Skip to main content
Top

2008 | Boek

Schatjes zijn het

25 bijdragen over het kind in Huisarts & Wetenschap

Redacteur: Henk van Weert

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Boekenserie : Huisarts en Wetenschap

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Ze zijn zo leuk en mooi, die pasgeboren kindjes. We leven op een roze wolk en slaan aan het vertroetelen, knuffelen, voeren en zijn bijzonder trots. Maar voor veel mensen beginnen dan echter al weer snel de zorgen: 'is de ontlasting niet te dun of te dik, gaan die pukkeltjes nog wel weg, eet hij/zij wel genoeg, mijn kind huilt zoveel.'Kinderen komen vaak op het spreekuur, vooral in hun eerste levensjaren en presenteren de veel voorkomende klachten: hoesten, koorts en vlekjes. Het gaat dan hoofdzakelijk over klassieke geneeskunde: infectieziekten en huidaandoeningen, de meer acute dingen, die ook meestal acuut worden gehandeld door de huisarts.Weet U nog wanneer antibiotica zinvol zijn bij de behandeling van een middenoorontsteking? Helpt honing nu wel of niet tegen hoesten? Behalve de gewone dingen is in dit boek aandacht voor de meer complexe situaties, waarmee de huisarts te maken krijgt. Waarop let u bij kinderen, die opgroeien in een gezin met een zieke ouder? Doen kromme beentjes U denken aan een vitamine D gebrek? En wat adviseert u ouders, die helemaal ontredderd bij u komen omdat hun roze wolk is veranderd in een nachtmerrie, waarbij ze geen oog meer dicht doen omdat hun kind zo vaak huilt?Dit boek is een afspiegeling van wat er de afgelopen jaren zoal in Huisarts & Wetenschap over kinderen is verschenen. U krijgt in dit boek een mooi overzicht over hetgeen de laatste jaren zoal actueel is geweest.Dit boek is een afspiegeling van wat er de afgelopen jaren zoal in Huisarts & Wetenschap over kinderen is verschenen. U krijgt in dit boek een mooi overzicht over hetgeen de laatste jaren zoal actueel is geweest.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Kind en gezin

