Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

15. Spijsverteringsklieren

Auteurs : Anthony L. Mescher, prof.em.dr. E. Wisse, dr. C.P.H. Vreuls, prof.dr. J.-L. Hillebrands

Gepubliceerd in: Functionele histologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Speekselklieren

  • Speekselklieren hebben acini (kliereenheden) met eiwitrijke secretie: de sereuze cellen of meer tubulaire kliereenheden met mukeuze cellen. De cellen bewaren hun product in apicale secretiegranula, die op commando uitgescheiden kunnen worden.
  • De glandula parotis heeft voornamelijk sereuze cellen, de glandula sublingualis is voor het merendeel mukeus met hier en daar sereuze halvemaantjes (demilunes), terwijl de glandula submaxillaris gemengd is met hoofdzakelijk sereuze acini.
  • De acini zijn aangesloten op een ‘intercalated duct’: de afvoergang met kubisch epitheel die aansluit op steeds grotere afvoergangen met meer cilindrisch epitheel. In de grotere afvoergangen wordt het zeldzame meerlagig kubisch of zelfs cilindrisch epitheel gevonden. Het geheel lijkt op een druiventros met septa van bindweefsel.
  • De epitheelcellen van de speekselbuis (‘striated duct’) bezitten mitochondriën tussen plooien van de basale celmembraan, hetgeen wijst op intensief ionentransport, in dit geval van het lumen naar de extraductulaire ruimte.

Pancreas

  • De endocriene cellen van de pancreas liggen in eilandjes te midden van de overgrote meerderheid van sereuze exocriene pancreascellen. De exocriene cellen zijn georganiseerd in acini met afvoergangen, een beetje lijkend op de speekselklieren.
  • De endocriene cellen scheiden insuline, glucagon en somatostatine naar het bloed uit. Door de exocriene cellen worden de spijsverteringsenzymen via een afvoergang afgeleverd aan het duodenum.
  • Exocriene pancreascellen bevatten een grote hoeveelheid RER voor de enzymsynthese. Via het Golgi-apparaat worden de nog onwerkzame enzymen opgeslagen in de apicale zymogeengranula. Na uitscheiding worden de enzymen in het darmlumen geactiveerd door pepsine.
  • De ‘intercalated duct’ van de exocriene cellen begint al in de acinus met de licht gekleurde centroacinaire cellen, die bicarbonaat toevoegen aan de secretie. Bicarbonaat dient ertoe de zure maaginhoud in het duodenum te neutraliseren.

Lever

  • Leverparenchymcellen (Pcs) (een betere naam voor hepatocyten, wat levercellen betekent) zijn grote cellen met veel functies. Ze bevatten een of meer, vaak polyploïde kernen, een grote hoeveelheid platte, gestapelde RER-cisternen verbonden met een onregelmatig tubulovesiculair netwerk van SER, veel mitochondriën, lysosomen en peroxisomen.
  • Pcs synthetiseren plasma-eiwitten en stollingsfactoren, galzouten, bilirubinediglucuronide en cholesterol. Ze slaan glucose op in glycogeen, metaboliseren koolhydraten en lipiden (vice versa) en detoxificeren farmaca, maar ook lichaamseigen stoffen.
  • Leverparenchymcellen hebben drie oppervlakken met eigen specialisaties: 1) de sinusoïdale celmembraan met microvilli die uitsteken in de ruimte van Disse, en de 2) vlakke laterale celmembraan die aansluit op 3) de membraan van de galcapillair, een intercellulaire ruimte tussen twee leverparenchymcellen.
  • De microcirculatie van het weefsel wordt duidelijk in het leverlobje: het bloed stroomt binnen via een tak van de vena portae (waar het weinige arteriële bloed reeds mee gemengd is), daarop sluiten de sinusoïden aan (speciale levercapillairen), die uitstromen in de centrale vene. Een leverlobje is dus een hoeveelheid leverparenchymcellen rond een centrale vene, aan de buitenzijde rondom voorzien van takken van de vena portae op enige afstand van elkaar.
  • Takken van de vena portae worden begeleid door bindweefsel, een of meer galgangen, een arterie, een zenuw en een lymfevat. De centrale vene heeft geen begeleiding.
  • De leverparenchymcellen in het lobje tonen een gradiënt in functie en samenstelling, ten gevolge van het feit dat de vena portae zuurstof en veel materiaal direct uit de darm binnenbrengt, dat direct door de perifere Pcs kan worden opgenomen en verwerkt. De centrale Pcs worden weleens beschouwd als ‘reserve’ (en als fysiologisch benadeeld).
  • In de sinusoïden vindt men bij de mens drie typen sinusoïdale cellen.
    1
    De endotheelcellen van de sinusoïden zijn aaneengesloten (continu). Het endotheel is voorzien van talrijke fenestrae met een diameter van 105 nm (bij de mens). Het endotheel heeft drie functies: het houdt de bloedcellen gescheiden van de ruimte van Disse, het filtert kleine deeltjes die toegang krijgen tot de ruimte van Disse, en het heeft een grote endocytotische en verterende capaciteit, gestuurd door specifieke receptoren.
     
    2
    De Kupffer-cellen zijn residente weefselmacrofagen die in de sinusoïden op het endotheel gelegen zijn. Ze stammen niet af van monocyten en behoren tot het RES. Vreemde deeltjes en endotoxine die uit de darm de lever binnenkomen, worden opgenomen. Geactiveerde Kupffer-cellen (bijvoorbeeld bij sepsis) zijn gevaarlijk wegens het uitscheiden van toxische producten.
     
    3
    De ‘fat-storing-cellen (Ito-cellen, ‘stellate cells’) liggen in de ruimte van Disse, bedekt door endotheel. Ze tonen karakteristieke vetdruppels die veel vitamine A bevatten. Bij sommige leveraandoeningen verliezen ze hun vetdruppels en vitamine A en transformeren naar myofibroblastische cellen die veel collageen produceren, waarmee het fibrose-proces op gang komt.
     
  • Gal (galzouten, bilirubinebiglucuronide, ionen en andere) wordt door Pcs uitgescheiden in de galcanaliculi, die gevormd worden als intercellulaire ruimte tussen twee naburige Pcs die deze ruimte met ‘tight junctions’ volledig afsluiten. De afstand tussen galcanaliculi en de ruimte van Disse is klein en het risico van gal-lekkage en icterus is niet denkbeeldig.
  • Het ingewikkelde 3D-netwerk van galcapillairen op de laterale membranen van de Pcs is duidelijk gescheiden van het eveneens ingewikkelde 3D-netwerk van de sinusoïden. Galcapillairen stromen uit in de ductus van Hering in de periferie van het leverlobje, die op zijn beurt uitstroomt in de interlobulaire galgang enzovoort.

Galwegen

  • De galwegen zijn bekleed met kubisch of cilindrisch epitheel: de cholangiocyten. Binnen de lever dragen deze cellen merkwaardig genoeg een cilium.
  • Bij de hilus verlaten twee galgangen de lever. Ze verenigen zich tot de ductus cysticus die de gal in de galblaas uitstort. Daar wordt de gal bewaard en ingedikt door de onttrekking van water.
  • De wand van de galblaas heeft een iets simpeler bouw in vergelijking tot de tractus digestivus.
  • Cholecystokinine induceert de lediging van de galblaas naar het duodenum.
Metagegevens
Titel
Spijsverteringsklieren
Auteurs
Anthony L. Mescher
prof.em.dr. E. Wisse
dr. C.P.H. Vreuls
prof.dr. J.-L. Hillebrands
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1090-6_15