Skip to main content
Top

2014 | Boek

Speeksel en speekselklieren

Betekenis voor de mondgezondheid

Redacteuren: E.C.I. Veerman, A. Vissink

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Speeksel is van essentieel belang voor onze mondgezondheid. Zonder speeksel vallen tanden en kiezen ten prooi aan afbraak door cariës, erosie en attritie. Bovendien gaat monddroogte het dagelijks leven domineren, omdat zaken als eten en praten plotseling niet meer vanzelfsprekend zijn.

Deze geheel herziene uitgave van Speeksel, speekselklieren en mondgezondheid biedt een integraal overzicht van speeksel, vanaf de vorming in de speekselklieren, de functies in de mond, tot aan de rol die het heeft in ziekteprocessen. In dit boek, dat uniek is in zijn soort, worden fundamenteel biochemische processen in speeksel behandeld in relatie tot de klinische praktijk.

Onderwerpen die aan de orde komen zijn o.a. de rol van speeksel in de bescherming tegen cariës, speeksel en wondgenezing, monddroogte, en diagnostische toepassingen van speeksel. Ten opzichte van de vorige editie is de inhoud geactualiseerd, er zijn nieuwe illustraties toegevoegd, en het bevat verwijzingen naar digitale informatiebronnen. In een aantal hoofdstukken zijn intermezzo’s geplaatst met achtergrondinformatie over het behandelde onderwerp.

Deze uitgave is primair bedoeld als leerboek voor studenten in de tandheelkunde, mondzorgkunde en voor preventieassistenten. Het voorziet in een degelijk kennisfundament, waarop kan worden verder gebouwd. Daarnaast is het waardevol voor tandartsen, mondzorgkundigen, huisartsen en verpleegkundigen die steeds vaker te maken krijgen met oudere patiënten met monddroogteklachten.

Prof. dr. E.C.I. Veerman is als hoogleraar verbonden aan de Sectie Orale Biochemie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam.

Prof. dr. A. Vissink is hoogleraar orale geneeskunde en als MKA-chirurg werkzaam op de afdeling Kaakchirurgie van het UMC Groningen.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Algemene inleiding
Samenvatting
Uit deze algemene inleiding kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
  • Speeksel heeft een grote verscheidenheid aan functies die vooral te maken hebben met de bescherming van de mond.
  • Speeksel is betrokken bij groei en ontwikkeling van alle orale weefsels.
  • Speeksel speelt een essentiële rol bij smaakgewaarwording en spijsvertering.
  • Speekselanalyse kan gebruikt worden als alternatief voor bloed bij de diagnostiek van bepaalde aandoeningen.
De hoofdaccenten in elk hoofdstuk zijn vooral gelegd op de algemene biochemische principes van processen waarin speeksel en speekselcomponenten een rol spelen. Hierbij is ernaar gestreefd de lezer inzicht te geven in de moleculaire wereld achter biologische en pathofysiologische processen in speeksel. Veel hoofdstukken bevatten intermezzo’s, waarin moleculaire details nader worden toegelicht, of waarin extra informatie wordt gegeven over bepaalde aspecten van het onderwerp. Ter verdere bestudering is aan elk hoofdstuk een lijst met overzichtsliteratuur toegevoegd.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg
2. Vorming en secretie van speeksel
Samenvatting
  • Speeksel wordt geproduceerd door verschillende speekselklieren. Daarnaast bevat mondvloeistof een kleine hoeveelheid serumeiwitten, die via de creviculaire vloeistof in de mondvloeistof terechtkomen.
  • De grootste bijdragen aan speeksel leveren de oorspeekselklieren (gl. parotise), de onderkaakspeekselklieren (gl. submandibulares) en de speekselklieren onder de tong (gl. sublinguales).
  • Anorganische bestanddelen variëren sterk, afhankelijk van stimulatie; vooral Na+, K+, Cl- en HCO3 -. Minder sterk variëren Ca2+, Mg2+ en fosfaat.
  • De ionensamenstelling van primair speeksel lijkt op die van bloedplasma: door resorptie in het afvoerkanaal worden Na+- en HCO3 --ionen geresorbeerd en K+-ionen gesecreteerd. Gevolg van deze resorptieprocessen is dat de mondvloeistof hypotoon is ten opzichte van serum.
