Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

5. Rondom het einde van het leven

Auteur : D.P. Engberts

Gepubliceerd in: Leerboek gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

Iedere samenleving heeft gebruiken en regels die samenhangen met het overlijden van mensen. Weliswaar is het overlijden van een mens in emotionele zin vooral iets dat de directe nabestaanden raakt, in meer verwijderde zin is het ook een aangelegenheid die het bredere samenlevingsverband aangaat, waarbij dikwijls een religieuze of levensbeschouwelijke gemeenschap een rol speelt en waarbij steeds ook de burgerlijke samenleving is betrokken. Om die laatste betrokkenheid gaat het in dit hoofdstuk.
Voetnoten
1
Voor zover het gaat om personen die op zee zijn overleden aan boord van een Nederlands schip.
 
2
Als een stoffelijk overschot wordt uitgevoerd, zal het in het land waarheen het wordt vervoerd als regel alsnog worden begraven of verbrand. Voor de Nederlandse rechtssfeer is de uitvoer evenwel de laatste bestemming.
 
3
De minister van VWS kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing van het verbod geven (art. 71 lid 1 Wlb).
 
4
Art. 87 Wlb bepaalt dat de Wlb niet van toepassing is op leden van het Koninklijk Huis.
 
5
De Wlb is dus wel van toepassing op een doodgeborene die ter wereld komt na een zwangerschap van 24 weken of meer.
 
6
Hiertoe moet een verklaring van de behandelend arts worden overgelegd waaruit blijkt dat het gaat om een menselijke vrucht waarop de Wlb niet van toepassing is.
 
7
Een uitzondering op dit algemene uitgangspunt vormt art. 14 WOD, waar in verband met het uitnemen van organen ten behoeve van transplantatie het begrip hersendood wordt omschreven.
 
8
Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid. Informatie voor artsen met betrekking tot de Wet op de Lijkbezorging 1991. GHI bulletin: Rijswijk; 1991 (herdruk 1994), p. 6.
 
9
In deze zin ook: Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004, p. 24.
 
10
RT Den Haag 10 juni 2003, Stct. 10 september 2003.
 
11
Ook als de suïcide het begrijpelijke gevolg is van de psychiatrische stoornis waaraan de patiënt leed, is er sprake van een niet-natuurlijke doodsoorzaak.
 
12
Levensbeëindiging zonder verzoek van de patiënt resulteert per definitie in een niet-natuurlijke doodsoorzaak.
 
13
GHI-bulletin, p. 9.
 
14
Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004. p. 16.
 
15
Let op de formulering: de behandelend arts stelt in dit geval niet vast dat sprake is van een niet-natuurlijke doodsoorzaak, maar constateert slechts dat hij niet kan concluderen tot een natuurlijke doodsoorzaak. Bij twijfel over de doodsoorzaak – inclusief twijfel of een doodsoorzaak als complicatie of als fout moet worden aangemerkt – kan daarom geen verklaring van (natuurlijk) overlijden worden afgegeven.
 
16
Art. 7 lid 3 Wlb.
 
17
Als de gemeentelijke lijkschouwer tot een natuurlijke doodsoorzaak concludeert, moet hij zelf de verklaring van overlijden ondertekenen en mag hij dit niet alsnog door de behandelend arts laten doen.
 
18
Art. 12 en 76 Wlb.
 
19
Stb. 2012, 403.
 
20
Brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 september 2012; Kamerstukken II 2011/12, 33000 VI, nr. 113.
 
21
Fetter W, Wierenga H. NODO maakt valse start. Med Contact 2012;67:2130.
 
22
De begrippen sectie, obductie en autopsie zijn synoniemen voor postmortaal medisch onderzoek. In de medische sfeer wordt veelal van obductie gesproken; de Wlb spreekt over sectie.
 
23
Ook als de precieze doodsoorzaak niet bekend is, kan de behandelend arts of de gemeentelijke lijkschouwer tot de overtuiging komen dat er sprake is geweest van een natuurlijke doodsoorzaak.
 
24
Obductie omvat in beginsel het gehele lichaam. Hoewel de tekst van de Wlb daartoe geen aanleiding geeft, is het gebruikelijk om voor het verrichten van schedelobductie afzonderlijk toestemming te vragen.
 
25
Ten tijde van het geven van de toestemming dient de betrokkene ten minste 16 jaar te zijn (art. 72 lid 1 jo art. 19 Wlb).
 
26
Art. 73 Wlb.
 
27
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan een reeds begraven lijk ook worden opgegraven (art. 30 Wlb).
 
