Skip to main content
Top

2021 | Boek

Supervisie als proces

Een gids voor de praktijk

Redacteuren: Greet Vanaerschot, Dr. Nelleke Nicolai, Drs. Peter Daansen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit handboek biedt kaders én concrete handvatten voor de supervisor (in spe). De nadruk ligt op het leren faciliteren van het supervisieproces. Het laat zien hoe je als supervisor supervisanten kunt helpen psychotherapeutische en professionele vaardigheden te verwerven en integreren, zoals het opbouwen van een werkrelatie, het gepast en gefaseerd spiegelen en interveniëren, het toepassen van een behandelprotocol afgestemd op de cliënt, en het reflecteren op het eigen professioneel handelen.

Supervisie als proces bestaat uit twee delen. Het eerste deel biedt een algemene oriëntatie op het werkveld van supervisie. Begripsbepaling en positionering van supervisie, rollen, taken, verantwoordelijkheden en competenties van de supervisor, alsook het supervisieproces komen aan de orde .
Deel twee focust op de praktijk van supervisie in de verschillende fasen van het supervisieproces. Hoe zet je als supervisor de supervisant aan het werk? Hoe begeleid je de supervisant door zijn leercyclus? Welke tools kan je hierbij inzetten? Wat doe je als een supervisieproces vastloopt? Hoe vergroot je supervisants bewustzijn van onbewuste interferende processen en vormen van automatische coping? Wat zijn de aandachtspunten voor specifieke behandelcontexten?

Dit boek is bestemd voor supervisoren en zij die daartoe in opleiding zijn. Het boek kan onder andere gebruikt worden binnen de opleidingen tot psychotherapeut, gz-psycholoog, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, klinisch orthopedagoog en psychiater.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Introductie van de kernconcepten

Voorwerk
1. Supervisie: een vak apart
Samenvatting
Supervisie vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding van elke toekomstige ggz-hulpverlener. Supervisie heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld van een meester-gezel-model, gebaseerd op het inhoudelijke vakmanschap van de supervisor, tot een eigen professie waaraan specifieke eisen worden gesteld. De vele publicaties over supervisiemodellen, supervisietaken, supervisiemethodieken en competenties van de supervisor en het toenemende onderzoek getuigen hiervan. Deze ontwikkeling en de nieuwe visie op supervisie die hiermee samengaat, met name competentiegebaseerde supervisie, worden kort geschetst. Daarnaast worden de plaats en betekenis van supervisie gesitueerd binnen de ggz-opleidingen in Nederland en Vlaanderen. Naast de wettelijke regeling van de ggz-beroepen komen de verschillende onderdelen van de opleidingen aan de orde en wordt supervisie afgebakend van andere opleidingsonderdelen en begeleidingsvormen.
P. J. Daansen, G. A. M. Vanaerschot, N. J. Nicolai
2. Supervisiemodellen en het supervisieproces
Samenvatting
In de literatuur worden verschillende supervisiemodellen beschreven, die grosso modo in drie categorieën kunnen worden ondergebracht: de op psychotherapie gebaseerde modellen, de ontwikkelingsmodellen en de procesmodellen. Een supervisiemodel biedt de supervisor een conceptueel kader vanwaaruit hij kijkt naar supervisie en de leerbehoeften van de supervisant. Het biedt de supervisor de handvatten voor de keuze van zijn interventies, waardoor het supervisieproces focus en samenhang krijgt. Er wordt allereerst een overzicht gegeven van deze supervisiemodellen, waarna uitgebreider wordt ingegaan op twee procesmodellen: het discriminatiemodel van Bernard en het taakanalysemodel van Ladany, Friedlander en Nelson. Beide modellen worden geïllustreerd met vignetten. In deel twee van deze bijdrage worden de fasen binnen een supervisieproces besproken. We onderscheiden een begin-, een midden- of gevorderde en een eindfase. In elke fase staan andere rollen van de supervisor op de voorgrond, alsook andere competentiegebieden en processen bij de supervisant en een andere supervisierelatie.
G. A. M. Vanaerschot
3. Competenties van de supervisor
Samenvatting
Tegenwoordig wordt supervisie als een vak beschouwd. Zoals bij elk vak moet de beoefenaar vaardigheden ontwikkelen. Competentie gerichte supervisie sluit aan bij de methodiek van ‘evidence based clinical supervision’. Net zoals de supervisant competenties moet ontwikkelen, heeft ook de supervisor specifieke vaardigheden nodig. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste competenties genoemd die een supervisor moet hebben. De competenties bestrijken een breed scala lopend van algemene vaardigheden, zoals het opbouwen van een veilige leeromgeving en van een supervisierelatie, via kennis van ethische vraagstukken, diversiteit of het formuleren van leerdoelen, tot het geven van feedback en de evaluatie van de supervisie. Deze competenties worden aangevuld met competenties die noodzakelijk zijn om aan te sluiten bij de doelstellingen en leercurve van de supervisant.
P. J. Daansen
4. Leerstijlen en de leercyclus
Samenvatting
Leerstijlen in de supervisie worden meestal ontleend aan Kolb en diens vragenlijst. Ook de leercyclus is daaraan ontleend. Deze theorie is echter op vele fronten zwak: niet alleen qua verklaringskracht maar ook psychometrisch, zeker met betrekking tot het leren van volwassen professionals. In dit hoofdstuk geven we een aanzet tot een andere, meer valide kijk op het leren van supervisanten via de Cognitive Style Index en de neurowetenschappelijke onderbouwing daarvan. Verder besteden we aandacht aan het vermogen te mentaliseren en epistemisch te vertrouwen dat ook ten grondslag ligt aan leerprocessen van psychotherapeuten.
N. J. Nicolai

