Skip to main content
Top

2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk

5. Rondom het einde van het leven

Auteur : Prof. dr. D. P. Engberts

Gepubliceerd in: Leerboek Gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Iedere samenleving heeft gebruiken en regels die samenhangen met het overlijden van mensen. Weliswaar is het overlijden van een mens in emotionele zin vooral iets dat de directe nabestaanden raakt, in meer verwijderde zin is het ook een aangelegenheid die het bredere samenlevingsverband aangaat, waarbij dikwijls een religieuze of levensbeschouwelijke gemeenschap een rol speelt en waarbij steeds ook de burgerlijke samenleving is betrokken. Om die laatste betrokkenheid gaat het in dit hoofdstuk.
Voetnoten
1
Voor zover het gaat om personen die op zee zijn overleden aan boord van een Nederlands schip.
 
2
Als een stoffelijk overschot wordt uitgevoerd, zal het in het land waarheen het wordt vervoerd alsnog worden begraven of verbrand. Voor de Nederlandse rechtssfeer is de uitvoer evenwel de laatste bestemming.
 
3
De minister van VWS kan in uitzonderlijke gevallen ontheffing van het verbod geven (art. 71 lid 1 Wlb).
 
4
Art. 87 Wlb bepaalt dat de Wlb niet van toepassing is op leden van het Koninklijk Huis.
 
5
De Wlb is dus wel van toepassing op een doodgeborene die ter wereld komt na een zwangerschap van 24 weken of meer.
 
6
Hiertoe moet een verklaring van de behandelend arts worden overgelegd waaruit blijkt dat het gaat om een menselijke vrucht waarop de Wlb niet van toepassing is.
 
7
Een uitzondering op dit algemene uitgangspunt vormt art. 14 WOD, waar in verband met het uitnemen van organen ten behoeve van transplantatie het begrip hersendood wordt omschreven.
 
8
Zie daarvoor par. 5.2.5.
 
9
Das K et al. Bij goede lijkschouw hoort invasief onderzoek. Med Contact 2015;70:2198–200.
 
10
En wel ‘zo spoedig mogelijk na het overlijden’, bepaalt art. 3 Wlb. Volgens de Handreiking (niet-)natuurlijke dood, versie 1.0, januari 2016, pag. 3, betekent dit: binnen drie uur nadat de behandelend arts van het overlijden heeft kennisgenomen. Na een verwacht overlijden in een verpleeg- of verzorgingshuis mag de lijkschouw worden uitgesteld tot de volgende ochtend 08.00 uur.
 
11
Handreiking (niet-)natuurlijke dood, pag.10.
 
12
In deze zin ook de Handreiking (niet-)natuurlijke dood.
 
13
RT Den Haag 10 juni 2003, Stcrt. 2003, 174, pag. 21.
 
14
Ook als de suïcide het begrijpelijke gevolg is van de psychiatrische stoornis waaraan de patiënt leed, is er sprake van een niet-natuurlijke doodsoorzaak.
 
15
Levensbeëindiging zonder verzoek van de patiënt resulteert per definitie in een niet-natuurlijke doodsoorzaak.
 
16
Handreiking (Niet-)natuurlijke dood, pag. 5.
 
17
Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004. pag. 16.
 
18
Let op de formulering: de behandelend arts stelt in dit geval niet vast dat sprake is van een niet-natuurlijke doodsoorzaak, maar constateert slechts dat hij niet kan concluderen tot een natuurlijke doodsoorzaak. Bij twijfel over de doodsoorzaak – inclusief twijfel of een doodsoorzaak als complicatie of als fout moet worden aangemerkt – kan daarom geen verklaring van (natuurlijk) overlijden worden afgegeven.
 
19
Art. 7 lid 3 Wlb. Indien de behandelend arts aarzelt, kan hij ook (telefonisch) overleggen met de gemeentelijke lijkschouwer alvorens hij besluit wel of niet een verklaring van (natuurlijk) overlijden af te geven.
 
20
Als de gemeentelijke lijkschouwer tot een natuurlijke doodsoorzaak concludeert, moet hij zelf de verklaring van overlijden ondertekenen en mag hij dit niet alsnog door de behandelend arts laten doen.
 