  • Speekselsecretie is een neuronaal gereguleerd proces. Secretie van eiwit door acinaire cellen wordt gestimuleerd door adrenerge stimuli. Cholinerge stimuli zetten cellen aan tot secretie van water en ionen.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg
3. Eigenschappen van klierspeeksels
Samenvatting
  • Speeksel wordt geproduceerd door verschillende typen klieren, die elk een secreet met een karakteristieke biochemische samenstelling uitscheiden.
  • De grote verschillen in samenstelling tussen verschillende klierspeeksels is een van de oorzaken van de variaties in kwantiteit en in kwaliteit van speeksel, zowel binnen een persoon als tussen personen.
  • Factoren die een rol spelen zijn onder andere dag-en-nachtritme, aard en sterkte van de prikkel, psychische toestand, dieet, hormoonspiegels, fysieke activiteit en medicijngebruik.
  • De secretie van parotisspeeksel wordt vooral gestimuleerd door citroenzuur en door kauwen. De secretie van submandibularisspeeksel wordt verhoogd door citroenzuur en door menthol, en minder door kauwen.
  • De viscositeit van klierspeeksels neemt af in de volgorde: sublingualis- → palatum- → submandibularis- → parotisspeeksel.
  • Immuunglobulinen worden door alle speekselklieren uitgescheiden; de kleine speekselklieren leveren een relatief grote bijdrage.
  • De verschillende (sero)mukeuze klieren (gl. sublingualis, gl. submandibularis en de speekselkliertjes in het palatum) secreteren mucinen die biochemisch van elkaar verschillen; kwantitatief leveren deze speekselklieren een ongeveer even grote bijdrage aan de totale concentratie van mucinen in speeksel.
Prolinerijke eiwitten komen in gestimuleerd speeksel vooral uit de gl. parotis en in mindere mate uit de gl. submandibularis.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg
4. Zuurgraad, buffersystemen en speeksel
Samenvatting
  • In rustspeeksel is fosfaat de belangrijkste buffer, en in mindere mate bicarbonaat. In gestimuleerd speeksel is de bicarbonaatconcentratie en daarmee de zuurneutraliserende capaciteit verhoogd.
  • De pH van mondbodemspeeksel is minder sterk afhankelijk van de secretiesnelheid dan die van parotisspeeksel.
  • Bij een lage speekselsecretie is de spoelwerking, de zuurneutraliserende en de remineraliserende werking van speeksel verlaagd. Een lage speekselsecretie vormt daarom een risicofactor voor cariës en erosie.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg
5. Antimicrobiële eiwitten in speeksel
Samenvatting
Speeksel bevat verschillende eiwitten en peptiden met antimicrobiële eigenschappen. In kwantitatief opzicht de belangrijkste zijn:
Daarnaast bevat speeksel ook bacteriebindende eiwitten, onder andere immuunglobulinen, die hun kolonisatie in de mond remmen.
  • Lysozym: breekt mureïne in de celwand af en verstoort het membraan van grampositieve bacteriën. Hierdoor lyseert de bacterie en sterft af.
  • Lactoperoxidase (uit speekselklieren) en myeloperoxidase (uit leukocyten): katalyseren de vorming van de antimicrobiële verbinding OSCN uit SCN met behulp van waterstofperoxide. OSCN inactiveert essentiële enzymen in de cel.
  • Lactoferrine: bindt ijzerionen die bacteriën nodig hebben voor groei. Bij proteolytische afbraak van van lactoferrine in de maag worden peptiden vrijgemaakt met bacteriedodende werking.
  • Chitinase: hydrolyseert bindingen in chitine, een onderdeel van de celwand van schimmels.
  • SLPI is een antibacterieel eiwit dat in lage concentraties in speeksel voorkomt.