Het supervisieproces in de praktijk

Voorwerk
5. De contractfase en opbouw van de supervisierelatie
Samenvatting
Een goed verlopend supervisieproces vereist een duidelijk kader en een stevige werkalliantie. Transparante en heldere afspraken met betrekking tot de samenwerkingsvorm, het formele kader en de wederzijdse verwachtingen met betrekking tot de voorbereiding, het verloop en de evaluatie van de supervisiesessies en het supervisieparcours dienen bij aanvang – in de contractfase – worden geëxpliciteerd en eventueel geformaliseerd in de vorm van een contract. Daarnaast is de opbouw van een veilige werkalliantie van het grootste belang. Een supervisiealliantie impliceert een overeenstemming over de supervisiedoelen en -taken – de concrete werkwijzen die we in de supervisie hanteren –, en een relationele band waarbinnen de supervisant zich als persoon erkend, gehoord, gestimuleerd, gerespecteerd en gewaardeerd voelt. Er wordt toegelicht hoe de supervisiealliantie kan worden opgebouwd via het differentiëren en concretiseren van de competenties en via het werken aan een veilig leeromgeving, rekening houdend met de leerstijl van de supervisant. Er wordt afgesloten met het onderscheid tussen supervisie en leertherapie.
G. A. M. Vanaerschot
6. De start van supervisie
Samenvatting
In dit hoofdstuk bespreek ik aan de hand van het Common Factors-model hoe de verschillende taken in supervisie van start gaan. Het accent zal in de eerste fase meer liggen op het vestigen van een werkrelatie, het verwerven van vaardigheden en theoretische onderbouwing. In deze fase heeft de supervisor verder tot taak om de feedback zo te organiseren dat de supervisant zich vrij voelt om daarop terug te komen. Een volgende taak is het ontwikkelen van het reflectief vermogen. Dit vereist een nauwkeurig balanceren tussen professionele attitudes en aandacht voor de eigen persoonlijkheid, zonder dat de supervisie een leertherapie wordt. De reflectie dient in dienst te staan van het proces van de ontwikkeling van de psychotherapeut, maar ook van de patiënt, diens problemen en het therapeutische proces.
N. J. Nicolai
7. Het gebruik van procesbevorderende oefeningen
Samenvatting
In elke therapeutische oriëntatie wordt de supervisant, tijdens supervisie, op verschillende manieren tot zelfreflectie uitgenodigd. Dit hoofdstuk beschrijft procesbevorderende oefeningen die een supervisor kan gebruiken wanneer het reflectieproces stokt of een andere invalshoek nodig heeft. Vanuit de experiëntiële en de cognitief-gedragstherapeutische oriëntatie wordt een aantal procesbevorderende methodieken besproken die gehanteerd kunnen worden. De auteurs lichten toe hoe procesbevorderende oefeningen aangewend worden binnen het ontwikkelingsgerichte, het restauratieve en het evaluatieve aspect van supervisie. Concreet wordt beschreven hoe socratische dialoog, metaforen, rollenspel en creatief materiaal ingezet worden tijdens supervisie.
S. A. H. Vandepitte, P. J. Daansen
8. Hanteren van emotionele reacties en de supervisierelatie
Samenvatting
Overeenstemming over taken en doelen, en een emotionele band vormen de basis van een veilige supervisierelatie waarbinnen de supervisant kan leren. In deze samenwerking kunnen zich alliantiemoeilijkheden voordoen. Deze kunnen te maken hebben met emotionele reacties en weerstanden van de supervisant die eigen zijn aan de supervisantpositie, met rolonduidelijkheden en rolconflicten, of met dieperliggende persoonlijke patronen en gevoeligheden van supervisant of supervisor. Deze mogelijke bronnen van alliantieverstoringen worden hier besproken, alsook hoe je als supervisor deze verstoringen kunt opmerken en hoe je hiermee kunt omgaan. We onderscheiden verschillende omgangswijzen in de begin- en de gevorderde fase van het supervisietraject om deze alliantiebreuken niet enkel te herstellen maar ook te benutten voor het leerproces van de supervisant. Ten slotte staan we kort stil bij de grens tussen supervisie en psychotherapie.
G. A. M. Vanaerschot, W. E. Colin
9. Onbewuste/automatische processen en parallelprocessen, emotionele reacties en vastgelopen supervisies
Samenvatting
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de overdracht en tegenoverdracht en aan de impliciete relationele processen die in elk contact, dus ook in elke psychotherapie een rol spelen. Deze thema’s komen terug in de door Ladany et al. (2016, H. 2) beschreven taken:
1.
Focus op tegenoverdracht: bespreking van hoe en waarom de beleving van de supervisant wordt ‘getriggerd’ door het gedrag of de attitude van de cliënt.
 