21
Art. 12 en 76 Wlb.
 
22
Brief van de staatsecretaris van VWS van 16 december 2013, Kamerstukken II 2013/14, 33750 XVI, nr. 80.
 
23
Brief van de minister van VWS van 30 juni 2016, Kamerstukken II 2015/16, 34300 XVI, nr. 164.
 
24
De precieze gang van zaken is vastgelegd in het Handelingsprotocol Nader Onderzoek naar de DoodsOorzaak bij Kinderen (NODOK), te raadplegen via: www.​nvk.​nl/​Nieuws/​Dossiers/​NODO.​aspx.
 
25
De begrippen ‘sectie’, ‘obductie’ en ‘autopsie’ zijn synoniemen voor postmortaal medisch onderzoek. In de medische sfeer wordt veelal van obductie gesproken; de Wlb spreekt over sectie.
 
26
Ook als de precieze doodsoorzaak niet bekend is, kan de behandelend arts of de gemeentelijke lijkschouwer tot de overtuiging komen dat er sprake is geweest van een natuurlijke doodsoorzaak.
 
27
Nabestaanden kunnen geen aanspraak maken op deze stukjes weefsel; CTG 8 maart 2016, ECLI:NL:TGZCTG:2016:107.
 
28
NVVP: Voorlichtingsfolder autopsie (obductie), gericht aan de nabestaanden, https://​pathology.​nl/​publicaties/​voorlichting/​.
 
29
Ten tijde van het geven van de toestemming dient de betrokkene ten minste 16 jaar te zijn (art. 72 lid 1 jo art. 19 Wlb).
 
30
Art. 73 Wlb.
 
31
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan een reeds begraven lijk ook worden opgegraven (art. 30 Wlb).
 
32
Art. 73 lid 1 sub c Wlb.
 
33
Rb. Amsterdam 11 december 2012; LJN: BY8242. Deze casus vond plaats voordat de NODO-procedure werd vereenvoudigd en uiteindelijk werd vervangen door de NODOK-procedure(par. 5.2.4).
 
34
Art. 67 Wlb.
 
35
De schriftelijke wilsverklaring in de zin van art. 450 lid 3 WGBO waarin anticiperend (een bepaalde) medische behandeling wordt geweigerd voor het geval de opsteller van de verklaring inmiddels wilsonbekwaam is, wordt behandeld in H. 2.​2.​4.
 
36
Nieuwkerk CMJ van, Krediet RT, Arisz L. Vrijwillige beëindiging van dialysebehandeling door chronische dialysepatiënten. Ned Tijdschr Geneeskd 1990;134:1549–52.
 
37
Engberts DP. Lijden aan zelfbeschikking: over het recht op de verkeerde keuze. NTOG 2010;123:214–9.
 
38
Pel M, Treffers PE. Maternale sterfte bij een Jehova’s getuige. NTOG 1990;103:121.
 
39
Zie over versterven: Chabot BE. Sterven op drift. Over doodsverlangen en onmacht. Nijmegen: SUN; 1996, pag. 177–89.
 
40
Molenaar JC, Gill K, Dupuis HM. Geneeskunde, dienares der barmhartigheid. Ned Tijdschr Geneeskd 1988;132:1913–7.
 
41
HR 28 april 1989, TvGR 1989/51 (m.nt. HJJ Leenen).
 
42
De zaak speelt zich af voor de inwerkingtreding van de WGBO in 1995, maar dat is voor de vraagstelling niet doorslaggevend.
 
43
Hof Arnhem 31 oktober 1989; TvGR 1990/18.
 
44
Tenzij het ontstaan van de comateuze toestand het gevolg was van een misdrijf, ongeval of medische fout.
 
45
Dagblad Trouw 21 juni 2000.
 
46
Keizer AA, Swart SJ. Palliatieve sedatie. Het sympathieke alternatief voor euthanasie? Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:449.
 
47
De interpretatie van de eed van Hippocrates met betrekking tot dit thema is een onderwerp op zichzelf waaraan tal van nuances zijn te onderscheiden: Rütten Th. Medizinethische Themen in den deontologischen Schriften des Corpus Hippocraticum. In: Flashar H et al. Médecine et morale dans l’antiquité. Genève: Vandoeuvres; 1996, pag. 65–120.
 