W. van ’t Hof, E.C.I. Veerman
6. Antimicrobiële peptiden in speeksel
Samenvatting
Antimicrobiële peptiden (AMP’s) spelen een belangrijke rol in de verdediging van orale weefsels. AMP’s bezitten een netto positieve lading en hebben amfipathische eigenschappen. Ze binden aan membranen van micro-organismen, waardoor deze lek raken en de bacterie of schimmel sterft. Speeksel bevat drie groepen AMP’s: histatinen, defensinen en het cathelicidine peptide LL-37. Alle drie doden ze een breed scala aan micro-organismen en schimmels. Verder hebben ze epitheelcel-stimulerende eigenschappen en versnellen ze wondgenezing. Daarnaast bezitten LL-37 en defensinen ook immuunmodulerende eigenschappen. Vanwege hun simpele structuur zijn AMP’s relatief gemakkelijk op grote schaal te maken. Hierdoor zijn ze potentieel toepasbaar als breedwerkende antimicrobiële agentia.
W. van ’t Hof, E.C.I. Veerman
7. Speekselmucinen
Samenvatting
Kenmerkend voor humaan totaalspeeksel is de aanwezigheid van twee soorten mucinen: het hoogmoleculaire (MUC5B = MG-1-) en het laagmoleculaire (MUC7 = MG-2-)mucine. MUC5B is afkomstig uit alle (sero)mukeuze speekselklieren. MUC7 lijkt niet in alle personen aanwezig te zijn in palatinaal speeksel. Beide soorten mucinen verschillen in biochemische eigenschappen en hebben waarschijnlijk verschillende functies.
MUC5B is verantwoordelijk voor de visco-elastische eigenschappen van speeksel en speelt een belangrijke rol bij de lubricatie. MUC5B bindt sterk aan tandglazuur en kan dan ook worden beschouwd als een tandpelliclecomponent. In die hoedanigheid beschermt MUC5B de gebitselementen tegen demineralisatie door zuuraanvallen. MUC5B bindt niet aan de meest voorkomende orale bacteriën. Alleen Haemophilus (para)influenzae en Helicobacter pylori zijn in staat MUC5B te binden.
MUC7 bindt echter aan het merendeel van de orale micro-organismen en kan deze met behulp van s-IgA doen aggregeren. Beide mucinen kunnen door micro-organismen gebruikt worden als voedingssubstraat. Vooral eindstandige siaalzuurresiduen worden in de mondholte snel afgesplitst door bacterieel sialidase/neuraminidase, vooral bij slechte mondhygiëne.
Humane speekselmucinen verschillen sterk van alle bekende dierlijke speekselmucinen. Met name de koolhydraatketens zijn complexer en meer heterogeen. In het algemeen blijkt dat de speekselmucinen een vitale rol spelen bij het gezond houden van zowel de gebitselementen als de mucosale weefsels. Zij beschermen alle orale weefseloppervlakken tegen mechanische beschadiging, zuurinwerking en proteolytische afbraak door micro-organismen.
E.C.I. Veerman, A. van Nieuw Amerongen
8. Immunologische afweer in speeksel
Samenvatting
  • De immuunglobulinen in speeksel behoren voornamelijk tot de IgA-klasse en zijn vooral als secretie-IgA aanwezig (s-IgA): een complex van twee IgA-moleculen, een J-keten en een secretory component.
  • Van de IgA-moleculen in speeksel wordt 98% in de speekselklieren gesproduceerd, slechts 2% is afkomstig uit serum.
  • De hoogste s-IgA-concentratie wordt aangetroffen in mukeus labiaal speeksel. De labiale speekselkliertjes leveren ongeveer 35% van het s-IgA in totaalspeeksel.
  • In speeksel behoort ongeveer 60% van de s-IgA-moleculen tot de IgA1-subklasse. IgA1-moleculen worden onder invloed van proteolytische enzymen gemakkelijker afgebroken dan IgA2-moleculen.
  • De belangrijkste functie van s-IgA is het beschermen van de mucosale membranen tegen kolonisatie van micro-organismen. Dit geschiedt mogelijk in samenwerking met andere speekselcomponenten, zoals lactoferrine, agglutinine en mucinen.
  • Patiënten die onvoldoende s-IgA hebben, vertonen een hogere cariësscore, terwijl daarnaast S. mutans in hogere frequentie aanwezig is.
H.S. Brand
9. Samenstelling en rol van de tandpellicle
Samenvatting
  • Alle materialen in de mond worden bij blootsteling aan speeksel direct bedekt met een laag geadsorbeerde speekseleiwitten, de pellicle.