28
Art. 73 lid 1 sub c Wlb.
 
29
Rb. Amsterdam 11 december 2012; LJN: BY8242.
 
30
Art. 67 Wlb.
 
31
De schriftelijke wilsverklaring in de zin van art. 450 lid 3 WGBO waarin anticiperend (een bepaalde) medische behandeling wordt geweigerd voor het geval de opsteller van de verklaring inmiddels wilsonbekwaam is, wordt behandeld in H. 2.​2.​4.
 
32
Nieuwkerk CMJ van, Krediet RT, Arisz L. Vrijwillige beëindiging van dialysebehandeling door chronische dialysepatiënten. Ned Tijdsch Geneeskd 1990;134:1549-52.
 
33
Engberts DP. Lijden aan zelfbeschikking: over het recht op de verkeerde keuze. NTOG 2010;123:214-9.
 
34
Zie over versterven: Chabot BE. Sterven op drift. Over doodsverlangen en onmacht. Nijmegen: SUN; 1996, p. 177-89.
 
35
Molenaar JC, Gill K, Dupuis HM. Geneeskunde, dienares der barmhartigheid. NTvG 1988;132:1913-7.
 
36
HR 28 april 1989, TvGR 1989/51 (m.nt. HJJ Leenen).
 
37
De zaak speelt zich af voor de inwerkingtreding van de WGBO in 1995, maar dat is voor de vraagstelling niet doorslaggevend.
 
38
Hof Arnhem 31 oktober 1989; TvGR 1990/18.
 
39
Tenzij het ontstaan van de comateuze toestand het gevolg was van een misdrijf, ongeval of medische fout.nten worden behandeld.
 
40
Een levendig beeld van dergelijke beslissingen op een ic-afdeling geeft de reportage ‘Op de grens van leven en dood’ in NRC Weekblad & Wetenschap, 01-07 augustus 2009 (bijlage bij NRC/Handelsblad).
 
41
Trouw 21 juni 2000.
 
42
Keizer AA, Swart SJ. Palliatieve sedatie. Het sympathieke alternatief voor euthanasie? NTvG 2005;149:449.
 
43
De interpretatie van de Eed van Hippocrates met betrekking tot dit thema is een onderwerp op zichzelf waaraan tal van nuances zijn te onderscheiden: Rütten Th. Medizinethische Themen in den deontologischen Schriften des Corpus Hippocraticum. In: Flashar H, et al. Médecine et morale dans l’antiquité. Genève: Vandoeuvres; 1996, p. 65-120.
 
44
Rb. Leeuwarden 21 februari 1973, NJ 1973, 183.
 
45
Belangrijk is in dit verband geweest het arrest van de Hoge Raad in de zaak Schoonheim: HR 27 november 1984, NJ 1985, 106.
 
46
Stb. 2001, 194.
 
47
Deze formulering impliceert dat een euthanasie die voldoet aan alle zorgvuldigheidseisen, maar niet als zodanig wordt gemeld aan de gemeentelijke lijkschouwer, geen aanspraak kan maken op straffeloosheid. Overigens zal in zo’n geval de arts ook al strafbaar zijn op grond van het opmaken van een valse geneeskundige verklaring inzake de doodsoorzaak; art. 81 sub 1 Wlb en art. 228 Sr.
 
48
In dit verband is dat de arts die de euthanasie of hulp bij zelfdoding heeft verricht.
 
49
Art. 7 lid 2 Wlb.
 
50
Het is de leden van de regionale toetsingscommissie niet toegestaan zich vooraf uit te spreken over een voorgenomen euthanasie of hulp bij zelfdoding; art. 16 WTL.
 
51
Dat betekent dat het verzoek kan worden ingewilligd zonder dat de ouders ermee instemmen; art. 2 lid 3 WTL.
 
52
Engberts DP. Autonomie op de achtergrond. Over motieven en ontwikkelingen in het euthanasiedebat. Hoorn: Westfries gasthuis; 2012.
 
53
HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656 (TvGR 1994/47).
 
54
HR 24 december 2002; NJ 2003, 167.
 
55
De jaarverslagen van de regionale toetsingscommissies zijn te raadplegen via www.euthanasiecommissie.nl
 
56
Zie over beide uitspraken ook: Hartogh GA den. Euthanasieverklaring eist onderhoud. Med Contact 2012;67:2140-3.
 
57
De diagnose was: ziekte van Alzheimer.
 
58
De uitspraken van de RTE’s zijn te vinden op www.​euthanasiecommis​sie.​nl. Deze uitspraak heeft als kenmerk 123821.pdf en kan worden gevonden door via de rubriek ‘Oordelen’ te selecteren op ‘dementie’, ‘2011’, ‘60-69 jaar’.
 
59
Uitspraak 93849.pdf; te vinden via www.​euthanasiecommis​sie.​nl: ‘Oordelen’, ‘Zenuwstelsel’, ‘Huntington’, ‘2011’, ‘50-59 jaar’.
 