48
Rb. Leeuwarden 21 februari 1973, NJ 1973, 183.
 
49
Belangrijk is in dit verband geweest het arrest van de Hoge Raad in de zaak Schoonheim: HR 27 november 1984, NJ 1985, 106.
 
50
Stb. 2001, 194.
 
51
Deze formulering impliceert dat een euthanasie die voldoet aan alle zorgvuldigheidseisen, maar niet als zodanig wordt gemeld aan de gemeentelijke lijkschouwer, geen aanspraak kan maken op straffeloosheid. Overigens zal in zo’n geval de arts ook al strafbaar zijn op grond van het opmaken van een valse geneeskundige verklaring inzake de doodsoorzaak; art. 81 sub 1 Wlb en art. 228 Sr.
 
52
In dit verband is dat de arts die de euthanasie of hulp bij zelfdoding heeft verricht.
 
53
Art. 7 lid 2 Wlb.
 
54
Het is de leden van de regionale toetsingscommissie niet toegestaan zich vooraf uit te spreken over een voorgenomen euthanasie of hulp bij zelfdoding; art. 16 WTL.
 
55
Dat betekent dat het verzoek kan worden ingewilligd zonder dat de ouders ermee instemmen; art. 2 lid 3 WTL.
 
56
Engberts DP. Autonomie op de achtergrond. Over motieven en ontwikkelingen in het euthanasiedebat. Hoorn: Westfries gasthuis; 2012.
 
57
HR 21 juni 1994, NJ 1994, 656 (TvGR 1994/47).
 
58
HR 24 december 2002; NJ 2003, 167.
 
59
Adviescommissie voltooid leven (commissie-Schnabel). Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Den Haag, 2016.
 
60
Kamerstukken II 2016/17, 32647, nr. 55.
 
61
De jaarverslagen van de regionale toetsingscommissies zijn te raadplegen via www.​euthanasiecommis​sie.​nl.
 
63
Zie over beide uitspraken ook: Hartogh GA den. Euthanasieverklaring eist onderhoud. Med Contact 2012;67:2140–3.
 
64
De diagnose was: ziekte van Alzheimer.
 
65
De uitspraken van de RTE’s zijn te vinden op www.​euthanasiecommis​sie.​nl. Deze uitspraak heeft als kenmerk 123821.pdf en kan worden gevonden door via de rubriek ‘Oordelen’ te selecteren op ‘dementie’, ‘2011’, ‘60–69 jaar’.
 
66
Uitspraak 93849.pdf; te vinden via www.​euthanasiecommis​sie.​nl: ‘Oordelen’, ‘Zenuwstelsel’, ‘Huntington’, ‘2011’, ‘50–59 jaar’.
 
67
Zie: www.​euthanasiecommis​sie.​nl ; oordeel 2016–85.
 
68
Gerechtshof Amsterdam 7 november 1995, NJ 1996, 113, TvGR 1996/1.
 
69
Gerechtshof Leeuwarden 4 april 1996, TvGR 1996/35.
 
70
Zie bijvoorbeeld: Willigenburg T van, Kuis W, redactie. Op de grens van leven en dood. Afzien van behandelen en levensbeëindiging in de neonatologie. Assen: Van Gorcum; 1995.
 
71
Bijvoorbeeld art. 2 EVRM, inzake het recht op bescherming van het leven en het verbod van opzettelijke levensberoving.
 
72
Verhagen AAE et al. Actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen in Nederland. Analyse van alle 22 meldingen uit 1997/’04. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:183–8.
 
73
Het zogenoemde Gronings protocol, getiteld ‘Zorgvuldigheidseisen rond actieve levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstige aandoening’, is geen openbaar document. Het is onder andere te vinden op het afgeschermde deel van de website van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. De versie die daar in februari 2017 was te vinden, was gedateerd 3 november 2014.
 
74
Stcrt. 2006, 168 (30 augustus 2006).
 
75
Een late zwangerschap is een zwangerschap ouder dan 24 weken. Een categorie 2-geval betreft een ongeborene die lijdt aan aandoeningen die zullen leiden tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen, maar desondanks een beperkte kans op overleving heeft. Zie verder par. 4.​4.​1.
 