Voorwerk
Minder zitvlees
Journaal
Samenvatting
Uit onderzoek is gebleken dat tv-kijken en andere vormen van beeldschermconsumptie obesitas bij kinderen kunnen bevorderen. De verklaring hiervoor wordt gezocht in afname van energieverbruik door minder beweging en in het effect van tv-kijken op eetgewoontes. Interventies bij grotere kinderen hebben inmiddels aangetoond dat reductie van de tijd achter het scherm een gunstig effect heeft op het gewicht van deze kinderen.
Marjolein Hugenholz
Kindermishandeling, een ondergeschoven kind?
LINH-cijfers
Samenvatting
De gemiddelde huisarts krijgt er elk jaar een mishandeld kind bij in de praktijk. Toch blijkt dat niet uit huisartsregistratiegegevens. Hoe komt dat?
Janneke Maat-van Manen, Saskia Mol, Marijke Kuyvenhoven, François Schellevis
Kinderen van chronisch zieke ouders: verborgen zorgen!
In de praktijk
Samenvatting
  • Huisartsen die geconfronteerd worden met gezinnen waarvan één van de ouders een chronische ziekte heeft, zien de kinderen niet altijd als bron van zorg. Enerzijds hebben zij de handen vol aan de zieke ouder, anderzijds is niet altijd duidelijk of kinderen hieronder lijden. Dat komt onder meer omdat de signalen die kinderen uitzenden subtiel en weinig opvallend zijn. Het in kaart brengen van draagkracht en draaglast vraagt een geringe inspanning en maakt duidelijk of kinderen overbelast worden.
  • Bovendien kan veel ellende op latere leeftijd worden voorkomen.
Martin te Lintel Hekkert, Annet van Genderen
Kinderen in rouw: onder de oppervlakte
In de praktijk
Samenvatting
  • Wat moet je ze vertellen en wat kunnen ze aan? Het kind speelt gewoon door; dringt het wel door wat er gebeurd is? Moet je ze wel of niet meenemen naar de begrafenis? Het zijn voor de hand liggende vragen als een kind een ouder, broertje of zusje verliest. In een interview vertelt Truus Breukers over verliesverwerking door kinderen. De huisarts kan daarbij niet veel meer doen dan informeren en ondersteunen, maar dat is vaak nuttig genoeg!
Truus Breukers
Gezinsgelijkenis in contactfrequentie met de huisartsenpraktijk: een retrospectief cohortonderzoek
Onderzoek
Samenvatting
  • Inleiding Het gedachtegoed van de gezinsgeneeskunde is op de achtergrond geraakt; er wordt nauwelijks nog gepubliceerd over de invloed van het gezin op het consultgedrag van individuen. Mogelijk heeft dit te maken met maatschappelijke veranderingen of veranderingen binnen gezinnen. In dit artikel onderzoeken wij in hoeverre het gezin nog steeds van invloed is op individuele contactfrequenties met de huisartsenpraktijk.
  • Methode Retrospectief cohortonderzoek. We maakten gebruik van gegevens van de Tweede Nationale Studie (2001, NS2). Hierin werden alle patiëntcontacten met de huisarts gedurende een jaar geregistreerd in 96 praktijken. We includeerden 42.262 gezinnen met kinderen tussen de 2-21 jaar. Multiniveau-analyse werd gebruikt om de relatie tussen individu, gezin en contactfrequentie met de huisartsenpraktijk te analyseren.
  • Resultaten Na correctie voor leeftijd en geslacht kon 22% van de variatie in contactfrequenties worden toegeschreven aan gezinsinvloeden. Dit betekent dat contactfrequenties van gezinsleden op elkaar lijken en dat er verschillen zijn tussen de gezinnen. Bijna 6% van de variatie in contactfrequenties verwijst naar verschillen tussen huisartsenpraktijken en 73% van de variatie verwijst naar verschillen tussen personen. De sterkste correlaties in contactfrequenties vonden we tussen moeders en dochters en tussen kinderen onderling.
  • Conclusie De gelijkenis in contactfrequenties in gezinnen is van belang voor de praktijk van alledag. De resultaten van dit onderzoek benadrukken dat het gezin niet over het hoofd kan worden gezien als belangrijke context voor hulpzoekgedrag.
Mieke Cardol, Peter Groenewegen, Dinny De Bakker, Peter Spreeuwenberg, Liset van Dijk, Wil van den Bosch
Cognitieve en gedragstherapie bij ontlastingsproblemen bij kinderen
Cochrane-reviews: Brazzelli M, Griffiths P. Behavioural and cognitive interventions with or without other treatments for defaecation disorders in children (Cochrane Review). In: The Cochrane Library, Issue 2, 2002. Oxford: Update Software.
Samenvatting
Het verlies van ontlasting op een ongewenst moment op een ongewenste plaats (encopresis) komt veel voor bij kinderen. Wanneer kinderen op een leeftijd komen dat zij geacht worden controle uit te kunnen oefenen op hun darmfuncties wordt encopresis als een zeer belastende aandoening ervaren.
M. Berger

