Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Urologie 2-3/2023

Open Access 14-02-2023 | Artikel

Radiatiecystitis en de behandeling ervan in het bijzonder met hyperbare zuurstof: een overzicht

Auteur: Lara Constance Gerbrandy-Schreuders

Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Urologie | Uitgave 2-3/2023

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Radiatieschade van de blaas kan optreden na therapeutische bestraling van een orgaan in het bekkengebied, zoals blaas, prostaat of cervix. Deze behandeling kan acute (voorbijgaande) blaasproblemen geven, maar ook pas jaren later, met het ontwikkelen van chronische radiatiecystitis. Dit veroorzaakt hinderlijke symptomen, zoals frequente mictie, aandrangklachten, urine-incontinentie, chronische pijn en/of macroscopische hematurie. Dit laatste kan bij sommige patiënten tot meerdere spoedopnames in de kliniek leiden. Bij refractaire hemorragische cystitis kan een overzichtelijk stappenplan als leidraad gebruikt worden voor het bepalen van de optimale vervolgbehandeling. Met name bij milde tot matige macrohematurie kan hyperbare zuurstoftherapie (HBOT) overwogen worden. De mogelijkheden hiervoor zijn de laatste jaren toegenomen, HBOT is veilig en lijkt effectief.

Introductie

Algemeen

Radiatiecystitis is een term die gebruikt wordt om de late nadelige effecten van bestraling op de blaas met inflammatie en destructie van de normale anatomie op een cellulair niveau te beschrijven [1]. Met name radiotherapeutische behandeling van blaas-, prostaat- en baarmoederhalskanker kan leiden tot radiatiecystitis [2].
Jaarlijks wordt in Nederland blaaskanker vastgesteld bij 7.000 patiënten, waarvan 25 % bij spierinvasief UCC (T2–4a) en 15 % bij (ver)gevorderde blaaskanker (T4b of verspreid) primair behandeld zal worden met onder andere radiotherapie [3]. De incidentie van prostaatkanker is twee keer zo hoog (13.600) en een aanzienlijk deel van deze patiënten wordt ook bestraald: ongeveer 10 % bij laagrisicoprostaatkanker, 30 % bij matig-risicoprostaatkanker, 40 % bij hoogrisicoprostaatkanker en 50 % bij lokaal gevorderde prostaatkanker [4]. Baarmoederhalskanker zorgt jaarlijks voor ruim 800 nieuwe patiënten, van wie bijna de helft jonger is dan 45 jaar ten tijde van de diagnose. Bij 40 % van de patiënten is er dan al sprake van tumoruitbreiding buiten de cervix, waarbij in principe niet meer gekozen wordt voor radicale chirurgische resectie, maar voor radiotherapie in combinatie met chemotherapie (chemoradiatie, 61 %) of met hyperthermie (11 %) dan wel radiotherapie als monotherapie (10 %) [5].
In de afgelopen jaren zijn flinke verbeteringen doorgevoerd in bestralingstechniek en -uitvoering, maar vooralsnog is het onvermijdelijk dat toch een deel van het omliggende (gezonde) weefsel binnen het bestralingsveld komt te liggen. Acute blaastoxiciteit kan ontstaan gedurende of direct na behandeling waarna klachten weer verdwijnen. Radiatiecystitis als chronische vorm van blaastoxiciteit geeft pas (veel) later klachten. De symptomen hiervan kunnen relatief mild zijn met dysurie of irritatieve mictieklachten (frequency en urgency), maar ook ernstiger met (intermitterende) macrohematurie, chronische pijn, of ulceratie met fistelvorming. Er zijn beperkte behandelmogelijkheden bij radiatiecystitis; vaak blijft het een hinderlijk ziektebeeld met een forse impact op de kwaliteit van leven.

Epidemiologie

De incidentie van radiatiecystitis wordt geschat op 5–10 % van de patiënten die bestraling hebben gehad in het bekkengebied [6]. Het volume bestraald weefsel, de bestralingsdosis en de totale dosis (cumulatief > 45–55 Gy) spelen daarbij een belangrijke rol [7]. Ook patiëntgebonden factoren, zoals perifeer vaatlijden en diabetes mellitus, lijken te predisponeren voor het ontwikkelen van radiatiecystitis. Klachten ontstaan gemiddeld 32 maanden na de bestraling en ze treden mogelijk vaker op bij mannen dan bij vrouwen (ratio 2,8:1) [8].