76
ZonMw: Evaluatie centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Den Haag, 2013.
 
77
Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Stcrt. 2016, 3.145 (26 januari 2016).
 
78
Inclusief de categorie 1-gevallen: niet-levensvatbare ongeborenen.
 
79
NB: in deze alinea gaat het niet om wilsonbekwame patiënten die in de periode voorafgaand aan hun wilsonbekwaamheid een anticiperend schriftelijk verzoek om euthanasie hebben opgesteld.
 
80
Meer S van der et al. Hulp bij zelfdoding bij een patiënt met een organisch-psychiatrische stoornis. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:881–4. Meer S van der. Dementie en euthanasie. Het kan dus wel… In: Grijn M van der, redactie. Dementie en euthanasie. Er mag meer dan je denkt… Amsterdam: NVVE; 2005, pag. 75–9.
 
81
NVAVG. Omgaan met vragen om levensbeëindiging bij wilsonbekwame mensen met een verstandelijke beperking: een handreiking. 2013.
 
82
Thiel GJMW van, Huibers AK, Haan K de. Met zorg besluiten. Beslissingen rond het levenseinde in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Assen: Van Gorcum; 1997, pag. 40–2. De vier beschreven casus zijn niet aan de rechter voorgelegd omdat in alle gevallen een verklaring van natuurlijk overlijden werd afgegeven. Uit een uitspraak van het CTG van 25 augustus 2016 valt op te maken dat ouders van een verstandelijk gehandicapte minderjarige meerdere jaren hebben ‘onderhandeld’ met een AVG (arts voor verstandelijk gehandicapten) over levensbeëindiging van hun dochter c.q. het staken van de kunstmatige toediening van voeding en vocht. Ook blijkt uit de uitspraak dat het verzoek werd besproken (en afgewezen) door een medisch-ethische beleidscommissie. Uiteindelijk heeft het kind de instelling verlaten, waarna bij de ouders thuis onder begeleiding van de huisarts (met de kinderneuroloog op de achtergrond) de toediening van voeding en vocht is gestaakt; 6 dagen later is het kind overleden. ECLI:NL:TGZCTG:2016:270.
 