Ziekte en kinderen

Voorwerk
Honing helpt tegen hoest
Journaal
Samenvatting
Een experiment in een Amerikaanse kinderartsenpraktijk laat zien dat honing helpt tegen hoest. Ruim honderd kinderen (2-17 jaar) die bij de dokter kwamen met hoestklachten die niet gerelateerd waren aan een behandelbare aandoening, werden gerandomiseerd over drie armen: boekwijthoning, dextromethorfan of helemaal niets. Uitkomstmaat was het verschil in gerapporteerde hoestklachten en slaapproblemen tussen de nacht voor het bezoek en de nacht na het bezoek.
H. van der Wouden
Verbetering mogelijk in de behandeling van kinderen met urineweginfecties
Huisartsenzorg in cijfers
Samenvatting
Een tijdige opsporing en behandeling van urineweginfecties bij (jonge) kinderen kan helpen om eventuele littekenvorming in de nieren te voorkomen. Op latere leeftijd kan littekenvorming leiden tot bijvoorbeeld hypertensie, problemen tijdens de zwangerschap of zelfs nierfalen. De richtlijnen uit de NHG-Standaard Urineweginfecties zijn duidelijk over het beleid in de huisartsenpraktijk wat betreft antibiotica, follow-up en verwijzen. Maar hoe handelt de Nederlandse huisarts bij kinderen met een urineweginfectie? En is verbetering mogelijk?
Mirjam Harmsen, Jozé Braspenning, Michel Wensing
Een allochtone peuter met kromme beentjes
Klinische Les
Samenvatting
De afgelopen jaren krijgt het belang van vitamine-D-toediening bij bepaalde risicogroepen (zoals niet-westerse allochtonen en ouderen) opnieuw aandacht. Niet-westerse allochtonen lopen vooral risico op vitamine-D-deficiëntie door een gebrek aan zonlicht in combinatie met een vaak donkere huidskleur.
Marnix van der Leest, Kete Ramaker, Bart Wolf
Kinderen met koorts: Hoe herken je de meningitis?
In de praktijk
Samenvatting
Kinderen met meningitis zijn hét schrikbeeld van huisartsen, met als grootste angst dat ze de diagnose te laat stellen of zelfs helemaal missen. De kans dat er dingen niet goed gaan is dan ook groot. De alarmsymptomen zijn niet eenduidig, kunnen net zo goed wel als niet voorkomen, en verschillen ook nog eens per leeftijd. Hoe kun je je als huisarts dan nog wapenen tegen deze sluipmoordenaar?
Henk van Weert
Fusidinezuurcrème ter behandeling van impetigo: een dubbelblind gerandomiseerd placebogecontroleerd onderzoek
Onderzoek
Samenvatting
  • Doel Impetigo is de meest voorkomende huidinfectie bij kinderen. Wij toetsten de hypothese dat fusidinezuur het behandeleffect van alleen desinfectie met povidonjood niet verbetert.
  • Opzet Gerandomiseerd placebogecontroleerd onderzoek. Alle kinderen werden behandeld met povidonjoodshampoo en gerandomiseerd naar behandeling met fusidinezuurcrème of met placebocrème.
  • Setting Huisartspraktijken in de regio Rotterdam.
  • Deelnemers Honderdvierentachtig kinderen van nul tot twaalf jaar met impetigo werden aangemeld door hun huisarts en bezocht door een onderzoeksverpleegkundige. Honderdzestig kinderen werden gerandomiseerd. Beoordeling vond plaats na één, twee en vier weken.
  • Primaire uitkomsten Klinische en bacteriële genezing na één week.
