Introductie
Live chirurgie is een populair educatiemiddel. Met het toenemen van de populariteit van live chirurgie worden de educatieve waarde, professionele en financiële belangenverstrengeling, maar bovenal patiëntveiligheid, ter discussie gesteld [
1,
2]. Om de patiëntveiligheid te waarborgen, hebben meerdere chirurgische verenigingen richtlijnen opgesteld voor de uitvoering en organisatie van live chirurgie [
3]. De
European Association of Urology (EAU) introduceerde in 2014 een richtlijn met daarin ondersteunende informatie voor het organiseren en veilig uitvoeren van live chirurgie. Het belangrijkste principe van deze richtlijn is dat patiëntveiligheid te allen tijde de hoogste prioriteit heeft [
1]. Buiten deze richtlijn is de literatuur met betrekking tot de veiligheid van live chirurgie binnen de urologie schaars. De meerderheid van de uitgevoerde studies zijn beleidspublicaties of enquêtes [
1,
3‐
6]. De conclusies van deze studies zijn vaak gebaseerd op opinies en niet op empirisch onderzoek naar behandeluitkomsten. Inzicht in de behandeluitkomsten van live chirurgie zal een objectiever beeld geven over de veiligheid van dit educatiemiddel voor de patiënt.
In deze studie worden de uitkomsten van live endo-urologische procedures (live EP) voor de behandeling van urinewegstenen in het AMC vergeleken met die van routine endo-urologische procedures (routine EP).
Resultaten
Patiënt- en procedurele kenmerken
Er werden 666 URS en 182 percutane ingrepen geïncludeerd. In de URS-groep waren 95 (14,3%) ingrepen live EP. In de percutane groep waren 56 (30,8%) ingrepen live EP. De patiëntkarakteristieken van de live- en routine-EP-groepen kwamen goed overeen. Een uitzondering hierop was het percentage renale anomalieën (hoefijzernier, ectopische nier en gemalroteerde nier), dat significant hoger was in de live-URS-groep dan in de routine-URS-groep.
In de live-URS-groep had een steen een gemiddelde oppervlakte van 91 mm2 en in de routine-URS-groep was dat 48 mm2 (p < 0,001). In de live-URS-groep waren de stenen vaker in de nier gelokaliseerd dan in de routine-URS-groep (84,2% vs. 49,7%; p < 0,001). Er was geen significant verschil in het aantal pre- en postoperatief geplaatste ureterstents.
Voor percutane ingrepen had een steen een gemiddelde oppervlakte van 389 mm2 in live-EP-groep en 280 mm2 in de routine-EP-groep (p = 0,039). Bij 51,8% van de live EP’s en 42,9% van de routine EP’s had de patiënt stenen in multipele anatomische locaties in de nier of ureter. Bij 83,9% van de live EP’s en 34,9% van de routine EP’s werd een GIRC verricht (p < 0,001).
Ureteroscopische ingrepen
Descriptieve data omtrent complicaties en secundaire uitkomsten voor URS worden weergegeven in tab.
1. Er was geen significant verschil in intraoperatieve complicaties (3,2% bij live EP versus 2,5% bij routine EP;
p = 0,72), noch in postoperatieve complicaties (13,7% na live EP versus 8,8% na routine EP;
p = 0,13). In beide groepen werd de meerderheid van de complicaties als Clavien 2 geclassificeerd. In zowel de live- als de routine-EP-groep trad één Clavien-5-complicatie op.