  • Pellicles functioneren als lubricerende coatings die de onderliggende weefsels beschermen tegen slijtage door wrijving.
  • De tandpellicle beschermt het glazuur tegen directe aantasting door zuren en voorkomt ongeremde aanhechting van micro-organismen.
  • Statherine en prolinerijke eiwitten in de tandpellicle vormen een reservoir van calciumionen voor remineralisatie van tandglazuur
  • MUC5B in orale pellicles is van essentieel belang voor de smering van orale oppervlakken.
  • Daarnaast beschermt MUC5B in pellicles de onderliggende weefsels tegen directe inwerking van schadelijke verbindingen en remt de microbiële kolonisatie van orale oppervlakken.
A.J.M. Ligtenberg, E.C.I. Veerman
10. Speeksel en mondflora
Samenvatting
  • De mondholte is een van de meest gekoloniseerde gebieden van het menselijk lichaam. 1 ml speeksel bevat 100 miljoen tot één miljard bacteriën. Er zijn minstens 600 vaste soorten aanwezig, daarnaast is er nog een grote individuele variatie.
  • Speekseleiwitten op het tandoppervlak en epitheel kunnen als receptor dienen voor bacteriën. In opgeloste toestand remmen dezelfde eiwitten de kolonisatie van het tandoppervlak door micro-organismen.
  • Speeksel is een belangrijke voedingsbron van orale bacteriën. Dit resulteert in een stabiel ecosysteem. Verstoring van dit ecosysteem, door frequente suikerconsumptie of antibioticumtherapie, resulteert in een schadelijker mondflora en verhoogde vatbaarheid voor mondinfecties.
A.J.M. Ligtenberg, E.C.I. Veerman, W. van ’t Hof
11. Speeksel en wondgenezing
Samenvatting
  • Speeksel zorgt voor een vochtig milieu in de mond, wat het proces van wondgenezing bevordert. Bovendien bevat speeksel een verscheidenheid aan eiwitten die direct of indirect betrokken zijn bij de wondgenezing.
  • Opiorfinen in speeksel kunnen de werking van natuurlijke pijnstillers verlengen.
  • De stolling van bloed wordt bevorderd door tissue factor in speeksel.
  • Speeksel bevat verschillende groeifactoren: EGF, TGF-α, VEGF, IGF, NGF, FGF en HGF. De concentraties EGF en TGF-α in speeksel worden beïnvloed door levensstijl, leeftijd en systemische ziekten. Hoewel deze groeifactoren bij de mens in speeksel in lage concentraties aanwezig zijn, zouden sommige ervan een rol kunnen spelen bij de bescherming van het mondepitheel en wondgenezing.
  • Secretory leukocyte protease inhibitor (SLPI) kan het enzym elastase remmen, wat bindweefselafbraak voorkomt.
  • Trefoil factor 3 en histatinen versnellen wondsluiting. Histatinen zijn relatief eenvoudige chemische verbindingen, die gemakkelijk in grote hoeveelheden geproduceerd kunnen worden, zodat zij mogelijk zijn toe te passen als wondgenezing bevorderende geneesmiddelen.
  • Cystatinen remmen virussen, afbraak van collageen en botresorptie. De concentratie cystatine C in speeksel stijgt tijdens gingivitis en parodontis.