  • Resultaten Na één week behandeling waren 55% van de kinderen in de fusidinezuurgroep klinisch genezen tegenover 13% in de placebogroep (odds-ratio 12,6; 95%-BI 5,0-31,5; NNT 2,3). Na twee en vier weken waren de verschillen in genezing tussen beide groepen kleiner. In de placebogroep waren meer kinderen therapieontrouw en kregen meer kinderen alsnog een antibioticum voorgeschreven. De placebogroep rapporteerde meer bijwerkingen. In 96% van de positieve kweken werdS. aureus aangetroffen. Geen van de stammen was resistent voor fusidinezuur.
  • Conclusies Fusidinezuur bleek veel effectiever dan placebo in de behandeling van impetigo. De waarde van povidonjood is twijfelachtig.
Sander Koning, Lisette van Suijlekom-Smit, Jan Nouwen, Cees Verduin, Roos Bernsen, Arnold Oranje, Siep Thomas, Hans van der Wouden
Welke kinderen met otitis media acuta hebben baat bij behandeling met antibiotica?
Onderzoek: Een Individuele Patiënten Data meta-analyse
Samenvatting
  • Inleiding Tot op heden is niet bekend welke kinderen met otitis media acuta (OMA) het meest gebaat zijn bij een behandeling met een antibioticum.
  • Methoden Een IPD-meta-analyse met de individuele gegevens van 6 eerder uitgevoerde interventieonderzoeken (n = 1643 kinderen van 6 maanden tot 12 jaar) naar de effectiviteit van antibiotica bij kinderen met OMA. De nadruk lag op identificatie van subgroepen die meer of minder baat hebben. De primaire uitkomstmaat betrof een ongunstig beloop, gedefinieerd als pijn en/of koorts na 3 tot 7 dagen.
  • Resultaten Van de kinderen jonger dan 2 jaar met dubbelzijdige OMA had 55% in de controlegroep en 30% in de antibioticagroep nog pijn en/of koorts na 3 tot 7 dagen. Het risicoverschil (RV) was dus –25% (95%-BI –36 - –14) en de NNT 4. Bij kinderen van 2 jaar of ouder met enkelzijdige OMA waren deze percentages respectievelijk 26 en 19% (RV –7%; 95%-BI –14-0; NNT 15). Het RV bij kinderen met looporen was –36% (95%-BI –53 - –19%) en de NNT was 3; bij kinderen zonder looporen was het risicoverschil –14% (95%-BI –23 - –5%) en de NNT 8.
  • Beschouwing Antibiotica lijken effectief te zijn bij kinderen jonger dan 2 jaar met dubbelzijdige OMA en bij kinderen met een OMA en een loopoor. Voor de meeste andere kinderen lijkt een afwachtend beleid gerechtvaardigd. De NHG-Standaard Otitis media acuta bij kinderen is inmiddels aangepast conform deze bevindingen.
Maroeska Rovers, Paul Glasziou, Cees Appelman, Peter Burke, David McCormick, Roger Damoiseaux, Isabelle Gaboury, Paul Little, Arno Hoes
Antibiotica ter preventie van recidiverende urineweginfecties bij kinderen
Williams GJ, Lee A, Craig JC. Long-term antibiotics for preventing recurrent urinary tract infection in children (Cochrane Review). In: The Cochrane Library, Issue 4, 2001. Oxford: Update Software.
Samenvatting
Achtergrond Urineweginfecties (uwi’s) komen bij kinderen vaak voor. Op zeven-jarige leeftijd heeft 8,4% van de meisjes en 1,7% van de jongetjes op zijn minst één episode doorgemaakt. Bij jonge kinderen zijn het vaak de algemene symptomen in plaats van lokale die aan de diagnose doen denken. Meestal is eenE. coli de verwekker. Vanwege het (vermeende) gevaar voor een pyelonefritis krijgen veel kinderen langdurig antibiotica. Het nut daarvan is onduidelijk.
Eloy van de Lisdonk

