Skip to main content
Top

2008 | OriginalPaper | Hoofdstuk

7. Spiercontractie

Auteurs : Prof.dr. L. N. Bouman, Prof.dr. J. A. Bernards, Prof.dr. H. W. G. M. Boddeke

Gepubliceerd in: Medische fysiologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Abstract

Na bestudering van dit hoofdstuk kan men de volgende vragen beantwoorden.
1
Hoe komt op cellulair en moleculair niveau de contractie van een skeletspiervezel tot stand?
 
2
Op welke wijze verschillen hartspier en gladde spier daarin van skeletspier en van elkaar en wat zijn daarvan de functionele consequenties?
 
3
Op welke wijze verschilt het effect van een zenuwprikkel op een vezel van een skeletspier, de hartspier en een gladde spier?
 
4
Hoe wordt op moleculair niveau de contractiekracht van een skeletspiervezel gevarieerd en hoe gebeurt dit bij de hartspier?
 
5
Wat is het verband tussen de kracht en de snelheid van een spiercontractie?
 
6
Welke typen spiercontractie doen zich voor wanneer men gaat fietsen? Verklaar het antwoord.
 
7
Wat zijn de verschillen tussen langzame en snelle spiervezels? Wat zijn langzame en snelle spieren?
 
8
Waarom is de hartslag altijd een enkelvoudige contractie en waarom treedt deze bij skeletspieren hoogst zelden en bij gladde spier nooit op? Wat is het gebruikelijke type contractie in deze spiersoorten?
 
9
Wanneer spreekt men van anaerobe training en wat zijn daarvan de effecten? Beantwoord dezelfde vragen voor aerobe training.
 
Metagegevens
Titel
Spiercontractie
Auteurs
Prof.dr. L. N. Bouman
Prof.dr. J. A. Bernards
Prof.dr. H. W. G. M. Boddeke
Copyright
2008
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6536-4_7