2.
Aandacht voor parallelprocessen: bespreking over gelijkenissen tussen een specifieke therapeutische interactie en de interactie die plaatsvindt in de supervisie.
 
De overdracht en tegenoverdracht zijn transtheoretische en schooloverstijgende begrippen die in elke psychotherapie een rol spelen. Tegenoverdracht wordt hier gedefinieerd als alle reacties van een psychotherapeut op de uitingen en het gedrag van een patiënt. Maar ook de impliciete processen tussen supervisor en supervisant spelen een rol en een deel van de processen tussen een therapeut en een cliënt kunnen zich herhalen in de patronen tussen supervisor en supervisant. Men noemt dit parallelprocessen (zie ook H. 2). De supervisor is daarin geen observator maar participant. Dit is een verschijnsel waarop een supervisor nauwgezet dient te letten.
N. J. Nicolai
10. Bewustzijn van emotionele, cognitieve en gedragsmatige coping
Samenvatting
In veel therapeutische stromingen wordt aan de therapeutische relatie veel waarde toegekend. De kwaliteit van de therapeutische relatie bepaalt mede het uiteindelijke therapieresultaat. Tegenoverdrachtsgevoelens van de therapeut kunnen helpen om een goede therapeutische relatie tot stand te brengen en de copingstijl van de patiënt te herkennen, maar kunnen deze in de vorm van negatieve tegenoverdracht ook beschadigen. Negatieve tegenoverdracht komt tot uiting in een inadequate copingstijl van de therapeut ten opzichte van haar patiënt in de vorm van emotionele coping, cognitieve coping of gedragsmatige coping. In dit hoofdstuk wordt daar nader op ingegaan. Aan de hand van voorbeelden laten we zien hoe de supervisant zich van zijn coping en tegenoverdracht bewust kan worden en kan leren daarmee om te gaan. Er wordt benadrukt dat soortgelijke fenomenen zich ook in de supervisierelatie kunnen voordoen. Ze kunnen op identieke wijze worden geïdentificeerd.
P. J. Daansen, B. Butz
11. Methodieken in supervisie
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden verschillende methodieken besproken waar in supervisie gebruik van wordt gemaakt: zelfrapportage, procesnota’s en supervisieprotocol, audio- of video-opnames, transcriptmateriaal, interpersonal process recall en videofeedback, livesupervisie, rollenspel en inoefenen van vaardigheden zoals casusconceptualisatie. De keuze voor een methodiek wordt ingegeven door de voorkeuren van de supervisor, die meebepaald worden door: diens eigen psychotherapeutische oriëntatie; de traditie binnen het opleidingsinstituut; de leerdoelen die de supervisor of het opleidingsinstituut wil dat de supervisant bereikt; de leerdoelen van de supervisant; het ontwikkelingsniveau van de supervisant; de feitelijke mogelijkheden van de werkcontext van de supervisant; en de leerdoelen van de supervisor voor zichzelf als supervisor. Naast de methodiek kiest de supervisor ook telkens een focus voor het bewerken van de competentiedomeinen of leerdoelen: de interventies, de casusconceptualisatie of de persoonsgebonden factoren van de supervisant. Voor elk van deze bewerkingswijzen bieden de verschillende methoden eigen ingangswegen met voor- en nadelen.
G. A. M. Vanaerschot, P. J. Daansen, E. A. H. Brunfaut, N. J. Nicolai
12. Individuele, groepssupervisie en begeleide intervisie
Samenvatting
Een supervisieproces kan individueel of in een groep doorlopen worden. In dit hoofdstuk worden de eigenheden en voor- en nadelen van individuele supervisie en vooral van groepssupervisie belicht. Daarnaast wordt een aantal vaardigheden besproken waarover de supervisor moet beschikken om beide vormen van supervisie te begeleiden, alsook een aantal mogelijke valkuilen waar de supervisor alert op dient te zijn. Ten slotte wordt kort ingegaan op verschillende vormen van begeleide intervisie.