H.S. Brand, E.C.I. Veerman
12. Speeksel en spijsvertering
Samenvatting
De rol van speeksel bij de spijsvertering wordt vaak onderschat en bestaat uit meer dan een bijdrage aan de vertering van zetmeel door amylase. Vooral bij patiënten met een disfunctie van de speekselklieren komt het belang van speeksel voor de voedselvertering duidelijk tot uiting. Speeksel speelt onder andere een rol bij:
  • neutralisatie van zuurbevattende voedingsstoffen en dranken. Bij geen of onvoldoende speeksel zijn gebitselementen en mucosa extra kwetsbaar voor aantasting door zuren (zie H. 4, 19 en 20);
  • het maken van een gladde spijsbrok (bolus) van de vaste voedingsbestanddelen. Het maken van een bolus vergemakkelijkt het fijnmalen bij het kauwen en doorslikken, vermindert de wrijving met de mucosa en is van belang voor het proeven van voedsel (zie H. 13). Na het doorslikken blijven speekselenzymen actief, ondanks de extreem zure condities in de maag, doordat de met speeksel doordrenkte bolus ze beschermt tegen inactivering door maagzuur;
  • de voedselvertering. Speeksel bevat verschillende enzymen die een begin maken met de vertering van diverse voedingsbestanddelen, onder andere α-amylase, proteolytische enzymen (eiwitafbraak), lipase (vetafbraak) en polynucleotidasen (DNA- en RNA-afbraak). Afbraak van voedingsbestanddelen is ook van belang voor het verwijderen van vaste voedselresten die op de zogenoemde predilectieplaatsen achterblijven, de interdentale en occlusale vlakken. Door inwerking van enzymen worden deze voedselresten afgebroken tot kleinere fragmenten die beter oplosbaar zijn in water en gemakkelijker kunnen worden weggespoeld.
E.C.I. Veerman, W. van ’t Hof
13. Speeksel en smaak
Samenvatting
Speeksel speelt een belangrijke rol bij smaakwaarneming. Het is zowel oplosmiddel als transportmiddel voor smaakbestanddelen.
Smaakherkenning vindt plaats in de papillen: de papillae circumvallatae, papillae fungiformes, papillae foliatae.
In de papillen bevinden zich de smaakcellen die receptoren bevatten voor de vijf basissmaken: zoet, zuur, zout, bitter en umami.
De vertaling van een smaakstimulus naar een zenuwsignaal verloopt in grote lijnen als volgt. In geval van zout en zuur: de smaakstof gaat de cel binnen via specifieke kanalen. Deze verandering wordt uiteindelijk vertaald in het vrijkomen van neurotransmitters aan de basale kant van de cel. In geval van zoet, bitter en umami: de smaakstof bindt aan een receptoreiwit op het celmembraan. Dit is gekoppeld aan intracellulaire signaalroutes. Ook hier worden uiteindelijk neurotransmitters uitgescheiden aan de basale kant van de cel.
Smaakstoornissen kunnen het gevolg zijn van medicijngebruik, radiotherapie, hyposialie (bijv. ziekte van Sjögren) of zinktekort.
E.C.I. Veerman, W. van ’t Hof, A. Vissink
14. Creviculaire vloeistof
Samenvatting
  • Bij beschadiging van de mucosa komen serumeiwitten in mondvloeistof terecht.
  • Bij gingivitis en parodontitis komt GCF in de mondvloeistof terecht. GCF bevat naast serumeiwitten ook componenten die afkomstig zijn van bacteriën en ontstekingscellen in de parodontale pocket.
  • Speeksel van parodontitispatiënten bevat daarnaast producten die ontstaan bij de afbraak van kaakbot.
  • Bij experimentele gingivitis brengt de parotisklier cystatine C tot expressie.
E.C.I. Veerman
15. Speekselklieraandoeningen
Samenvatting
  • Algemeen voorkomende verschijnselen die gepaard gaan met bacteriële of virale ontstekingen van de speekselklieren zijn pijn, zwellingen en obstructie van de afvoergangen. Als gevolg hiervan is de speekselsecretie vaak verlaagd en zijn de concentraties elektrolyten en eiwitten veranderd.
  • Bij het syndroom van Sjögren lijkt bij veel patiënten in een vroeg stadium vooral de secretie van de gl. submandibulares/linguales af te nemen. In deze fase is de secretie uit de gl. parotise vaak nog (sub)normaal. Bij het voortschrijden van de aandoening neemt de parotissecretie verder af. In een vroeg stadium klagen patiënten met het syndroom van Sjögren vooral over monddroogheid in rust en ’s nachts, terwijl zij bij eten weinig tot geen problemen ondervinden.
  • Bij het syndroom van Sjögren treden specifieke veranderingen van speeksel op zoals een verhoging van het lipidegehalte, in het bijzonder van fosfolipiden, een verhoging van immuuncomponenten, waaronder IgG en β2-microglobuline en abnormale s-IgA-moleculen met anti-IgG-antilichaamactiviteit. Niet-specifieke veranderingen die optreden zijn een relatief sterke Na+- en Cl--toename en daling van de fosfaatconcentratie.
