Samenvatting
Zodra er sprake is van een verhoogde spiertonus, wordt gesproken van stijfheid, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen spasticiteit (bij een wegvallende supraspinale inhibitie van de alfaneuronen), rigiditeit (bij een wegvallende supraspinale inhibitie van de gammaneuronen) en paratonie (een onvermogen de spieren te ontspannen). De spiertonus kan beoordeeld worden door palpatie en het testen van de weerstand bij passieve bewegingen over de gewrichten: hypertone spieren zijn gespannen en bieden verhoogde weerstand bij passief bewegen, terwijl hypotone spieren slap aanvoelen en geen weerstand bieden. Bij het testen van de spiertonus over een gewricht is bij spasticiteit typisch sprake van een zogeheten ‘knipmes’-fenomeen, terwijl bij rigideit de associatie met een ‘loden pijp’-fenomeen optreedt.