Samenvatting
De incidentie van het adenocarcinoom van de slokdarm neemt toe. De belangrijkste risicofactoren zijn gastro-oesofageale reflux en obesitas voor het adenocarcinoom en alcohol en roken voor het plaveiselcelcarcinoom. Een gestoorde voedselpassage is een alarmsymptoom en verdient nader onderzoek. De diagnose wordt gesteld middels endoscopie met afname van biopten voor histopathologisch onderzoek.
De behandeling is afhankelijk van het TNM-stadium dat wordt vastgesteld na endosonografie en (PET)CT-scan. Een barrettslokdarm met aanwezigheid van dysplasie en een vroegcarcinooom (cT1) kunnen endoscopisch worden behandeld middels endo(sub)mucosale resectie en radiofrequente ablatie. De standaardbehandeling van het lokaal voortgeschreden carcinoom (cT2-4aN0-3M0) is neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door een slokdarmresectie. Dit gaat gepaard met een mortaliteit en morbiditeit van 3-5% en respectievelijk 60%. De overleving na chirurgie is 40-50%. De minderheid (40%) van patiënten met een slokdarmcarcinoom komt in aanmerking voor een in opzet curatieve behandeling. Bij systemisch gemetastaseerde ziekte bedraagt de mediane overleving ongeveer 6-8 maanden.