Tabel 1Intra- en postoperatieve complicaties ureterorenoscopie urinewegstenen
Intraoperatieve complicaties n (%) |
totaal | 3 (3,2) | 14 (2,5) | p = 0,72 | B |
bloeding | 1 (1,1) | 3 (0,5) | p = 0,46 | B |
perforatie | 0 (0) | 10 (1,8) | p = 0,37 | B |
avulsie | 0 (0) | 0 (0) | – | – |
overige | 2 (2,1) | 1 (0,2) | p = 0,055 | B |
totaal | 95 | 571 | | |
Postoperatieve complicaties n (%) |
totaala | 13 (13,7) | 50 (8,8) | p = 0,13 | A |
bloeding | 0 (0) | 3 (0,5) | p = 1,00 | B |
koorts (> 38,0) | 7 (7,4) | 19 (3,3) | p = 0,080 | B |
urineweginfectie | 5 (5,3) | 17 (3,0) | p = 0,23 | B |
sepsis | 4 (4,2) | 16 (2,8) | p = 0,51 | B |
pijn | 0 (0) | 13 (2,3) | p = 0,23 | B |
overlijden | 1 (1,1) | 1 (0,2) | p = 0,27 | B |
overige | 2 (2,1) | 1 (0,2) | p = 0,21 | B |
totaal | 95 | 571 | | |
Bloedtransfusies n (%) | 0 (0) | 6 (1,1) | p = 1,00 | B |
totaal | 94 | 571 | | |
Clavien-score n (%) |
geen | 82 (86,3) | 521 (91,2) | p = 0,12 | A |
1 | 0 (0) | 6 (1,1) | | |
2 | 11 (11,6) | 31 (5,4) | | |
3a | 0 (0) | 6 (1,1) | | |
3b | 0 (0) | 3 (0,5) | | |
4a | 1 (1,1) | 3 (0,5) | | |
4b | 0 (0) | 0 (0) | | |
5 | 1 (1,1) | 1 (0,2) | | |
totaal | 95 | 571 | | |
Niet-geslaagde ingrepen n (%) | 8 (8,4) | 30 (5,3) | p = 0,23 | B |
totaal | 95 | 571 | | |
Operatieduur in minuten, mediaan, (IKA) | 50, (40,5–68) | 41 (25–63) | p < 0,001 | C |
totaal (n) | 95 | 570 | | |
Postoperatieve opnameduur in dagen, mediaan, (IKA) | 1,0, (1,0–1,0) | 1,0 (1,0–1,0) | p = 0,83 | C |
totaal (n) | 94 | 571 | | |
Steenvrij n (%) | 58 (63,0) | 366 (67,7) | p = 0,39 | A |
totaal | 92 | 541 | | |
Vastgesteld middels: n (%) |
computed tomography | 6 (6,3) | 20 (3,5) | 0,19 | A |
echo | 56 (58,9) | 430 (75,3) | < 0,001 | A |
peroperatieve bevestiging | 26 (27,4) | 106 (18,6) | 0,046 | A |
overig | 7 (7,4) | 15 (2,6) | 0,017 | A |
totaal | 95 | 571 | | |
Heroperatie n (%) | 18 (18,9) | 64 (11,2) | p = 0,034 | A |
totaal | 95 | 571 | | |
Heropname < 3 maanden n (%) | 19 (20,0) | 76 (13,4) | p = 0,088 | A |
totaal | 95 | 568 | | |
De mediane operatieduur was 50 minuten in de live-EP-groep en 41 minuten in de routine-EP-groep (p < 0,001). De mediane opnameduur was in beide groepen één dag. In de live-URS-groep was 63,0% steenvrij, ten opzichte van 67,7% in de routine-URS-groep (p = 0,39). Een heroperatie werd verricht bij 18,9% van de patiënten na live EP en bij 11,2% van de patiënten na routine EP (p = 0,034).
Percutane ingrepen
Descriptieve data omtrent complicaties en secundaire uitkomsten voor percutane ingrepen worden weergegeven in tab.
2. Er werden geen significante verschillen gevonden in percentage intraoperatieve complicaties (8,9% tijdens live EP versus 5,6% tijdens routine EP;
p = 0,052), noch in postoperatieve complicaties (28,6% in live EP versus 34,9% in routine EP;
p = 0,40). Daarnaast was er geen verschil in Clavien-Dindocomplicatiegradaties. In de routine-EP-groep trad één Clavien-5-complicatie op. De mediane operatieduur was 80 minuten voor live EP en 75 minuten voor routine EP (
p = 0,21). De mediane opnameduur was vier dagen na live EP en drie dagen na routine EP (
p = 0,086). Na live EP was 50,0% van de patiënten steenvrij ten opzichte van 38,5% van de patiënten na routine EP (
p = 0,16). Een heroperatie werd verricht bij 25,5% van de patiënten na een live EP en bij 36,0% van de patiënten na routine EP (
p = 0,16%).