Pathofysiologie

Door de aanwezigheid van sneldelende cellen in de mucosa treedt bij radiatie van de blaas acute schade op. Bij radiatie verdwijnen de tight junctions en de normale proteoglycaanlaag in de mucosa, waardoor de barrière tussen urine en blaaswand niet meer intact is [9]. Er ontstaat dan ook een forse inflammatoire respons met uitgebreid weefseloedeem.
Bij late radiatieschade speelt de submucosa een belangrijke rol in de cascade van histologische blaaswandveranderingen. Obliteratieve endarteritis is daarvan het kenmerk. Eerst zorgt oedeem in de vasculaire endotheelcellen voor celschade en perivasculaire fibrose, waarna vasculaire occlusie en focale ischemie optreden [9]. Weefselherstel is niet goed mogelijk bij slechte oxygenatie; de blaasmucosa blijft beschadigd en er kunnen necrotische ulceraties ontstaan. De compensatoire neovascularisatie met teleangiëctasieën is daarbij gebrekkig; de fragiele, oppervlakkig gelegen en gedilateerde bloedvaten bloeden gemakkelijk, met hematurie tot gevolg. Gladde spiercellen gaan te gronde en worden vervangen door fibroblasten die zorgen voor verhoogde collageendeposities in de blaaswand, waardoor uiteindelijk een fibrotische blaas met een verminderde blaascapaciteit en verlaagde compliantie ontstaat.

Diagnostiek

Het voornaamste symptoom van radiatiecystitis is (intermitterende) macrohematurie, maar een patiënt kan zich ook presenteren met chronische pijn of urgencyklachten. De klachten zijn aspecifiek, zodat de diagnose pas gesteld kan worden na uitsluiten van een brede urologische differentiaaldiagnose, zoals urolithiasis, infectie of (recidief)maligniteit.
Als aanvullend een cystoscopie wordt verricht bij een patiënt die eerder bestraald is geweest in het bekkengebied, kunnen de volgende specifieke cystoscopische bevindingen wijzen op radiatiecystitis als mogelijke diagnose: bleke mucosa met focaal erytheem, makkelijk bloedend slijmvlies bij urotheelerosie of -ulceratie, multipele teleangiëctasieën en een beperkte functionele blaascapaciteit [10]. Het nemen van blaasbiopten moet met voorzichtigheid plaatsvinden, gezien het risico op slechte wondgenezing, met daarbij de kans op een (late) blaaswandperforatie [11].
Kortom, radiatiecystitis is een klinische diagnose, gesteld op de gepresenteerde symptomen, de medische voorgeschiedenis en het cystoscopisch beeld, waarbij andere oorzaken van de klachten uitgesloten zijn.

Behandeling van de gevolgen van radiatiecystitis

Problemen door radiatiecystitis lijken vaker voor te komen dan wellicht gedacht. In een prospectieve studie met 1.198 patiënten werd vastgesteld dat complicaties die zijn geassocieerd met bestraling bij 7 % van de patiënten de reden was voor een urologische spoedopname [12].
Qua therapie bestaan er voor radiatiecystitis enkele behandelmogelijkheden, die alle met name zijn gericht op symptoombestrijding (care), omdat genezing (cure) lastig te bewerkstelligen is. Voor deze care zijn wel evidence-based behandelalgoritmes bedacht als leidraad voor artsen bij het stapsgewijs behandelen van met name macrohematurie, als een van de meer ernstige problemen bij radiatiecystitis. In fig. 1 is het behandelalgoritme opgenomen zoals voorgesteld door Pascoe et al. [13].

Irritatieve blaasklachten

Behandelmogelijkheden voor de irritatieve mictieklachten zijn grotendeels gelijk aan de behandelmogelijkheden voor het overactieveblaassyndroom (OAB). Naast leefstijladviezen wordt meestal gestart met medicatie, namelijk anticholinergica of een bèta-3-agonist, eventueel gecombineerd bij onvoldoende effect van monotherapie. GAG-herstellende spoelingen met chondroïtinesulfaat of hyaluronzuur kunnen eveneens verlichting van klachten geven [14]. Er zijn aanwijzingen dat submucosale blaasinjecties met botulinetoxine als minimaal-invasieve behandeling effectief is bij irritatieve mictieklachten in deze patiëntengroep [15]. Obstructieve mictie kan eventueel ondervangen worden met zelfkatheterisatie. Prostaatdesobstructie is geassocieerd met significant risico op urine-incontinentie en moet minstens 1 à 2 jaar postradiatie vermeden worden [16].