Medisch handelen

Voorwerk
Laat het kind aan het woord
Samenvatting
Engelse onderzoekers analyseerden video-opnames van spreekuurcontacten met kinderen van 6 tot 12 jaar en hun begeleidende ouder of verzorger. De kinderen zeiden meestal niet veel: slechts 5% van alle verbale uitingen tijdens het consult waren van het kind afkomstig.
H. van der Wouden
Vooral kinderen op de huisartsenpost
Een verkenning van de mogelijkheden van een registratienetwerk van huisartsenposten
Samenvatting
Terwijl het in de reguliere huisartsenpraktijk veelal draait om de zorg aan ouderen, zijn het op de huisartsenpost vooral kinderen die de aandacht vragen. Dit is een van de uitkomsten van een pilotonderzoek voor een op te zetten Landelijk Informatienetwerk van Huisartsenposten (LINHAP).
Robert Verheij, Henk van den Hoogen
Adenotonsillectomie bij kinderen: arts en ouders op één lijn?
Beschouwing
Samenvatting
  • Tonsillectomie, al dan niet gecombineerd met adenotomie, is een van de vaakst uitgevoerde operaties bij kinderen. Artsen zijn het erover eens dat de ingreep bij kinderen met erg vaak recidiverende tonsillitiden en het obstructieve slaapapneusyndroom voldoende effectief is om hem te rechtvaardigen; in Nederland ondergaat echter slechts 35% van de geopereerde kinderen voor een van deze twee indicaties een adenotonsillectomie. Ons recente Nederlandse onderzoek toont aan dat een verwijzing voor chirurgie bij kinderen met relatief milde klachten van recidiverende keelontstekingen en/of adenotonsillaire hypertrofie over het algemeen niet geïndiceerd is. Echter, veel huisartsen en KNO-artsen zijn van mening dat adenotonsillectomie effectief is bij deze kinderen. Ouders hebben in het algemeen ook hoge verwachtingen van de effectiviteit van de ingreep. In dit artikel onderzoeken wij de potentiële invloed van deze adenotonsillectomietrial op de dagelijkse praktijk. De vraag is of onze trialresultaten deze verwachtingen zullen veranderen. Als de huisarts zich kan vinden in de resultaten van ons onderzoek en besluit deze toe te passen in zijn dagelijkse praktijkvoering, heeft hij enkele mogelijkheden om dit evidence-based beleid te ondersteunen. Zo kan hij gezondheidsvoorlichting geven, zelfredzaamheid bij de behandeling van bovensteluchtwegklachten stimuleren, gesprekstechnieken tijdens consulten gebruiken zoals ‘shared decision-making’, gebruikmaken van behandelingsrichtlijnen en andere behandelingsmogelijkheden aanbieden.
Birgit van Staaij, Emma van den Akker, Gerrit Jan Hordijk, Arno Hoes, Anne Schilder
Met de paplepel ingegoten?
In de praktijk: Praktijkgeval
Samenvatting
  • Dertig procent van de medicijnen die door huisartsen aan kinderen worden voorgeschreven, zijn off-label of unlicensed. Dat wil zeggen dat de werking bij hen niet goed is onderzocht of dat het middel niet is geregistreerd voor gebruik bij (jonge) kinderen. Dit betreft zowel de doseringen als de toedieningsvormen. Kinderen zijn geen kleine volwassenen, want de lichaamssamenstelling en de lever- en nierfunctie veranderen sterk in de eerste levensjaren. Toch zal de huisarts, in zijn pogingen ook bij kinderen de klachten te verminderen, op zoek gaan naar de juiste medicijnen. In de praktijk gaat in op de overwegingen aan de hand van een casus.
Matthijs de Hoog, Louwrens Boomsma
Griepvaccinatie bij kinderen met astma: een gerandomiseerd dubbelblind placebo-gecontroleerd onderzoek
Onderzoek
Samenvatting
  • Achtergrond In de meeste westerse landen wordt geadviseerd kinderen met astma te vaccineren tegen griep. Er is echter weinig bewijs dat griepvaccinatie resulteert in minder astma-exacerbaties. We onderzochten of griepvaccinatie effectiever is dan placebo ter voorkoming van aan influenza gerelateerde astma-exacerbaties bij kinderen met astma in de leeftijd van 6 tot 18 jaar.
  • Methoden We voerden gedurende 2 seizoenen (1999-2000 en 2000-2001) een gerandomiseerd dubbelblind placebogecontroleerd parallelonderzoek uit bij kinderen met astma die in de huisartsenpraktijk werden gerekruteerd. In aanmerking kwamen kinderen van 6 tot 18 jaar die in het voorafgaande jaar medicatie hadden gebruikt in verband met astma. De kinderen werden parenteraal gevaccineerd met geïnactiveerd influenzavaccin of placebo. Luchtwegklachten werden bijgehouden in een dagboek. Wanneer de symptoomscore een bepaald tevoren gedefinieerd niveau bereikte, moesten de deelnemers de onderzoeksverpleegkundige bellen. De verpleegkundige bezocht het kind en nam een keelwat af. De primaire uitkomstmaat was het aantal astma-exacerbaties gerelateerd aan een virologisch aangetoonde influenza-infectie.
