, van wie 83% in deeltijd werkt en ongeveer 70% een opleiding binnen de sociale geneeskunde heeft gevolgd.
Tabel 1
Demografische kenmerken van artsen werkzaam binnen het domein JGZ in drie noordelijke provincies (N = 87)
totaal
n (%)
87 (100)
geslacht
vrouw
76 (87)
man
11 (13)
leeftijd
≤ 45 jaar
43 (49)
≥ 46 jaar
44 (51)
aantal jaar werkzaam in JGZ
≤ 5 jaar
22 (25)
6 t/m 10 jaar
17 (20)
11 t/m 19 jaar
16 (18)
≥ 20 jaar
32 (37)
omvang dienstverband
≤ 16 uur
10 (12)
17 t/m 35 uur
63 (72)
≥ 36 uur
14 (16)
laatste afgeronde opleiding
basisartsopleiding
22 (25)
jeugdarts KNMG
46 (53)
arts M&G
15 (17)
anders
4 (5)
Uit tab. 2 blijkt dat het werken met jonge patiënten, het voorkomen van ziekten en effectieve communicatie worden beschouwd als de meest aantrekkelijke beroepsaspecten. Daarentegen worden het omgaan met terminale aandoeningen en het ervaren van stressvol en onregelmatig werk als minder aantrekkelijk beschouwd.
Tabel 2
Top 10 van meest en minst aantrekkelijke beroepsaspecten onder artsen werkzaam binnen het domein jeugdgezondheidszorg in drie noordelijke provincies (N = 87)
meest aantrekkelijke beroepsaspecten
minst aantrekkelijke beroepsaspecten
1. het werken met jonge patiënten (0–18 jaar)
1. terminale aandoeningen
2. voorkomen van ziekte
2. stressvol werk
3. kunnen communiceren
3. onregelmatig werk
4. voorlichten
4. lange werkdagen
5. parttimewerkmogelijkheid
5. acute aandoeningen
6. vertrouwensrelatie opbouwen met patiënten
6. veel spreekuren
7. diversiteit van werkzaamheden
7. hoog aanzien
8. teamwerk
8. farmacotherapeutische kennis
9. kennis van psychosociale en culturele achtergronden
9. technisch nauwkeurig werk
10. praatwerk
10. fysiek werk
Tabel 3 laat zien dat de jongere en oudere jeugdartsen dezelfde beroepsaspecten het meest en het minst aantrekkelijk vinden. Jongere artsen vinden het hebben van een parttimewerkmogelijkheid een aantrekkelijker beroepsaspect dan hun oudere collega’s.
Tabel 3
Top 10 van meest en minst aantrekkelijke beroepsaspecten onder artsen werkzaam binnen het domein JGZ in drie noordelijke provincies naar leeftijdscategorie (≤ 45 jaar en ≥ 46 jaar) (N = 87)
≤ 45 jaar
≥ 46 jaar
≤ 45 jaar
≥ 46 jaar
meest aantrekkelijk
meest aantrekkelijk
minst aantrekkelijk
minst aantrekkelijk
1. het werken met jonge patiënten (0–18 jaar)
1. het werken met jonge patiënten (0–18 jaar)
1. terminale aandoeningen
1. terminale aandoeningen
2. voorkomen van ziekte
2. voorkómen van ziekte
2. stressvol werk
2. stressvol werk
3. kunnen communiceren
3. kunnen communiceren
3. onregelmatig werk
3. lange werkdagen
4. voorlichten
4. voorlichten
4. lange werkdagen
4. onregelmatig werk
5. parttimewerkmogelijkheid
5. vertrouwensrelatie opbouwen met een patiënt
5. acute aandoeningen
5. hoog aanzien
6. vertrouwensrelatie opbouwen met patiënten
6. diversiteit
6. technisch nauwkeurig werk
6. veel spreekuren
7. diversiteit
7. teamwerk
7. veel spreekuren
7. acute aandoeningen
8. teamwerk
8. kennis van psychosociale en culturele achtergronden
8. farmacotherapeutische kennis
8. fysiek werk
9. kennis van psychosociale en culturele achtergronden
9. praatwerk
9. hoog aanzien
9. farmacotherapeutische kennis
10. praatwerk
10. parttimewerkmogelijkheid
10. routinewerk
10. routinewerk
Figuur 1 toont de gemiddelde verschilscores van de beroepsaspecten van het vak (als nullijn) en de mate van toepasselijkheid van deze kenmerken op het vak van jeugdarts, met een onderverdeling in de twee leeftijdscategorieën. De grootste discrepantie wordt gevonden voor de beroepsaspecten behandelen, bestrijden van pijn en ongemak, een langdurige relatie met een patiënt en begeleiden van ziekte. Deze beroepsaspecten met een grote positieve verschilscore zijn volgens de artsen aantrekkelijk, maar zijn slechts in geringe mate van toepassing op hun dagelijkse beroepsuitoefening. Veel spreekuren doen, routinewerk verrichten en stressvol werk worden met een grote negatieve verschilscore als onaantrekkelijke aspecten beschouwd, én in grote mate van toepassing op hun beroepsuitoefening.