Tabel 2Intra- en postoperatieve complicaties percutane nefrolithotomie
Intraoperatieve complicaties n (%) |
totaal | 5 (8,9) | 7 (5,6) | p = 0,52 | B |
bloedinga | 3 (5,4) | 4 (3,2) | p = 0,68 | B |
perforatie | 0 (0) | 2 (1,6) | p = 1,0 | B |
mucosaal ureterletsel | 1 (1,8) | 1 (0,8) | p = 0,52 | B |
avulsie | 0 (0) | 0 (0) | – | – |
leverpunctie | 1 (1,8) | 0 (0) | p = 0,31 | B |
overige | 0 (0) | 0 (0) | – | – |
totaal | 56 | 126 | | |
Postoperatieve complicaties n (%) |
totaal | 16 (28,6) | 44 (34,9) | p = 0,40 | A |
bloeding | 3 (5,4) | 15 (11,9) | p = 0,28 | B |
koorts (> 38,0 °C) | 4 (7,1) | 8 (6,3) | p = 1,00 | B |
urineweginfectie | 6 (10,7) | 7 (5,6) | p = 0,22 | B |
sepsis | 1 (1,8) | 8 (6,3) | p = 0,29 | B |
urinelekkage | 3 (5,4) | 2 (1,6) | p = 0,17 | B |
overlijden | 0 (0) | 1 (0,8) | p = 1,00 | B |
overige | 2 (3,6) | 10 (7,9) | p = 0,35 | B |
totaal | 56 | 126 | | |
Aantal bloedtransfusies n (%) | 3 (5,4) | 9 (7,1) | p = 0,76 | B |
totaal | 56 | 126 | | |
Clavien-score n (%) |
geen | 40 (71,4) | 82 (65,1) | p = 0,51 | A |
1 | 1 (1,8) | 3 (2,4) | | |
2 | 11 (19,6) | 18 (14,3) | | |
3a | 2 (3,6) | 14 (11,0) | | |
3b | 2 (3,6) | 5 (4,0) | | |
4a | 0 (0) | 3 (2,4) | | |
4b | 0 (0) | 0 (0) | | |
5 | 0 (0) | 1 (0,8) | | |
totaal | 56 | 126 | | |
Niet geslaagde ingrepen n (%) | 1 (1,8) | 8 (6,4) | p = 0,28 | B |
totaal | 56 | 125 | | |
Operatieduur in minuten, mediaan (IKA) | 80 (62–101,5) | 75 (57–94) | p = 0,21 | C |
totaal (n) | 56 | 125 | | |
Postoperatieve opnameduur in dagen, mediaan, (IKA) | 4 (3–5) | 3 (2–4) | p = 0,086 | C |
totaal (n) | 56 | 119 | | |
Steenvrij n (%) totaal | 26 (50,0) 52 | 45 (38,5) 117 | p = 0,16 | A |
Vastgesteld middels: n (%) |
computed tomography | 11 (21,6) | 20 (17,5) | p = 0,33 | A |
echo | 35 (68,6) | 70 (61,4) | | |
retrograde pyelogram | 0 (0) | 2 (1,8) | | |
peroperatieve bevestiging | 5 (9,8) | 22 (19,3) | | |
totaal | 51 | 114 | | |
Tijd tot follow-up in weken, mediaan (IKA) | 8 (12) | 6 (4) | p = 0,008 | C |
totaal (n) | 46 | 91 | | |
Heroperatie n (%) | 14 (25,5) | 45 (36,0) | p = 0,16 | A |
totaal | 55 | 124 | | |
Heropname <3 maanden n (%) | 18 (32,1) | 47 (37,6) | p = 0,48 | A |
totaal | 56 | 125 | | |
Regressiemodellen
Multiple regressieanalyses voor zowel URS als PNL lieten geen associatie zien tussen het optreden van meer of minder gunstige uitkomsten voor live EP bij vergelijking van deze uitkomsten met routine EP.
Discussie
De belangrijkste bevinding van deze studie is dat er geen statistisch significante verschillen zijn in de aantallen en ernst van zowel intra- als postoperatieve complicaties tussen live EP en routine EP voor urinewegstenen. In de live-URS-groep doen zich relatief meer complicaties voor dan in de routine-URS-groep. Het verschil is echter niet statistisch significant en kan mogelijk worden verklaard door externe factoren. Allereerst zijn de stenen in de live-URS-groep bijna twee keer zo groot als in de routine-URS-groep. Het regressiemodel heeft bevestigd dat dit mede heeft bijgedragen aan de langere operatieduur van de live-URS-groep. Bij de behandeling van grote stenen of van stenen op multiple locaties, met daarbij een langere operatieduur, kan het risico op complicaties toenemen. Daarnaast zijn in de live-URS-groep relatief gezien meer nierstenen verwijderd dan in de routine-URS-groep. Literatuur laat zien dat het aantal complicaties over het algemeen hoger is bij URS voor nierstenen dan bij URS voor ureterstenen [
11,
12]. In de live-URS-groep waren bovendien meer patiënten met renale anomalieën ingedeeld dan in de routine-URS-groep. Uit de literatuur is bekend de aanwezigheid van een renale anomalie kan bijdragen aan een hoger complicatierisico [
13].