G. A. M. Vanaerschot, N. J. Nicolai, E. A. H. Brunfaut
13. Het specifieke van supervisie in de kinder- en jeugdpsychotherapie
Samenvatting
Het specifieke van de kinder- en jeugdpsychotherapie betreft drie sleutelbegrippen: het ontwikkelingsperspectief van het kind of de jongere, de opvoedkundige relatie met een of meerdere volwassenen waarin het kind of de jongere leeft en het mandaat dat nodig is alvorens er sprake kan zijn van een werkbaar therapeutisch kader. Gerelateerd aan deze drie begrippen worden diverse supervisiethema’s besproken, zoals spel, idioom, controle, grenzen, agressie, conflicterende loyaliteiten, geheimen, parallelprocessen, religieuze en culturele diversiteit en oneigenlijke mandaten. In de diverse supervisievoorbeelden komen ook een paar experiëntiële technieken aan de orde die als supervisiemethodiek gebruikt worden: een opstelling maken in de zandtafel, het spelgenogram en geleide imaginatie. Tot slot worden aan de hand van valkuilen, stagnaties en dilemma’s moeilijke momenten besproken. Stagnerende supervisieprocessen en pijnlijke confrontaties met persoonlijke problematiek en/of ongeschiktheid voor het vak zorgen voor dilemma’s in de eindbeoordeling. Uiteindelijk is kennis over zichzelf een voorwaarde voor iedere therapeut om het vak goed uit te oefenen.
E. A. H. Groothoff
14. Supervisie over groepspsychotherapie
Samenvatting
Dit hoofdstuk behandelt supervisie over groepspsychotherapie en hetgeen kenmerkend is voor deze vorm van supervisie. Verschillende thema’s komen aan de orde, zoals het kennismakingsgesprek, een casus van een ernstig stagnerende groep met een hoog angstniveau, indicatiestelling voor groepspsychotherapie, interactioneel werken met de groep, werken met eigen valkuilen, groepsfasen en leiderschapsstijl, parallelprocessen, lastige lieden, groepscohesie, werken met een cotherapeut en de illusie van de alwetende groepspsychotherapeut. Dit hoofdstuk maakt duidelijk dat groepspsychotherapie een vak apart is en dat het de nodige tijd in beslag zal nemen om dit vak in de vingers te krijgen. Tevens biedt groepspsychotherapie de kans om een behandelervaring te delen met een collega en is een goede samenwerking met de cotherapeut van belang voor de veiligheid in de groep; daarmee is dat ook weer een uitdaging om aan te werken.
R. J. Wolters
15. Supervisie vanuit systeemtherapeutisch perspectief: het belang van spelen met perspectieven
Samenvatting
Het kunnen spelen met meervoudige perspectieven is de uitdaging voor de systeemtherapeut en net zozeer, zo betogen wij in dit hoofdstuk, voor de systeemsupervisor. We benadrukken het belang van het vormen van een relationele en contextuele analyse ook bij supervisie rond individuele therapie. Deze aspecten dienen aandacht te krijgen tijdens de reflectie met de supervisant als belangrijke procesvariabelen: wat is de invloed van de relaties en de context op de problemen van de patiënt en vice versa. Aan de orde komen hoe de supervisor kan helpen om te gaan met herhalende interactionele patronen en het bespreekbaar maken van nooit eerder besproken emoties en verhalen die tot uiting komen in enactments. We staan stil bij livesupervisie, en uiteraard besteden we aandacht aan de geblokkeerde therapeut, om vervolgens af te sluiten met een slotbeschouwing.
J. M. Zoetmulder, J. A. Baars
16. Met de existentiële grondlaag in supervisie
Samenvatting