60
Gerechtshof Amsterdam 7 november 1995, NJ 1996, 113, TvGR 1996/1.
 
61
Gerechtshof Leeuwarden 4 april 1996, TvGR 1996/35.
 
62
Zie bijvoorbeeld: Willigenburg T van, Kuis W (red). Op de grens van leven en dood. Afzien van behandelen en levensbeëindiging in de neonatologie. Assen: Van Gorcum; 1995.
 
63
Bijvoorbeeld art. 2 EVRM, inzake het recht op bescherming van het leven en het verbod van opzettelijke levensberoving.
 
64
Verhagen AAE, et al. Actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen in Nederland. Analyse van alle 22 meldingen uit 1997/’04. NTvG 2005;149:183-8.
 
65
Het zogenoemde ‘Groningen Protocol’ is geen openbaar document. Het is onder andere te vinden op het afgeschermde deel van de website van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. De versie die daar in januari 2013 was te vinden, droeg de aanduiding ‘5e concept’ en was gedateerd 2004-2005.
 
66
Stct. 2006, 168 (30 augustus 2006).
 
67
De drie artsen (kinderarts-neonatoloog, kinderneuroloog, gynaecoloog) hebben in de commissie tezamen één stem.
 
68
Een late zwangerschap is een zwangerschap ouder dan 24 weken. Een categorie 2-geval betreft een ongeborene die lijdt aan aandoeningen die zullen leiden tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen, maar desondanks een beperkte kans op overleving heeft. Zie verder H. 4.
 
69
Blijkens het verslag over de jaren 2011 en 2012 hebben de centrale commissie sinds het begin van haar werkzaamheden in 2007 in totaal dertien meldingen van late zwangerschapsafbreking bereikt en één melding van levensbeëindigend handelen bij een pasgeborene. Van de dertien gemelde zwangerschapsafbrekingen werden er overigens zeven aangemerkt als categorie 1-gevallen die niet onder de taakomschrijving van de centrale commissie vallen; deze zeven gevallen zijn dan ook niet inhoudelijk beoordeeld. Zie: www.​lzalp.​nl
 
70
Zie ook: Engberts DP. Achter de schermen: een kritisch zelfportret van de centrale commissie. NTOG 2009;122:276-277; Dorscheidt JHHM. Kanttekeningen bij de melding van gevallen van levensbeëindiging bij pasgeborenen. In: Recht en zorg van kwaliteit. Liber Amicorum voor prof. mr. J.H. Hubben. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2012, p. 193-208.
 
71
NB: in deze alinea gaat het niet om wilsonbekwame patiënten die in de periode voorafgaand aan hun wilsonbekwaamheid een anticiperend schriftelijk verzoek om euthanasie hebben opgesteld.
 
72
Meer S van der, et al. Hulp bij zelfdoding bij een patiënt met een organisch-psychiatrische stoornis. NTvG 1999;143:881-4. Meer S van der. Dementie en euthanasie. Het kan dus wel… In: Grijn M van der (red). Dementie en euthanasie. Er mag meer dan je denkt… Amsterdam: NVVE; 2005, p. 75-9.
 
73
Thiel GJMW van, Huibers AK, Haan K de. Met zorg besluiten. Beslissingen rond het levenseinde in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Assen: Van Gorcum; 1997, p. 40-2. De vier beschreven casussen zijn niet aan de rechter voorgelegd omdat in alle gevallen een verklaring van natuurlijk overlijden werd afgegeven.
 