Macroscopische hematurie

Als er sprake is van (intermitterende) macroscopische hematurie én er wordt bij cystoscopie geen duidelijke bloedingsfocus gevonden, dan kan een expectatief beleid gevoerd worden. Patiënten zullen het advies krijgen om ruim te drinken, frequent de blaas te ledigen en eventuele antistollingsmedicatie (tijdelijk) te staken. HBOT kan bij deze patiëntengroep zeker overwogen worden. Andere behandelopties zijn pentosanpolysulfaatnatrium (PPS) per os, geconjugeerde oestrogenen, tranexaminezuur of intraveneus WF10 (tetrachlorodecaoxide); de bewijsvoering voor deze behandelvormen bij radiatiecystitis is echter zeer matig [13].

Refractaire hemorragische cystitis

Soms kan macrohematurie bij een klinische patiënt, ondanks interventies met blaasspoelen, stolselevacuaties met blaaswandcoagulatie of laserablatie, niet of nauwelijks gestopt worden [13]. Deze refractaire vorm van hemorragische cystitis kan levensbedreigend worden of tot andere systemische gevolgen leiden, zoals klinische achteruitgang, toenemende transfusiebehoefte, ziekenhuisgerelateerde infecties of andere complicaties bij langdurige immobilisatie.
Zoals in fig. 1 weergegeven, is het mogelijk om intravesicale instillaties met specifieke middelen toe te passen, zoals aluin (aluminiumzouten) of, bij uitzondering, formaline. Aangezien deze middelen meestal niet op voorraad aanwezig zijn, dient tijdig overlegd te worden met de ziekenhuisapotheker. Bij onvoldoende effect moeten invasievere ingrepen overwogen worden, zoals selectieve arteriële embolisatie of chirurgische ligatie van de anterieure tak van de arteriae iliaca interna [17]. Embolisatie van de posterieure tak moet voorkomen worden, omdat dan occlusie van de arteria glutealis superior kan ontstaan met gluteale pijnklachten, of andere ischemische complicaties [18].
Als ultimum refugium bij end-stage hemorragische radiatiecystitis kan een urinedeviatie uitgevoerd worden. Deze deviatie kan tijdelijk zijn, met percutane nefrostomiekatheters of dubbelzijdige uretero-cutaneostomieën [19, 20]. Door het wegleiden van urine (met urokinase) kan makkelijker intravesicale hemostase plaatsvinden. Meer definitief is een uretero-ileo-cutaneostomie of een colonconduit als het dunnedarmpakket destijds in het bestralingsveld lag [21]. Indien technisch mogelijk, wordt hierbij het verwijderen van de blaas geadviseerd vanwege een grote kans (50 %) op complicaties als de blaas in situ blijft: persisterende bloeding of de latere ontwikkeling van chronische pijn, pyocystis of neoplastische veranderingen [22, 23]. In een retrospectieve analyse van 21 patiënten ontwikkelde 42 % na een dergelijke cystectomie en urinedeviatie een Clavien-Dindo III/IV-complicatie, met een 90-dagenmortaliteit van 16 % [24].

Hyperbare zuurstoftherapie (HBOT)

Voor een goede wondgenezing is voldoende zuurstof van belang. Echter, per definitie is de microvascularisatie in een wond juist verstoord. Dat het toedienen van extra zuurstof zinvol is, ligt dan voor de hand. Tijdens een HBOT-sessie neemt de concentratie plasma-zuurstofspanning (arterieel pO2) toe van 100 mm Hg (bij 1 atm O2) naar 1800 mm Hg (bij 2,5 atm O2) [25]. Door diffusie profiteren weefsels nog meer van de fors verhoogde zuurstofconcentratie, zodat vasculaire groeifactoren vrijkomen met de aanmaak van nieuwe capillaire haarvaatjes (neoangiogenese) tot gevolg [26]. Hypersaturatie is de enige behandeling die daadwerkelijk enig weefselherstel bij radiatiecystitis kan induceren. In een proefdiermodel was dit positieve effect van hyperbare zuurstof op bestraald weefsel significant [27]. De revascularisatie in subcutis, periost en bot werd zowel microangiografisch als histologisch aangetoond; normobare zuurstof gaf deze effecten niet.
De behandeling met hyperbare zuurstof werd rond 1960 in Nederland gepropageerd door de Amsterdamse hoogleraar Chirurgie, professor dr. Ite Boerema, en zijn jongere collega Pim Brummelkamp. Zij pasten hyperbare zuurstof toe na openhartoperaties en levensbedreigende infecties met anaerobe bacteriën, zoals Clostridium welchii, de verwekker van gasgangreen [28]. De compressietank in het Amsterdam Medisch Centrum wordt sindsdien de ‘Tank van Boerema’ genoemd en wordt nog dagelijks gebruikt voor HBOT. In 1985 verscheen een eerste publicatie over de succesvolle toepassing van HBOT bij radiatiecystitis [29].