Figuur 1
Gemiddelde verschilscores tussen de aantrekkelijkheid van aspecten van het beroep (nullijn) en de mate van toepasselijkheid hiervan op de beroepsuitoefening volgens de artsen werkzaam binnen het domein JGZ in drie noordelijke provincies
Wanneer we vervolgens kijken naar de leeftijdsverdeling zien we dat de oudere jeugdartsen een langdurige relatie met een patiënt (p < 0,05) en het behandelen en het bestrijden van pijn en ongemak meer dan hun jongere collega’s zien als aantrekkelijke beroepsaspecten, maar in geringe mate van toepassing op hun beroepsuitoefening. De jongere jeugdartsen vinden het kunnen toepassen van farmacotherapeutische kennis (p < 0,05), het werken in teamverband (p < 0,05) en het hebben van hoog aanzien aantrekkelijke beroepsaspecten die zij meer nog dan hun oudere collega’s op dit moment als minder van toepassing op hun werkzaamheden ervaren.
Alle jeugdartsen ervaren lange werkdagen en het werken met gezonde personen als van toepassing en als onaantrekkelijk aspect van hun beroepsuitoefening. Bij oudere jeugdartsen geldt dit met name voor lange werkdagen die als onaantrekkelijk worden ervaren, terwijl de jongere jeugdartsen het werken met gezonde personen minder aantrekkelijk vinden. Deze verschillen zijn niet statistisch significant.
Beschouwing
De beroepsaspecten die het meest aantrekkelijk worden gevonden zijn het werken met jonge patiënten, het voorkómen van ziekte en het kunnen communiceren. Hierbij zijn geen verschillen gevonden tussen jongere en oudere jeugdartsen. De respondenten geven daarnaast aan dat zij het behandelen, het bestrijden van pijn en ongemak, een langdurige relatie met een patiënt en het begeleiden van ziekte aantrekkelijke beroepsaspecten vinden, maar dat ze deze niet van toepassing vinden op hun beroepspraktijk. Het doen van veel spreekuren, routinewerk verrichten en stressvol werk zien ze als onaantrekkelijke beroepsaspecten, maar wel (erg) van toepassing op het vak.
Jeugdartsen vinden behandelen, bestrijden van pijn en ongemak, begeleiden bij ziekte en een langdurige relatie aangaan met cliënten aantrekkelijk. Dit komt overeen met eerder onderzoek, waarin werd gepleit voor het vergroten van de medische taken van jeugdartsen [29]. Zaken als het werken met jong patiënten, voorkomen van ziekte en communiceren zijn belangrijke aspecten van de beroepsuitoefening van de jeugdarts en worden ook door de beroepsvereniging als onderdeel van de taakomschrijving van de jeugdarts beschouwd [5].
Sterke en zwakke kanten
Een sterk punt van het onderzoek is dat we door het gebruik van deze vragenlijst een breed beeld hebben gekregen van de aantrekkelijkheid van het beroep van jeugdarts. Ook vormt de groep respondenten een goede afspiegeling van de totale populatie jeugdartsen in de noordelijke provincies. Tevens maakt de keuze voor een bestaande vragenlijst de resultaten vergelijkbaar met eerder onderzoek dat is verricht door het UMC Amsterdam onder studenten geneeskunde en jeugdartsen in de praktijk [26‐28].