Literatuur
1.
go back to reference Bolt S, Venbrux E, Eisinga R, Kuks JBM, Veening JG, Gerrits PO. Motivation for body donation to science: more than an altruistic act. Annals of Anatomy 2010;192:70-4.PubMedCrossRef Bolt S, Venbrux E, Eisinga R, Kuks JBM, Veening JG, Gerrits PO. Motivation for body donation to science: more than an altruistic act. Annals of Anatomy 2010;192:70-4.PubMedCrossRef
2.
go back to reference Bosshard G, Nilstun T, Bilsen J, Norup M, Miccinesi G, Delden JJM van, Faisst K, Heide A van der. Forgoing treatment at the end of life in 6 European countries. Arch Intern Med 2005;165:401-7. Bosshard G, Nilstun T, Bilsen J, Norup M, Miccinesi G, Delden JJM van, Faisst K, Heide A van der. Forgoing treatment at the end of life in 6 European countries. Arch Intern Med 2005;165:401-7.
3.
go back to reference Commissie Aanvaardbaarheid Levensbeëindigend handelen. Medisch handelen rond het levenseinde bij wilsonbekwame patiënten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum; 1997. Commissie Aanvaardbaarheid Levensbeëindigend handelen. Medisch handelen rond het levenseinde bij wilsonbekwame patiënten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum; 1997.
4.
go back to reference Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004. Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004.
5.
go back to reference Delbeke E. Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde. Antwerpen/Cambridge: Intersentia: 2012. Delbeke E. Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde. Antwerpen/Cambridge: Intersentia: 2012.
6.
go back to reference Dorscheidt JHHM Levensbeëindiging bij gehandicapte pasgeborenen. Strijdig met het non-discriminatiebeginsel? Den Haag: Sdu Uitgevers; 2006. Dorscheidt JHHM Levensbeëindiging bij gehandicapte pasgeborenen. Strijdig met het non-discriminatiebeginsel? Den Haag: Sdu Uitgevers; 2006.
7.
go back to reference Duijst-Heesters WLJM, Das C (red). Handboek forensische en penitentiaire geneeskunde. Apeldoorn/Antwerpen; Maklu: 2011. Duijst-Heesters WLJM, Das C (red). Handboek forensische en penitentiaire geneeskunde. Apeldoorn/Antwerpen; Maklu: 2011.
8.
go back to reference Engberts DP. Autonomie op de achtergrond. Over motieven en ontwikkelingen in het euthanasiedebat. Hoorn: Westfries gasthuis; 2012. Engberts DP. Autonomie op de achtergrond. Over motieven en ontwikkelingen in het euthanasiedebat. Hoorn: Westfries gasthuis; 2012.
9.
go back to reference Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid. Informatie voor artsen met betrekking tot de Wet op de Lijkbezorging 1991. GHI bulletin. Rijswijk; 1991 (herdruk 1994). Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid. Informatie voor artsen met betrekking tot de Wet op de Lijkbezorging 1991. GHI bulletin. Rijswijk; 1991 (herdruk 1994).
10.
go back to reference KNMG-Richtlijn palliatieve sedatie. Utrecht: KNMG; 2009. KNMG-Richtlijn palliatieve sedatie. Utrecht: KNMG; 2009.
11.
go back to reference Legemaate J. Medisch handelen rond het levenseinde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006. Legemaate J. Medisch handelen rond het levenseinde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006.
12.
go back to reference Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Doen of laten? Grenzen van het medisch handelen in de neonatologie. Utrecht: NVK; 1992. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Doen of laten? Grenzen van het medisch handelen in de neonatologie. Utrecht: NVK; 1992.
13.
go back to reference Pans E. De normatieve grondslagen van het Nederlandse euthanasierecht. Nijmegen: Wolf Legal Publishers; 2006. Pans E. De normatieve grondslagen van het Nederlandse euthanasierecht. Nijmegen: Wolf Legal Publishers; 2006.
14.
go back to reference Soerdjbalie-Maikoe V, Bilo RAC, Akker E van den, Maes A. Niet-natuurlijk overlijden door kindermishandeling; gerechtelijke secties 1996-2009. NTvG 2010;154:A2285. Soerdjbalie-Maikoe V, Bilo RAC, Akker E van den, Maes A. Niet-natuurlijk overlijden door kindermishandeling; gerechtelijke secties 1996-2009. NTvG 2010;154:A2285.
15.
go back to reference Sutorius EPhR. Abortus en euthanasie. Medisch handelen tussen het respect voor menselijk leven en de vrijheid tot zelfbeschikking. In: Gedenkboek. Honderd jaar Wetboek van Strafrecht. Arnhem. Gouda Quint; 1986, p. 395-423. Sutorius EPhR. Abortus en euthanasie. Medisch handelen tussen het respect voor menselijk leven en de vrijheid tot zelfbeschikking. In: Gedenkboek. Honderd jaar Wetboek van Strafrecht. Arnhem. Gouda Quint; 1986, p. 395-423.
16.
go back to reference Verhagen AAE. End-of-life decisions in Dutch neonatal intensive care units. Zutphen: Paris Legal Publishers; 2008. Verhagen AAE. End-of-life decisions in Dutch neonatal intensive care units. Zutphen: Paris Legal Publishers; 2008.
17.
go back to reference Weyers H. Euthanasie: het proces van rechtsverandering. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2004.CrossRef Weyers H. Euthanasie: het proces van rechtsverandering. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2004.CrossRef
18.
go back to reference Wolfswinkel ME van, Zwart JJ, Schutte JM, Duvekot JJ, Pel M, Roosmalen J van. Maternal mortality and serious maternal morbidity in Jehovah’s witnesses in the Netherlands. BJOG 2009;116:1103-10.PubMedCrossRef Wolfswinkel ME van, Zwart JJ, Schutte JM, Duvekot JJ, Pel M, Roosmalen J van. Maternal mortality and serious maternal morbidity in Jehovah’s witnesses in the Netherlands. BJOG 2009;116:1103-10.PubMedCrossRef
Metagegevens
Titel
Rondom het einde van het leven
Auteur
D.P. Engberts
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9963-5_5