Welke patiënten komen in aanmerking voor HBOT?

Vroeger werd HBOT eens omschreven als ‘a therapy in search of diseases’, maar inmiddels is HBOT in Nederland voor een lange lijst met aandoeningen geïndiceerd en vergoed vanuit de basisverzekering vanwege bewezen effectiviteit [30]. Deze aandoeningen zijn zeer uiteenlopend: late bestralingsschade (radiatiecystitis, radiatieproctitis en -enteritis), diabetische ulcera, crushletsels of andere acute traumatische ischemie met gecompromitteerde circulatie, compartimentsyndroom, replantatie van extremiteiten, gasgangreen of necrotiserende fasciitis, chronische therapierefractaire osteomyelitis, (osteo)radionecrose, koolmonoxidevergiftiging, decompressieziekte (caissonziekte bij duikers) en gasembolieën. HBOT kan ook preventief gegeven worden, zoals bij geplande (reconstructieve) chirurgie in bestraald gebied.
Bij onbehandelde pneumothorax, ernstig hartfalen of COPD en slecht behandelbare epilepsie is HBOT een contra-indicatie, net als forse verkoudheid waardoor ‘klaren’ van het binnenoor niet mogelijk is en het gebruik van adriamycine (een chemotherapeuticum).
Patiënten met radiatiecystitis komen dus in aanmerking voor HBOT, met als doel de microvascularisatie te verbeteren om daardoor macrohematurie te behandelen of te voorkomen. Daarnaast kan HBOT een positief effect hebben op de andere klachten van de radiatiecystitis, zoals urgency en frequency. Het effect van HBOT treedt pas op na enige tijd, waardoor het niet geschikt is bij de klinische (acute) patiënt met een refractaire hemorragische cystitis [31]. Patiënten met intermitterende of milde tot matige macrohematurie, lijken daarmee de meest geschikte kandidaten.

Behandeling in de compressietank

Tijdens HBOT worden patiënten in groepjes van maximaal 20 personen in een speciale drukcabine geplaatst. De druk van 2,5 atm is te vergelijken met die op 15 meter diepte. Via een masker kan de patiënt vervolgens 100 % O2 inademen gedurende 60–120 minuten.
Bij HBOT wordt een intensief schema gevolgd van meerdere sessies per week met in totaal 30–40 sessies. Op de website van de Nederlandse Vereniging voor Hyperbare Geneeskunde (NVvHG) staan de vijf klinieken die, ten tijde van het schrijven van dit artikel, HBOT aanbieden in 10 vestigingen.

Effectiviteit van HBOT

Studies die over dit onderwerp verschenen, zijn voornamelijk retrospectieve analyses van patiënten met macrohematurie. In een vrij recente systematische review werden de resultaten gepresenteerd van 20 studies met in totaal 815 patiënten die vanwege radiatiecystitis behandeld waren met HBOT [32]. Het betrof een selectie van 19 uit 113 studies met level 4-evidence (LoE; single-arm cohortstudies, case-controlstudies zonder controlegroep en case series) en één niet-geblindeerde RCT zonder placebo (LoE 2b). De range van radiatiedoses in de systematische review was 36–138 Gy en van de patiënten had 58,9 % radiotherapie op de prostaat gehad. Bij de overige patiënten betrof het een andere maligniteit in het bekkengebied.
De belangrijkste uitkomstparameter was macroscopische hematurie, maar sommige studies hadden ook andere (secundaire) uitkomstmaten, zoals irritatieve mictieklachten, transfusiebehoefte, pijnklachten of kwaliteit van leven (QoL).
Het effect van HBOT werd na afloop van de behandeling gemeten met responspercentages, die werden geclassificeerd als complete respons (CR), partiële respons (PR) of geen respons. Daaruit bleek de gewogen gemiddelde CR 65,3 % (range 20–100) en de overall respons (CR + PR) 87,3 % (range 64,8–100).
De QoL werd in één studie geobjectiveerd door afname van de EPIC-vragenlijst vooraf en na HBOT: alle patiënten in deze studie scoorden vooraf < 80 op een schaal van 0–100; na HBOT scoorde 31 % van de patiënten hun QoL als goed (EPIC-score > 80) en 44 % van de patiënten meldden na HBOT een verbetering in QoL [33].