In deze studie valt het aantal complicaties na URS binnen de in de literatuur beschreven waarde van 5–15%. Bij PNL ligt het percentage complicaties hoger dan de uit de literatuur bekende 15–21% [
14,
15]. De meeste postoperatieve complicaties zijn als Clavien 1 of 2 geclassificeerd en vereisen geen invasieve interventies. Wel doen zich drie Clavien-5-complicatie voor, één in de live-URS-groep, één in de routine-URS-groep en één in de routine-PNL-groep, in alle gevallen bij patiënten met uitgebreide multimorbiditeit.
De karakteristieken van geopereerde patiënten in de live-EP-groepen zijn vergelijkbaar met die van de patiënten in routine-EP-groepen. Daarom zijn de voor live EP geselecteerde patiënten een goede representatie van gebruikelijke gevallen in een steenexpertisecentrum. We denken niet dat de Clavien-5-complicatie (gevolg van een aspiratiepneumonie 26 dagen postoperatief) die optrad na een live URS te voorkomen was geweest wanneer de patient zou zijn geopereerd volgens de routineprocedure.
De beschreven mortaliteit na steenbehandeling middels URS is eerder in een eerdere grote multicenter studie vastgesteld op 0,02% en voor PNL op 0,05% [
15,
16]. De mortaliteit van 2 op 666 (0,3%) voor URS en 1 op 182 (0,5%) voor PNL in dit cohort is hoog. In de betreffende casus zijn de pro’s en contra’s van alternatieven voor endoscopische behandeling nauwkeurig afgewogen in een urologisch team en met de patiënt en familie. Deze casus reflecteren de hoogcomplexe situaties waarmee we steeds vaker te maken krijgen en waarin soms, helaas, ernstige complicaties optreden.
Ook voor secundaire uitkomstmaten van URS zijn er verschillen gevonden tussen de live- en routine-EP-groepen. De langere operatieduur en het hogere percentage heroperaties bij live URS kan mogelijk worden verklaard door een grotere mediane steengrootte vergeleken met routine EP. Daarnaast kunnen educatieve momenten gedurende live chirurgie de operatieduur verlengen. Van de operateur wordt uitleg verwacht en cursisten mogen vragen stellen. Tijdens live EP is het vermogen om te multitasken van essentieel belang, waarbij de uitdaging is om een educatieve maar veilige en effectieve ingreep uit te voeren, zonder de operatietijd onnodig te verlengen.
Het hogere percentage steenvrije patiënten in de live-PNL-groep kan mogelijk worden verklaard door het relatief hogere aantal GIRC in vergelijking met de routine-PNL-groep. Tijdens live percutane ingrepen was er vaker een tweede operateur beschikbaar, zodat de steen tegelijkertijd antegraad en retrograad kon worden benaderd [
17]. Een verklaring voor het frequenter uitvoeren van GIRC tijdens live EP is dat de betreffende patiënten vaker stenen op meerdere locaties hadden en het vaker grotere stenen betrof.
Het percentage patiënten dat steenvrij is in deze studie is in de totale URS-groep 67 en in de PNL-groep 42. Het percentage patiënten dat steenvrij is varieert in de literatuur van 50–100 na URS en van 55–85 na PNL [
14,
18,
19]. Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor deze toch tegenvallende resultaten. Een eerste mogelijke verklaring is de afkapwaarde om steenvrije status af te geven. Deze is, met een afkapwaarde van restfragmenten van >1 mm in vergelijking met de literatuur vrij streng. Ten tweede is het aantal procedures waarbij het niet mogelijk was om de steen in de primaire operatie te bereiken in de berekening meegenomen (5,7% de URS-groep). Ten derde zijn er veel patiënten met grote stenen behandeld. Deze grote stenen zijn waar nodig in meerdere tempi behandeld. Ten slotte kunnen trainings- en onderwijsomstandigheden invloed hebben op de uitkomsten van zowel live als routine EP.
De verschillen in uitkomsten tussen live EP en routine EP lijken goed te verklaren. Na correctie voor verschillen tussen de groepen middels multiple regressieanalyse, wordt live chirurgie niet duidelijk geassocieerd met betere of minder gunstige uitkomsten vergeleken met routine-ingrepen.