  • Resultaten In totaal werden 696 kinderen geïncludeerd; 347 ontvingen het vaccin en 349 ontvingen placebo. De keelwatten die positief waren voor influenza hadden betrekking op 42 astma-exacerbaties, waarvan er 24 voorkwamen in de groep die gevaccineerd werd en 18 in de placebogroep: een verschil van 33% ten gunste van placebo (31% na correctie voor confounders; 95%-BI –34-161). De ernst van de aan influenza gerelateerde astma-exacerbaties verschilde niet, maar in de vaccingroep duurden de exacerbaties 3,1 dagen korter (95%-BI –6,2-0,002 dagen; p=0,06).
  • Conclusie Griepvaccinatie bij kinderen met astma resulteerde niet in een significante afname van het aantal, de ernst of de duur van de astma-exacerbaties als gevolg van griep.
  • Vertaling voorHuisarts en Wetenschap van het oorspronkelijke Engelstalige artikel ‘Influenza vaccination in children with asthma, randomized double-blind placebo-controlled trial’ dat verscheen in het American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine (2004;169:488-93) © American Thoracic Society. Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever.
Herman Bueving, Roos Bernsen, Johan de Jongste, Lisette van Suijlekom-Smit, Guus Rimmelzwaan, Albert Osterhaus, Maureen Rutten-van Mölken, Siep Thomas, Johannes van der Wouden
Effectiviteit van interventies bij kinderen met migraine
Onderzoek
Samenvatting
  • Verhagen AP, Damen L, Bruijn JKJ, Berger MY, Passchier J, Koes BW. Effectiviteit van interventies bij kinderen met migraine. Huisarts Wet 2005;49(3):123-9.
  • Doelstelling Vaststellen van de effectiviteit en verdraagzaamheid van gangbare behandelingen van migraine bij kinderen.
  • Methode Een systematische review. Wij zochten in PubMed, EMBASE, PsychInfo en de Cochrane Library (Issue 2, 2004) tot juni 2004 naar gecontroleerde onderzoeken over behandeling van kinderen (tot 18 jaar) met migraine. De methodologische kwaliteit is bepaald met behulp van de Delphi-lijst. De analyses zijn uitgevoerd binnen subgroepen op basis van het type interventie. We hebben drie subgroepen gedefinieerd: acute-pijnmedicatie, preventieve medicamenteuze en niet-medicamenteuze interventies.
  • Resultaten In totaal hebben we 49 onderzoeken (3301 patiënten) geïncludeerd, waarvan er 16 (32,7%) van hoge kwaliteit waren. Bij 10 onderzoeken ging het om een vorm van medicatie bij acute pijn. De hoofdpijnklachten waren significant minder bij paracetamol, ibuprofen en sumatriptan neusspray vergeleken met placebo en voor prochloorperazine vergeleken met ketorolac. Alle middelen werden goed verdragen, maar sumatriptan neusspray gaf meer bijwerkingen dan placebo. Twintig onderzoeken gingen de effectiviteit na van preventieve medicatie. De hoofdpijnklachten waren significant minder na behandeling met flunarizine vergeleken met placebo. Twee RCT’s gaven strijdige resultaten over het effect van propranolol. Alle middelen werden goed verdragen en gaven verder geen significante verschillen. Negentien onderzoeken gingen de effectiviteit na van niet-medicamenteuze behandelingen. Ontspanningstherapie, ontspanningstherapie + biofeedback, ontspanningstherapie + biofeedback + cognitieve gedragstherapie bleken effectief vergeleken met wachtlijstconditie. Ontspanningtherapie in combinatie met gedragstherapie bleek effectief vergeleken met placebo. Er is tegenstrijdig bewijs voor het gebruik van speciale diëten.
  • Conclusies Paracetamol, ibuprofen en sumatriptan neusspray blijken effectief bij de symptomatische behandeling van migraineaanvallen bij kinderen. Enkele behandelingen zoals ontspanningstherapie en flunarizine zijn effectief als preventieve behandeling. Gezien het kleine aantal onderzoeken en de methodologische tekortkomingen in veel onderzoeken moeten de conclusies met enige voorzichtigheid worden getrokken.
Arianne Verhagen, Leonie Damen, Jacques Bruijn, Marjolein Berger, Jan Passchier, Bart Koes
Thoraxfoto’s bij kinderen met acute lage-luchtweginfecties
Swingler GH, Zwarenstein M. Chest radiograph in acute respiratory infections in children (Cochrane Review). In: The Cochrane Library, Issue 4, 1999. Oxford: Update Software.
Samenvatting
Wat is het nut van een thoraxfoto bij kinderen met een acute lage-luchtweginfectie?
Theo Verheij