  • De invloed van speekselkliertumoren op speeksel blijft grotendeels beperkt tot voortgaande reductie van de secretiesnelheid en de eiwitconcentratie.
  • Behandeling van tumoren in het hoofd-halsgebied waarbij de speekselklieren in het bestralingsveld zijn gelegen en een cumulatieve dosis ontvangen die de herstelcapaciteit van de desbetreffende speekselklier(en) te boven gaat, resulteert gewoonlijk in xerostomie en een verminderde speekselsecretie van de bestraalde speekselklieren.
  • De acute gevolgen van chemotherapie voor de mondholte zijn vooral mucositis, smaakveranderingen en xerostomie. De effecten van chemotherapie op de speekselklieren zijn gewoonlijk reversibel.
  • Bestraling van de speekselklieren leidt zowel acuut als op lange termijn tot een daling van de speekselsecretie. De effecten op de orale mucosa en de smaakgewaarwording hebben dikwijls een meer tijdelijk karakter, hoewel de orale mucosa wel gevoeliger blijft voor invloeden van buitenaf (atrofie) en de patiënten vaak ervaren dat de smaak na herstel is veranderd.
  • De effecten van bestraling op speekselklierweefsel zijn veelal irreversibel. De introductie van nieuwe bestralingstechnieken zoals IMRT hebben de mate van stralingsschade aan het speekselklierweefsel verminderd, maar niet in zodanige mate dat de patiënten geen monddroogheidsklachten meer ervaren.
  • Bij het natriumretentiesyndroom treedt zo nu en dan pijnloze unilaterale zwelling op van de gl. parotis; het parotisspeeksel wordt gekarakteriseerd door een extreem lage Na+- en bicarbonaatconcentratie.
  • Bij sialoadenose treedt pijnloze zwelling op van beide gl. parotise. De samenstelling van het parotisspeeksel wordt gekarakteriseerd door een hoge K+-, totaaleiwit- en amylaseconcentratie.
A. Vissink
16. Systemische ziekten en speeksel
Samenvatting
  • Hoewel ziektebeelden de speekselsecretie en -samenstelling kunnen beïnvloeden, kan analyse van speeksel (nog) niet als diagnostisch middel worden toegepast. De veranderingen zijn veelal niet specifiek voor één bepaald ziektebeeld.
  • Bij een aantal ziektebeelden manifesteert de directe of indirecte aantasting van de speekselklieren zich in niet-specifieke veranderingen, zoals verlaging van de secretiesnelheid en van de concentratie speekseleiwitten. Voorbeelden hiervan zijn diabetes mellitus en graft-versus-hostziekte.
  • Bij sommige aandoeningen waarbij de speekselklieren betrokken kunnen zijn, zoals sarcoïdose en een hiv-infectie, kan het ziektebeeld gelijkenis vertonen met het syndroom van Sjögren.
  • Personen met een slecht gereguleerde diabetes mellitus hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van hyposialie en hebben mede daardoor een verhoogd cariësrisico.
  • Bij cystische fibrose is de viscositeit van speeksel verhoogd als gevolg van verhoogde concentraties calcium, mucinen en lipiden.
  • Overmatig alcoholgebruik verlaagt de speekselsecretie en verhoogt de kans op mucosale ontstekingen.
  • Diverse speekselcomponenten, waaronder mucinen, zijn in staat om hiv te remmen.
  • Bij patiënten met multipele sclerose is in ongestimuleerd totaalspeeksel een geringe daling te zien van de s-IgA-afgifte per minuut.
A. Vissink, H.S. Brand
17. Leeftijd en speeksel
Samenvatting
Uit de onderzoeksgegevens van speeksel van de oudere mens kan worden geconcludeerd dat:
  • onder normale omstandigheden geen verlaagde speekselsecretie optreedt bij het ouder worden;
  • speekselklieren een overcapaciteit hebben aan secretoire cellen en aan secretiegranules;
  • hyposalivatie vaak te verbeteren is door stimulatie van het kauwproces en door smaakstimulatie, met name wanneer dit een gevolg is van medicijngebruik;
  • indien de speekselsecretie niet te verbeteren is, de voornaamste oorzaak van een speekselklierdisfunctie een gevolg is van:
    • een systemische ziekte, vooral het syndroom van Sjögren en andere auto-immuunziekten;
    • een speekselklieraandoening, onder andere na radiotherapie.