Recidiefklachten na HBOT

In de eerder genoemde systematische review zijn enkele studies opgenomen die het recidiefpercentage na HBOT vaststelden [32]. Met een range in follow-upduur na HBOT van 12–136 maanden betrof dit 0–41 % van de behandelde patiënten. In een andere studie met 176 patiënten met macrohematurie door radiatiecystitis trad bij 13,6 % van de patiënten na eerdere HBOT een recidief op [34]. De langste follow-up betrof 32 radiotherapeutisch behandelde prostaatkankerpatiënten van wie 95 % twee jaar post-HBOT vrij van recidief bleef, 83 % zeven jaar en 72 % ruim 11 jaar [35]. Daarbij was er een significante correlatie tussen de patiënten met recidiefsymptomen én een hogere radiatiedosis, meer HBOT-sessies, een korter interval tussen radiotherapie en het begin van de hematurie en uitgestelde HBOT. Dit laatste werd ook bevestigd in een andere studie met 60 patiënten: starten met HBOT binnen zes maanden na eerste keer macrohematurie gaf complete remissie van klachten bij 96 % van de patiënten, terwijl dit bij later starten van HBOT bij 66 % van de patiënten het geval was [36].
Een aanvullende (tweede) HBOT-serie voor patiënten met recidiefklachten is in twee studies onderzocht [37, 38]. Bij deze patiënten trad een uitstekende (secundaire) respons op (effectiviteit 88,9–100 %). Het aantal behandelde patiënten is te beperkt om over de effectiviteit van her-HBOT een duidelijke conclusie te trekken.

Nadelen van HBOT

Er lijken bij HBOT in heel beperkte mate complicaties op te treden. Oorpijn door drukverhoging in het middenoor is in meerdere studies de meest genoemde bijwerking [32]. Ernstige schade aan het oor, zoals een trommelvliesperforatie, was zeldzaam. Oogproblemen, zoals een milde visusstoornis, werden door 3 % van de patiënten genoemd. Dit zou verklaard kunnen worden door het tijdelijke effect van zuurstof op de ooglens.
Andere gerapporteerde neveneffecten betroffen paresthesieën van de vingers, convulsies, respiratoir falen, kiespijn, hemoptoë en duizeligheid. Het gepoolde percentage van alle beoordeelde studies met betrekking tot de nadelige HBOT neveneffecten was 9,6 % (range 0–33,3 %) [32]. Er werden geen grote of irreversibele complicaties gevonden, op grond waarvan HBOT als een veilige behandeling kan worden beschouwd.
HBOT is een redelijk kostbare behandeling, waarbij de kosten en vergoeding binnen de zorgverzekering per land in Europa varieert. Het tarief voor HBOT in Nederland is momenteel 199 euro per behandeling, wat redelijk vergelijkbaar is met de (geschatte) kosten in Duitsland (200 euro) en Spanje (134 euro) [39, 40].

Conclusie

Chronische radiatiecystitis wordt veroorzaakt door histologische veranderingen in de blaaswand als laat optredend effect van bestraling in het bekkengebied. De klachten zijn vaak lastig te behandelen en hebben een forse impact op de kwaliteit van leven.
Macrohematurie in de acute setting bij refractaire hemorragische cystitis kan een flinke medische uitdaging opleveren voor behandelend artsen. Hyperbare zuurstoftherapie (HBOT) is een behandelmogelijkheid bij mildere vormen van macrohematurie. De behandeling is gebaseerd op de rationale dat door hypersaturatie bestaande weefselischemie bij radiatiecystitis gecorrigeerd kan worden. Alhoewel er vooralsnog relatief beperkt bewijs voorhanden is, lijkt HBOT effectief te zijn met minimale nadelige neveneffecten. Het is wel een intensief en redelijk kostbaar behandeltraject, maar daartegenover staat dat met HBOT mogelijk geen andere behandelingen of klinische opnames nodig zijn. Daarnaast kan gelijktijdig andere radiatie-geïnduceerde toxiciteit van de hypersaturatie profiteren. Kortom, patiënten met radiatiecystitis kunnen baat hebben van HBOT, maar nieuwe hoogkwalitatieve studies zijn nodig om de plek van HBOT in de standaardbehandeling van radiatiecystitis te bestendigen.
Open Access This article is distributed under the terms of the Creative Commons Attribution 4.0 International License (http://​creativecommons.​org/​licenses/​by/​4.​0/​), which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons license, and indicate if changes were made.