Van alles wat

Voorwerk
Reanimatie door kinderen
Journaal
Samenvatting
Omdat de geneigdheid zich vrijwillig bekend te maken met reanimatietechnieken onder de bevolking ernstig te wensen overlaat, ligt het voor de hand deze levensreddende handelingen te onderwijzen aan nog leerplichtige schoolkinderen. Bovendien kan de samenleving daar – jong geleerd, oud gedaan en af en toe een opfriscursus daargelaten – langdurig plezier van hebben.
Tj. Wiersma
Diagnose astma minder vaak gesteld bij plattelandskinderen
Huisartsgeneeskunde in cijfers
Samenvatting
Van de kinderen onder de 15 jaar had 4,5% in 2001 contact met de huisarts wegens astma. Woonomstandigheden lijken een rol te spelen in het wel of niet krijgen van de diagnose astma.
Lea Jabaaij, Robert Verheij
De ontwikkelingsstoornissen ADHD en autisme in de huisartsenpraktijk
Klinische les: De centrale rol van de huisarts
Samenvatting
  • De huisarts heeft een centrale rol in het herkennen en verwijzen van kinderen bij wie het vermoeden bestaat op attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) of een autismespectrumstoornis (ASS). De diagnose ADHD wordt gebaseerd op de drie hoofdkenmerken hyperactiviteit, impulsiviteit (in denken en doen) en verhoogde afleidbaarheid. Bij ADHD is de heteroanamnese belangrijker dan het eigen onderzoek. Bij drukke kinderen onder de 5 jaar kan men het effect van gedragstherapeutische adviezen afwachten. ASS heeft vier kernsymptomen: een stoornis in de ontwikkeling van wederkerige sociale relaties, een stoornis in verbale en non-verbale communicatie, een stoornis in het verbeeldend vermogen en een beperkt en stereotiep gedragspatroon. Met name kinderen met een autistische stoornis vormen een risico voor het functioneren van het hele gezin. De huisarts heeft een belangrijke rol bij de begeleiding en het inschatten van psychosociale stress in het gezin.
Wouter Groen, Wilhelmina Leen, Toine Lagro-Janssen, Rutger Jan van der Gaag
De aanpak door de huisarts: de huilbaby (1)
Samenvatting
Ouders die bij de dokter komen omdat hun baby zo huilt, zijn vaak ten einde raad. Het huilen roept bij hen heftige emotionele reacties op: ze zijn bezorgd over het lichamelijk welzijn van het kind, ze voelen zich tekortschieten, en zijn uitgeput door de verstoring van het dagelijkse ritme. Een gewoon consult van 10 minuten is te kort om het probleem goed aan te pakken. Er is tijd nodig om het verhaal van de ouders goed op tafel te krijgen en voor een effectieve behandeling. Een brede benadering met aandacht voor lichamelijke, emotionele, cognitieve en gedragsmatige aspecten is essentieel.
Peter Lucassen
De effectiviteit van behandelingen van excessief huilen bij zuigelingen
Onderzoek: Een systematische review
Samenvatting
  • Vraagstelling Wat is de effectiviteit van behandelingen van excessief huilen bij zuigelingen.
  • Methode Systematisch literatuuronderzoek in Medline, Embase en het Cochrane Controlled Trials Register naar effectiviteitsonderzoek bij zuigelingen < 6 maanden. Artikelen werden door twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar geselecteerd en op kwaliteit beoordeeld. Effecten werden berekend als percentage succes. Uitkomstmaten van onderzoek naar identieke interventies werden samengevat met behulp van een random effects-model.
  • Resultaten In totaal werden 27 publicaties geselecteerd. Elimineren van koemelk is effectief, indien de voeding vervangen wordt door hypo-allergene voeding (effect 0,22, 95%-BI 0,09-0,34). Goed onderzoek naar het gebruik van soja laat geen duidelijk effect zien. Het elimineren van koemelk is ook effectief in eerstelijnspopulaties. Dicyclomine is effectief (effect 0,46,95%-BI 0,33-0,60), maar heeft ernstige bijwerkingen. Het advies het aantal stimuli te reduceren is eveneens effectief (effect 0,48, 95%-BI 0,23-0,74). Daarentegen is het advies het kind meer te dragen en wiegen niet succesvol. Van simethicone, voeding met een laag lactosegehalte, geluid in combinatie met ritmisch bewegen, chiropraxie en het gebruik van een speen is de effectiviteit niet aangetoond.
  • Conclusie Excessief huilen bij zuigelingen moet bij voorkeur behandeld worden met het advies aan ouders het aantal stimuli gericht op het kind te verminderen, en met proefbehandeling met hypo-allergene voeding.
P.L.B.J. Lucassen, W.J.J. Assendelft, J.W. Gubbels, J.T.M. van Eijk, W.J. van Geldrop, A. Knuistingh Neven
Borstvoeding en het IQ van kinderen
POEM
Samenvatting
Volgens de huidige NHG-Standaard Zwangerschap en kraamperiode (noot 37) is een positief effect van borstvoeding op intelligentie van kinderen onzeker. Dit prospectieve cohortonderzoek laat zien dat borstvoeding geen significante invloed op de intelligentie van kinderen heeft.
Irina van Dongen-Tchervonnikova, Just Eekhof
Nawerk
Meer informatie
Titel
Schatjes zijn het
Redacteur
Henk van Weert
Copyright
2008
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-6642-2
Print ISBN
978-90-313-5342-2
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6642-2