De omvang van de groep respondenten is echter beperkt. Dat maakt een vertaalslag op landelijk niveau (nog) niet mogelijk. Door de vragenlijst alleen uit te zetten bij de drie GGD’en in Noord-Nederland is één JGZ-organisatie in Drenthe, waar vijf jeugdartsen werkzaam zijn, niet benaderd voor deelname aan het onderzoek. Gezien het relatief kleine aantal professionals is de inschatting dat dit de totale uitslag niet noemenswaardig heeft beïnvloed. Om geografische verschillen en/of overeenkomsten aan te tonen is het daarom wenselijk dit onderzoek te herhalen in andere delen van Nederland.
Aanbevelingen
Op basis van de genoemde resultaten doen we de volgende aanbevelingen. Ten eerste zouden de jeugdartsen meer betrokken kunnen worden bij het behandelen van kinderen. De toenemende focus op preventie en ook de transitie van zorg naar de nulde en eerste lijn zullen de vraag hiervoor gaan creëren. Een eerste stap is hiervoor in 2014 gezet door de vereniging Jeugdartsen Nederland (AJN), toen jeugdartsen door de zorgverzekeraar als verwijzer erkend werden [30]. Een volgende stap is in 2021 gezet door jeugdartsen enkele eenvoudige handelingen uit te laten voeren [31]. Dit sluit zowel aan bij de wensen van jonge jeugdartsen als bij die van geneeskundestudenten. Daarnaast wordt hiermee het aantal verwijzingen verminderd en past dit bij de gedachte van de Juiste Zorg op de Juiste Plek [32]. Dit zou ook de aantrekkelijkheid van het beroep van jeugdarts voor geneeskundestudenten kunnen vergroten. Zij zien tijdens hun coschappen slechts een beperkt deel van het vakgebied, waarbij vaak ook niet-medische aspecten aan de orde komen. Eerder onderzoek toont aan dat de kennis van en belangstelling voor de discipline toeneemt door een grotere exposure aan het vakgebied, waardoor een carrière als arts een realistische optie zou kunnen worden [19]. Om de taakuitoefening van de jeugdarts te verbeteren, zou meer aandacht besteed kunnen worden aan een andere (dag)invulling van hun werkzaamheden, zodat dat deze meer aansluit bij de (medische) behoefte van het veld, bijvoorbeeld door taakherschikking [17, 33]. Diverse initiatieven in het veld laten hierbij positieve resultaten zien [33]. Mede daarom is het belangrijk om de introductie van flexibilisering en taakherschikking in de JGZ goed te blijven volgen. Door routinematige taken van jeugdartsen weg te nemen, kan hun tijd doelgerichter worden ingezet. Waar voorheen meer dan 90% van de kinderen gezond opgroeide, neemt het aantal kinderen met een chronische aandoening toe [34]. Voor deze kinderen zou de jeugdarts een prominentere rol kunnen spelen. Daarnaast biedt taakherschikking jeugdartsen (wanneer zij dit aantrekkelijk vinden) de mogelijkheid zich meer te richten op collectieve preventie.
Ten tweede kunnen de competenties van jeugdartsen beter ingezet worden, bijvoorbeeld door ze veel meer te betrekken bij collectieve gezondheidsvraagstukken die er zijn en nog zullen komen. Dit haalt de jeugdartsen uit de spreekkamer, waardoor de negatief ervaren aspecten van veel spreekuren en routinewerk een minder groot deel van de beroepsuitoefening zullen uitmaken. Het beroep van jeugdarts wordt hiermee aantrekkelijker. De AJN heeft hiertoe in 2020 een visiedocument opgesteld [5]. Veel JGZ-organisaties zijn op dit moment met vertegenwoordigers uit alle betrokken disciplines en doelgroepen bezig met het opstellen van een plan van aanpak om het huidige flexibele en toekomstbestendige JGZ-dienstverleningsaanbod in kaart te brengen. Ook taakherschikking zou hierin een plek kunnen krijgen [17]. De resultaten van dit onderzoek kunnen hierin worden meegenomen.