In ieder geval dient de droge-mondklacht serieus te worden genomen en niet te worden afgedaan met ‘het hoort nu eenmaal bij het ouder worden’ of ‘een droge mond is niet levensbedreigend’. Als de arts en tandarts de klacht serieus nemen, kan naar een doelmatige therapie worden gezocht, waarmee dit voor de patiënt vaak lastige euvel kan worden verholpen of verlicht.
A. Vissink, E.C.I. Veerman
18. Geneesmiddelen en speeksel
Samenvatting
  • De bijwerking die sommige geneesmiddelen hebben op speeksel en speekselklieren kan geheel verschillend van aard zijn: de secretiesnelheid kan zijn verlaagd of verhoogd, de klieren zelf kunnen in omvang toenemen, de eiwitbiosynthese kan kwalitatief en kwantitatief veranderen. Tevens kunnen pijngewaarwording in de speekselklieren, smaakveranderingen en halitose optreden.
  • Bij psychiatrische patiënten is de speekselreductie veelal gerelateerd aan het gebruik van antidepressiva, vooral de wat oudere soorten. De apathie en de slechte orale gezondheid, gecombineerd met de door de medicatie geïnduceerde xerostomie, maken deze patiënten tot een hoogrisicogroep voor het ontwikkelen van orale ontstekingen en tandbederf.
  • Chronische toediening van pilocarpine aan patiënten met speekselklierdisfunctie geeft een verhoging van de speekselsecretie zonder opvallende bijverschijnselen. In voorkomende gevallen kan dit een effectief therapeuticum zijn als men met kauw- en smaakstimuli niet uitkomt.
  • Toediening van isoproterenol voor de verhoging van de speekselsecretie resulteert in vergroting van de speekselklieren en kan de samenstelling van speeksel zowel kwalitatief als kwantitatief veranderen.
A. Vissink, E.C.I. Veerman
19. Cariës en speeksel
Samenvatting
Er kan worden gesteld dat speeksel een belangrijke factor is in de bescherming tegen cariës. Zonder speeksel is het vrijwel onmogelijk het gebit vrij te houden van cariës, zoals wordt gedemonstreerd bij patiënten met sterk verlaagde speekselsecretie. Speeksel speelt een rol in de volgende processen:
  • klaring van voedselresten uit de mond;
  • neutraliseren en verdunnen van zuur geproduceerd door plaquebacteriën;
  • leverancier van fosfaat- en calciumionen: bevordering remineralisatie van tandglazuur;
  • vorming van beschermende speekselpellicle: remming demineralisatie;
  • remmen van bacteriële aanhechting aan tandoppervlakken.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg
20. Tanderosie en speeksel
Samenvatting
  • De chemische erosiviteit van voedingsmiddelen hangt af van verschillende factoren, waaronder pH, buffercapaciteit, de aanwezigheid van calcium-, fosfaat- en fluoride-ionen, en van calciumbindende ingrediënten. Gezamenlijk bepalen deze de verzadigingsgraad van een drank ten opzichte van hydroxyapatiet en fluoroapatiet.
  • In het algemeen is de erosiviteit van een drank hoger naarmate de pH lager is. Dranken met een lage pH hoeven echter niet erosief te zijn, zolang de concentratie van remineraliserende ionen zoals calcium en fluoride maar hoog genoeg is.
  • Naast de erosiviteit van het voedingsmiddel spelen bij het ontstaan van erosie andere factoren een rol, zoals (verlaagde) speekselsecretie, de adhesiviteit van een drank, de manier van drinken en lifestyle factoren.
  • Een andere belangrijke oorzaak van erosie is reflux van maagzuur en veelvuldig braken onder meer als gevolg van eetstoornissen.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg, H.S. Brand
21. Xerostomie: het gevoel van een droge mond
Samenvatting
Op grond van de huidige kennis kan het volgende worden vastgesteld:
  • Het is van cruciaal belang de oorzaak van de droge-mondklacht te diagnosticeren.