Onze productaanbevelingen

Tijdschrift voor Urologie

Het Tijdschrift voor Urologie is het enige peer-reviewed Nederlandstalige tijdschrift in het vakgebied. Het verschijnt 8 keer per jaar en bevat naast wetenschappelijke artikelen ook case-reports en de abstracts van de voor- en najaarsvergaderingen van de NVU.

Literatuur
6.
go back to reference Denton AS, Clarke NW, Maher EJ. Non-surgical interventions for late radiation cystitis in patients who have received radical radiotherapy to the pelvis. Cochrane Database Syst Rev. 2002;2002(3):CD001773. Denton AS, Clarke NW, Maher EJ. Non-surgical interventions for late radiation cystitis in patients who have received radical radiotherapy to the pelvis. Cochrane Database Syst Rev. 2002;2002(3):CD001773.
7.
go back to reference Lin KH, Lee HC, Huang WS, et al. Hyperbaric oxygen therapy for hemorrhagic radiation cystitis. Formos J Surg. 2017;50:52–6.CrossRef Lin KH, Lee HC, Huang WS, et al. Hyperbaric oxygen therapy for hemorrhagic radiation cystitis. Formos J Surg. 2017;50:52–6.CrossRef
8.
go back to reference Browne C, Davis NF, MacCraith E, et al. A narrative review on the pathophysiology and management for radiation cystitis. Adv Urol. 2015;2015:346812.CrossRefPubMedPubMedCentral Browne C, Davis NF, MacCraith E, et al. A narrative review on the pathophysiology and management for radiation cystitis. Adv Urol. 2015;2015:346812.CrossRefPubMedPubMedCentral
9.
go back to reference Marks NF, Carroll PR, Dugan TC, et al. The response of the urinary bladder, urethra and ureter to radiation and chemotherapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 1995;31:1257–80.CrossRefPubMed Marks NF, Carroll PR, Dugan TC, et al. The response of the urinary bladder, urethra and ureter to radiation and chemotherapy. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 1995;31:1257–80.CrossRefPubMed
10.
go back to reference Wines MP, Lynch WD. A new minimally invasive technique for treating radiation cystitis: the argon-beam coagulator. BJU Int. 2018;121(Suppl 3):28–32. Wines MP, Lynch WD. A new minimally invasive technique for treating radiation cystitis: the argon-beam coagulator. BJU Int. 2018;121(Suppl 3):28–32.
11.
go back to reference Cheng C, Foo KT. Management of severe chronic radiation cystitis. Ann Acad Med Singapore. 1992;21(3):368–71.PubMed Cheng C, Foo KT. Management of severe chronic radiation cystitis. Ann Acad Med Singapore. 1992;21(3):368–71.PubMed
12.
go back to reference Ma JL, Hennessey DB, Newell BP, et al. Radiotherapy-related complications presenting to a urology department: a more common problem than previously thought? Int J Radiat Oncol Biol Phys. 1995;31:1257–80. Ma JL, Hennessey DB, Newell BP, et al. Radiotherapy-related complications presenting to a urology department: a more common problem than previously thought? Int J Radiat Oncol Biol Phys. 1995;31:1257–80.
13.
go back to reference Pascoe C, Duncan C, Lamb BW, et al. Current management of radiation cystitis: a review and practical guide to clinical management. BJU Int. 2019;123(4):585–94.CrossRefPubMed Pascoe C, Duncan C, Lamb BW, et al. Current management of radiation cystitis: a review and practical guide to clinical management. BJU Int. 2019;123(4):585–94.CrossRefPubMed
14.
go back to reference Hazewinkel MH, Stalpers LJ, Dijkgraaf MG, et al. Prophylactic vesical instillations with 0,2% chondroitine sulfate may reduce symptoms of acute radiation cystitis in patients undergoing radiotherapy for gynecological malignancies. Int Urogyn J. 2011;22(6):725–30.CrossRef Hazewinkel MH, Stalpers LJ, Dijkgraaf MG, et al. Prophylactic vesical instillations with 0,2% chondroitine sulfate may reduce symptoms of acute radiation cystitis in patients undergoing radiotherapy for gynecological malignancies. Int Urogyn J. 2011;22(6):725–30.CrossRef