Literatuur
1.
go back to reference Adviescommissie voltooid leven (commissie-Schnabel). Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Den Haag: auteur; 2016. Adviescommissie voltooid leven (commissie-Schnabel). Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. Den Haag: auteur; 2016.
2.
go back to reference Bolt S, et al. Motivation for body donation to science: more than an altruistic act. Ann Anat. 2010;192:70–4.CrossRefPubMed Bolt S, et al. Motivation for body donation to science: more than an altruistic act. Ann Anat. 2010;192:70–4.CrossRefPubMed
3.
go back to reference Bosshard G, et al. Forgoing treatment at the end of life in 6 European countries. Arch Intern Med. 2005;165:401–7.CrossRefPubMed Bosshard G, et al. Forgoing treatment at the end of life in 6 European countries. Arch Intern Med. 2005;165:401–7.CrossRefPubMed
4.
go back to reference Commissie Aanvaardbaarheid Levensbeëindigend handelen. Medisch handelen rond het levenseinde bij wilsonbekwame patiënten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum; 1997. Commissie Aanvaardbaarheid Levensbeëindigend handelen. Medisch handelen rond het levenseinde bij wilsonbekwame patiënten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum; 1997.
5.
go back to reference Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004. Das C. Overlijdensverklaringen en artsen. Wet en praktijk. Wageningen: Ponsen & Looijen; 2004.
6.
go back to reference Delbeke E. Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde. Antwerpen/Cambridge: Intersentia; 2012. Delbeke E. Juridische aspecten van zorgverlening aan het levenseinde. Antwerpen/Cambridge: Intersentia; 2012.
7.
go back to reference Dorscheidt JHHM. Een nieuwe Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. TvGR. 2016;40:356–68. Dorscheidt JHHM. Een nieuwe Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. TvGR. 2016;40:356–68.
8.
go back to reference Duijst-Heesters WLJM, Das C. redactie. Handboek forensische en penitentiaire geneeskunde. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu; 2011. Duijst-Heesters WLJM, Das C. redactie. Handboek forensische en penitentiaire geneeskunde. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu; 2011.
9.
go back to reference Duijst W, Naujocks T. Over lijken. De dood en daarna, vanuit juridisch-medisch perspectief. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu; 2015. Duijst W, Naujocks T. Over lijken. De dood en daarna, vanuit juridisch-medisch perspectief. Apeldoorn/Antwerpen: Maklu; 2015.
10.
go back to reference Engberts DP. Autonomie op de achtergrond. Over motieven en ontwikkelingen in het euthanasiedebat. Hoorn: Westfries gasthuis; 2012. Engberts DP. Autonomie op de achtergrond. Over motieven en ontwikkelingen in het euthanasiedebat. Hoorn: Westfries gasthuis; 2012.
11.
go back to reference Engberts DP. In geleerdheid gesmoord. De commissie-Schnabel over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. TvGR 2016;40:369–77. Engberts DP. In geleerdheid gesmoord. De commissie-Schnabel over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. TvGR 2016;40:369–77.
12.
go back to reference Engberts DP. Surplace: het debat over euthanasie en dementie. In: Achterberg WP et al., redactie. De Leidse Ouderengeneeskundedagen. Leiden: LUMC; 2016, 105–13. Engberts DP. Surplace: het debat over euthanasie en dementie. In: Achterberg WP et al., redactie. De Leidse Ouderengeneeskundedagen. Leiden: LUMC; 2016, 105–13.
13.
go back to reference KNMG. Richtlijn palliatieve sedatie. Utrecht: KNMG; 2009. KNMG. Richtlijn palliatieve sedatie. Utrecht: KNMG; 2009.
14.
go back to reference KNMG. Standpunt medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen met zeer ernstige afwijkingen. Utrecht: KNMG; 2013. KNMG. Standpunt medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen met zeer ernstige afwijkingen. Utrecht: KNMG; 2013.
15.
go back to reference Legemaate J. Medisch handelen rond het levenseinde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006. Legemaate J. Medisch handelen rond het levenseinde. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2006.
17.
go back to reference Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Doen of laten? Grenzen van het medisch handelen in de neonatologie. Utrecht: NVK; 1992. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Doen of laten? Grenzen van het medisch handelen in de neonatologie. Utrecht: NVK; 1992.
19.
go back to reference Pans E. De normatieve grondslagen van het Nederlandse euthanasierecht. Nijmegen: Wolf Legal Publishers; 2006. Pans E. De normatieve grondslagen van het Nederlandse euthanasierecht. Nijmegen: Wolf Legal Publishers; 2006.
20.
go back to reference Sutorius EPhR. Abortus en euthanasie. Medisch handelen tussen het respect voor menselijk leven en de vrijheid tot zelfbeschikking. In: Gedenkboek. Honderd jaar Wetboek van Strafrecht. Arnhem: Gouda Quint; 1986, p. 395–423. Sutorius EPhR. Abortus en euthanasie. Medisch handelen tussen het respect voor menselijk leven en de vrijheid tot zelfbeschikking. In: Gedenkboek. Honderd jaar Wetboek van Strafrecht. Arnhem: Gouda Quint; 1986, p. 395–423.
21.
go back to reference Verhagen AAE. End-of-life decisions in Dutch neonatal intensive care units. Zutphen: Paris Legal Publishers; 2008. Verhagen AAE. End-of-life decisions in Dutch neonatal intensive care units. Zutphen: Paris Legal Publishers; 2008.
22.
go back to reference Weyers H. Euthanasie: het proces van rechtsverandering. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2004.CrossRef Weyers H. Euthanasie: het proces van rechtsverandering. Amsterdam: Amsterdam University Press; 2004.CrossRef
23.
go back to reference van Wolfswinkel ME, et al. Maternal mortality and serious maternal morbidity in Jehovah’s witnesses in the Netherlands. BJOG. 2009;116(1):103–10. van Wolfswinkel ME, et al. Maternal mortality and serious maternal morbidity in Jehovah’s witnesses in the Netherlands. BJOG. 2009;116(1):103–10.
24.
go back to reference ZonMw: Evaluatie centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Den Haag; ZonMw; 2013. ZonMw: Evaluatie centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Den Haag; ZonMw; 2013.
Metagegevens
Titel
Rondom het einde van het leven
Auteur
Prof. dr. D. P. Engberts
Copyright
2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1780-6_5