Samenvatting
Rond 1850 ontstond het werkveld van de geestelijke gezondheidszorg, dat zich richt op de preventie en behandeling van psychische stoornissen. Men begon met de bouw van geneeskundige ‘gestichten’, waar patiënten door middel van een ‘zedenkundige behandeling’ hun zelfbeheersing zouden hervinden. Na 1920 groeide de kritiek op deze intramurale behandelvormen en ontstonden meer mogelijkheden voor behandeling buiten de muren van het gesticht. Een nieuwe generatie psychofarmaca – middelen die werken tegen depressies, onrust, angsten en psychosen – maakte deze ambulante zorg na 1950 ook beter mogelijk. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw brak een chaotische fase aan, waarin de psychiatrie en verslavingszorg zwaar onder vuur kwamen te liggen vanuit de samenleving, maar waarin er ook veel vernieuwing plaatsvond. De GGZ van nu is heel anders dan die van anderhalve eeuw geleden; de meeste zorg vindt nu plaats in de vrije maatschappij. En waar rond 1800 de notie van geneesbaarheid van psychische stoornissen de motor was van het ontstaan van de sector, heerst daar momenteel veel acceptatie van de naar chroniciteit neigende aard van veel geestesziekten en verslavingen.