Ten derde zouden de JGZ-organisaties de aantrekkelijke beroepsaspecten kunnen overnemen in de vacatureteksten voor de werving van jeugdartsen. De combinatie van deze kenmerken geeft goed aan wat de kernaspecten van het vak als jeugdarts zijn en op welke manier zij zich hiermee onderscheiden van andere specialismen.
Ten slotte benadrukt dit onderzoek de waarde die de jeugdartsen hechten aan werken in teamverband. Ook hiervoor is bij JGZ-organisaties inmiddels aandacht. Een mooi voorbeeld hiervan is dat er bij de GGD Fryslân de afgelopen jaren veel aandacht is geweest voor het werken in zelforganiserende teams [35]. De aanbeveling aan andere JGZ-organisaties is om dit voorbeeld over te nemen om op deze wijze meer jonge artsen te enthousiasmeren voor het vak van jeugdarts. Meer werken in teamverband zou ook kunnen leiden tot het afnemen van de uitstroom van jonge jeugdartsen.
Conclusie
Dit onderzoek geeft inzicht in de aantrekkelijke en minder aantrekkelijke aspecten van het beroep van jeugdarts. De deelnemende jeugdartsen vinden het werken met jonge patiënten, het voorkómen van ziekte en het kunnen communiceren aantrekkelijk en van toepassing op het vak. Routinewerk en veel spreekuren draaien vinden ze onaantrekkelijke beroepsaspecten.
De resultaten van dit onderzoek bieden handvatten voor werving (zoals het opstellen van vacatureteksten) en voor het behoud van jeugdartsen. Verder onderzoek is nodig om te achterhalen of er regionale verschillen zijn in het jeugdartsentekort en in de beroepsbeleving van jeugdartsen in de verschillende provincies en/of steden.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License, which permits any non-commercial use, sharing, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if you modified the licensed material. You do not have permission under this licence to share adapted material derived from this article or parts of it. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/4.0/.
Onze productaanbevelingen
Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen
TSG, het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, is het enige Nederlandstalige tijdschrift dat multidisciplinaire informatie bevat op het gebied van de volksgezondheid en gezondheidszorg. Naast de multidisciplinaire oriëntatie is de combinatie van wetenschap, beleid en praktijk uniek.
De jeugdarts KNMG, arts infectieziektebestrijding KNMG en de arts M+G/ jeugdgezondheid/infectieziektebestrijding in Nederland. Een tussentijdse capaciteitsraming voor de periode 2021–2041. 2021. https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004101.pdf. Geraadpleegd op: 7 jul 2025.
Iyer V, Waldram-Nienhuis A, Boland N, et al. Demedicalisering in de jeugdgezondheidszorg: de rol van de jeugdarts. Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7062.PubMed
Benjamins SJ, Damen MLW, Stel HF van. Feasibility and impact of doctor-nurse task delegation in preventive child health care in the Netherlands, a controlled before-after study. PLoS ONE. 2015;10(10):e139187.PubMedPubMedCentralCrossRef
18.
Soethout MBM, Cate OTJ ten. Beroepsvoorkeuren van studenten geneeskunde. Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7410.
19.
Soethout MBM, Beek AJ van der. Een carrière als sociaal geneeskundige: een optie voor de huidige geneeskundestudent? TSG Tijdschr Gezondheidswet. 2021;99:16–23.CrossRef
20.
Soethout MBM, Cate OTJ ten, Wal G van der. Development of an interest in a career in public health during medical school. Public Health. 2008;122:361–6.PubMedCrossRef
Soethout MBM, Cate OTJ ten, Wal G van der. Correlations of knowledge and preference of medical students for a specialty career: a case-study of youth health care. BMC Public Health. 2008;8:14.PubMedPubMedCentralCrossRef
28.
Soethout MBM, Beek AJ van der. Een carrière als sociaal geneeskundige: een optie voor de huidige geneeskundestudent? TSG Tijdschr Gezondheidswet. 2021;99:16–23.CrossRef
Kocken PL, Theunissen MHC, Bezem J, et al. Flexibilisering in de jeugdgezondheidszorg: passende zorg voor alle kinderen. TSG Tijdschr Gezondheidswet. 2025;103:1–9.CrossRef