Hoewel de waargenomen verschillen niet statistisch significant zijn, zijn er wel trends waarneembaar. Er is op het gebied van intra- en postoperatieve complicaties, steenvrije status, operatieduur en het aantal heroperaties sprake van een trend richting minder gunstige uitkomsten in de live-URS-groep. Na correctie voor confouders is deze trend bevestigd ten aanzien van postoperatieve complicaties. Voor de live-PNL-groep is er een trend richting minder gunstige uitkomsten wat betreft intraoperatieve complicaties en operatieduur. Voor intraoperatieve complicaties is de trend bevestigd na correctie. Afgezien van de mogelijk ongunstige effecten van live chirurgie zijn er ook trends waarneembaar ten gunste van live chirurgie, zoals minder postoperatieve complicaties, meer steenvrije patiënten en minder herbehandeling na live PNL.
We kunnen deze trends niet ontkennen en het is uiterst belangrijk toekomstige resultaten zorgvuldig te monitoren en met een kritische blik naar de veiligheid van live chirurgie te blijven kijken.
Voor zover wij weten zijn er geen studies die de uitkomsten van live EP vergelijken met die van routine EP. Binnen de urologie vergeleken Mullins et al. 39 robotgeassisteerde partiële nefrectomieën die werden uitgevoerd als live procedure met 847 routine-ingrepen, en vonden geen statistisch significante verschillen in operatieduur, warme ischemietijd, positieve resectievlakken en complicaties [
20]. De auteurs concludeerden dat live robotchirurgie veilig kan worden uitgevoerd [
20]. Binnen de gastro-enterologie zijn de uitkomsten van endoscopische retrograde chalangiopancreaticografiën (ERCP) die werden uitgevoerd als live demonstratie vergeleken met standaardprocedures [
21]. Dit werd gedaan door Liao et al., die hiertoe een grote multicenterstudie verrichtte, waarin 406 live procedures werden gematcht met controlecasus. Het totaal aantal complicaties na live ERCP was niet significant verschillend van routine ERCP. Er was een klein maar significant verschil in geslaagde behandelingen ten nadele van live ERCP (94,1%
vs. 97,5%;
p = 0,021). Behandelsucces en complicaties waren vergelijkbaar wanneer de procedure werd uitgevoerd door een lokale, binnenlandse of buitenlandse gastbehandelaar [
21]. Wat betreft het aantal complicaties komen de bevindingen van de bovengenoemde studie overeen met die van ons.
Bij de organisatie van live chirurgie dienen organisatoren en deelnemers zich te houden aan de gestelde regels. De EAU gedragscode voor live operaties kan bijdragen aan het veilig organiseren van een live chirurgisch evenement [
1]. Het belangrijkste aspect tijdens live chirurgie blijft het bewaken van de patiëntveiligheid. Dit omvat niet alleen fysieke veiligheid tijdens en na de ingreep, maar ook het respecteren van de privacy en autonomie. Sociale media is een groeiend medium om kennis te delen. Tijdens bijeenkomsten wordt met regelmaat beeldmateriaal van patiënten gedeeld via sociale media. Ook wanneer het materiaal niet tot de patiënt te herleiden valt, heeft de patiënt vaak geen toestemming gegeven om de informatie via internet te delen. Een ieder die deelneemt aan live chirurgie dient zich hiervan bewust te zijn en de privacy van patiënten te allen tijde te respecteren.
Deze studie ondersteunt de aanname dat endo-urologische steenverwijdering tijdens live EP de patiëntveiligheid niet in gevaar brengt. Toch is terughoudendheid geboden bij het trekken van een ferme conclusie.
Een beperking van deze studie is de retrospectieve opzet. Dit retrospectieve studiedesign kan een mogelijke onderschatting geven van het aantal complicaties dat optreedt. Verder is de studie uitgevoerd in slechts één ziekenhuis met een beperkte groep endo-urologen voor wie live chirurgie gedurende de jaren mogelijk meer routine is geworden. Het merendeel van de geïncludeerde operaties is uitgevoerd door twee ervaren endo-urologen: een lokale operateur en een gastoperateur. Gastoperateurs waren in overgrote meerderheid van de gevallen vertrouwd met de omstandigheden, het instrumentarium en de omgeving. Met inachtneming van de bovenstaande studiesetting moeten we concluderen dat de bevindingen van deze studie niet direct te extrapoleren zijn naar uitkomsten van live chirurgie tijdens grote conferenties met een groot aantal toeschouwers.
Het evalueren van een mogelijk verschil in uitkomsten van live EP die is uitgevoerd door lokale en gastoperateurs was geen studiedoel binnen het huidige project. De evaluatie van het verschil in uitkomsten tussen gastoperateurs en lokale operateurs is samen met het analyseren van de uitkomsten van live chirurgie op grote conferenties een interessant gebied voor toekomstig onderzoek.