  • Indien de speekselsecretie nog te stimuleren is, kan de droge-mondklacht bestreden worden door een smaak- of kauwstimulus, of door cholinerge medicijnen, bijvoorbeeld pilocarpine: supportive care.
  • Indien de speekselklieren niet meer te stimuleren zijn, kan de droge-mondklacht worden bestreden met een speekselsubstituut: palliative care.
  • Speekselsubstituten op basis van xanthaangom (Xialine) lijken even effectief als speekselsubstituten op basis van dierlijke mucinen (Saliva Orthana). Ook van producten van BioXtra, Oral Balance en Xeros worden goede resultaten gemeld.
  • Nader onderzoek is gewenst naar een speekselsubstituut dat de mucosa verzacht, de orale microflora remt, de gebitselementen afdoende beschermt tegen demineralisatie en de orale functies bevordert.
A. Vissink
22. Sialorroe
Samenvatting
Pathologisch kwijlen is in de meeste gevallen een gevolg van neurologische afwijkingen en/of afwijkingen in het orofaciale gebied.
Kwijlen kan op verschillende manieren worden bestreden:
  • Logopedie (verbetering slikfunctie) en fysiotherapie (verbetering lichaamshouding) in milde gevallen, bij patiënten die ervoor openstaan.
  • Anticholinerge medicatie (scopolamine, benzatropine en glycopyrrolaat) kan worden gebruikt om de speekselsecretie te remmen.
  • Injecteren van speekselklieren met botulinetoxine A; dit toxine remt gedurende een aantal maanden de speekselafgifte en kan daarna herhaald worden.
  • Chirurgisch verwijderen van de speekselklieren of verleggen van de afvoergangen.
  • Lage dosis radiotherapie.
A. Vissink, E.C.I. Veerman
23. Halitose
Samenvatting
  • Ongeveer 15% van de Nederlandse bevolking heeft in meer of mindere mate last van een slechte adem. Dit neemt met de leeftijd toe: 25% van de 70-jarigen heeft een slechte adem.
  • Slechte adem wordt vooral veroorzaakt door anaerobe mondbacteriën, die eiwitten afbreken. Hierbij komen vluchtige zwavelverbindingen vrij met een kwalijke geur.
  • Zwavelverbindingen zoals H2S en CH3SH, spelen mogelijk een rol bij de pathogenese van parodontitis.
  • Een goede mondhygiëne is van primair belang om halitose tegen te gaan.
  • Als hulpmiddel kunnen antiseptische mondspoelwaters worden gebruikt.
  • Stimulatie van de speekselsecretie, bijvoorbeeld door te kauwen op kauwgom, bevordert de afvoer van de stinkende verbindingen.
E.C.I. Veerman, A.J.M. Ligtenberg
24. Speeksel als diagnostische vloeistof
Samenvatting
  • Speekselonderzoek wordt gebruikt voor de diagnose van speekselklieraandoeningen zoals het syndroom van Sjögren. De progressie van het syndroom van Sjögren kan met speekseltesten worden vervolgd.
  • In speeksel kunnen antilichamen tegen hiv, hepatitis en tuberculose worden aangetoond. Deze testen, die berusten op een ja/nee-uitslag, zijn in de praktijk zeer waardevol.
  • Van een aantal steroïdhormonen, onder andere cortisol en sommige geslachtshormonen correleert de speekselconcenratie met de concentratie van het vrije hormoon in bloed.
  • Van een groot aantal geneesmiddelen kunnen de kinetiek en het serumniveau doelmatig worden bestudeerd in speeksel.
  • Drugsgebruik, dopinggebruik en het rookgedrag kunnen betrouwbaar in speekselmonsters worden geanalyseerd.
  • Voor forensische diagnostiek is speeksel een eenvoudig en gemakkelijk verkrijgbaar diagnosticum.
E.C.I. Veerman, A. Vissink
Nawerk
Meer informatie
Titel
Speeksel en speekselklieren
Redacteuren
E.C.I. Veerman
A. Vissink
Copyright
2014
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-0387-8
Print ISBN
978-90-368-0386-1
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0387-8