Samenvatting
Als Jeroen dertien is, is hij somber en depressief, en vermoedt zijn moeder Roos een psychiatrisch probleem. De eerste psychose komt als hij zestien is. Hij zit dan op het vmbo. Medicatie helpt maar kort. Er komt een crisis, en Jeroen wordt opgenomen. Soms wordt hij gesepareerd, wat ook voor Jeroens moeder een afschuwelijke ervaring is. De diagnose luidt ‘bipolaire stemmingsstoornis met psychotische kenmerken’, en met medicatie gaat het een paar jaar goed. Inmiddels twijfelt Roos aan de diagnose; ze ziet kenmerken van schizofrenie. Jeroen wordt soms psychotisch, kan zich manipulatief en kwetsend gedragen, krijgt regelmatig paniekaanvallen en heeft moeite een baan te vinden. Hij woont alleen, daarbij ondersteund door zijn ouders, zijn zus en een vriendin. Roos legt zich erbij neer dat Jeroen nooit een normale, gezonde volwassene zal zijn.