Existentiële thema’s kunnen we beschouwen als transdiagnostische factoren die een onderliggende rol spelen bij tal van psychische problemen. Doodsangst, zinloosheid en existentieel isolement staan voor vastgelopen verhoudingen met het leven zelf. De taak van de therapeut bestaat er niet enkel in om met cliënten aanwezig te zijn in deze gedeelde existentiële ruimte, maar ook in het in beweging brengen van vastgelopen existentiële processen. Supervisie helpt onderkennen welke existentiële thema’s en dynamieken in zowel de cliënt en de therapeut, als in het therapeutisch proces een rol spelen. Zij verbreedt de existentiële empathische capaciteit van de supervisant, zet zowel de problematiek als het concrete therapeutisch proces in een breder perspectief en helpt de therapeutische relatie op een verdiepende manier van mens tot mens aan te gaan.
S. Vanhooren, C. Missiaen
17. Cultuursensitiviteit: transculturele aspecten in supervisie
Samenvatting
In dit hoofdstuk beschrijven wij het belang van gevoeligheid voor culturele verschillen in het supervisieproces. Cultuursensitiviteit wordt hier opgevat als de respectvolle nieuwsgierigheid naar de culturele beleving, betekenis en context van klachten en problemen. Zij is een voorwaarde om te komen tot een gezamenlijk doel en inzet voor de behandeling. Naast de cultuursensitiviteit besteden wij ook aandacht aan machtsverschillen, aangezien deze een kern vormen in de relatie tussen supervisor en supervisant en tussen therapeut en cliënt. Culturele verschillen kunnen deze machtsfactor vergroten. Dit kan leiden tot schaamte, vermijding, drop- out of andere breuken in de werkrelatie.
A. Dogan, N. J. Nicolai
18. Supervisie en ethiek
Samenvatting
Net als een therapeutische relatie heeft ook een supervisierelatie ethische implicaties. De supervisor heeft de ethische verantwoordelijkheid verlammende patronen in het supervisieproces te herkennen en mogelijk zijn eigen aandeel daarin aan te kaarten, zodat de ethische context van de supervisiecontext hersteld wordt. Vanaf het begin moet de supervisor transparant zijn over zijn werkwijze en de kaders; alles wat onduidelijk is, kan ten nadele van de supervisant uitvallen. Het is interessant na te denken over grensvervagingen die ontstaan als supervisant of supervisant behoeften tracht te bevredigen die niet in de supervisie thuishoren. Houdt de supervisor bij alles wat hij doet het belang van de supervisant in de gaten?
F. W. Schalkwijk
19. Evaluatie in het supervisieproces
Samenvatting
Supervisie kent verschillende doelstellingen. Een belangrijk onderdeel van supervisie is de kwaliteitsborging van de door de supervisant uitgevoerde behandeling. Dit behelst dat de supervisant zowel technische vaardigheden op interventieniveau moet leren als inzicht moet krijgen in het therapeutisch proces dat mede beïnvloed wordt door persoonlijke kenmerken. Het leerproces gedurende de supervisie wordt door de supervisor beoordeeld. We doen dat door de prestatie van de supervisant af te zetten tegen een standaard die we hanteren om de prestatie af te meten. Deze bijdrage beoogt elementen aan te brengen die ons kunnen helpen om tot zo’n standaard te komen. De beoordeling omvat een proces- en productevaluatie. Een aparte vorm daarvan is de evaluatie van competentiegerichte supervisie (CGS). Verder argumenteren we dat het evaluatieproces zich niet beperkt tot het afmeten tegenover een norm, maar dat we ook rekening houden met het persoonlijke (groei)proces van de supervisant.
W. E. Colin, P. J. Daansen
Nawerk
Meer informatie
Titel
Supervisie als proces
Redacteuren
Greet Vanaerschot
Dr. Nelleke Nicolai
Drs. Peter Daansen
Copyright
2021
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-2526-9
Print ISBN
978-90-368-2525-2
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2526-9