15.
go back to reference Chuang YC, Kim DK, Chiang PH, et al. Bladder botulinum toxin‑a injection can benefit patients with radiation and chemical cystitis. BJU Int. 2008;102(6):704–6.CrossRefPubMed Chuang YC, Kim DK, Chiang PH, et al. Bladder botulinum toxin‑a injection can benefit patients with radiation and chemical cystitis. BJU Int. 2008;102(6):704–6.CrossRefPubMed
16.
go back to reference Ishiyama H, Hirayama T, Jhaveri P, et al. Is there an increase in genitourinary toxicity in patients treated with transurethral resection of the prostate and radiotherapy? A systematic review. Am J Clin Oncol. 2014;37:297.CrossRefPubMed Ishiyama H, Hirayama T, Jhaveri P, et al. Is there an increase in genitourinary toxicity in patients treated with transurethral resection of the prostate and radiotherapy? A systematic review. Am J Clin Oncol. 2014;37:297.CrossRefPubMed
17.
go back to reference DeBerardinis E, Vicini P, Salvatori F, et al. Superselective embiolization of bladder arteries in the treatment of intractable bladder haemorrhage. Int J Urol. 2005;12:503–5.CrossRef DeBerardinis E, Vicini P, Salvatori F, et al. Superselective embiolization of bladder arteries in the treatment of intractable bladder haemorrhage. Int J Urol. 2005;12:503–5.CrossRef
18.
go back to reference Loffroy R, Pottecher P, Cherblanc V, et al. Current role of transcatheter arterial embolization for bladder and prostate hemorrhage. Diagn Interv Imaging. 2014;95:1027–34.CrossRefPubMed Loffroy R, Pottecher P, Cherblanc V, et al. Current role of transcatheter arterial embolization for bladder and prostate hemorrhage. Diagn Interv Imaging. 2014;95:1027–34.CrossRefPubMed
19.
go back to reference Zagoria RJ, Hodge RG, Dyer RB, et al. Percutaneous nephrostomy for treatment of intractable hemorrhagic cystitis. J Urol. 1993;149:1449–51.CrossRefPubMed Zagoria RJ, Hodge RG, Dyer RB, et al. Percutaneous nephrostomy for treatment of intractable hemorrhagic cystitis. J Urol. 1993;149:1449–51.CrossRefPubMed
20.
go back to reference Pomer S, Karcher G, Simon W. Cutaneous ureterostomy at last resort treatment of intractable haemorrhagic cystitis following radiation. J Urol. 1983;55:392–4.CrossRef Pomer S, Karcher G, Simon W. Cutaneous ureterostomy at last resort treatment of intractable haemorrhagic cystitis following radiation. J Urol. 1983;55:392–4.CrossRef
21.
go back to reference Ravi R, Dewan AK, Panday RB. Transverse colon conduit urinary diversion in patients treated with very high dose pelvic irradiation. Br J Urol. 1994;73:51–4.CrossRefPubMed Ravi R, Dewan AK, Panday RB. Transverse colon conduit urinary diversion in patients treated with very high dose pelvic irradiation. Br J Urol. 1994;73:51–4.CrossRefPubMed
22.
go back to reference Fazili T, Bhat RT, Masood S, et al. Fate of the leftover bladder after supravesical urinary diversion for benign disease. J Urol. 2006;176:620–1.CrossRefPubMed Fazili T, Bhat RT, Masood S, et al. Fate of the leftover bladder after supravesical urinary diversion for benign disease. J Urol. 2006;176:620–1.CrossRefPubMed
23.
go back to reference Adeyoju AB, Lynch TH, Thornhill JA. The defunctionalized bladder. Int Urogynecol J Pelvic Floor. 1998;9:48–51.CrossRef Adeyoju AB, Lynch TH, Thornhill JA. The defunctionalized bladder. Int Urogynecol J Pelvic Floor. 1998;9:48–51.CrossRef
24.
go back to reference Linder BJ, Tarrell RF, Boorjian SA. Cystectomy for refractory hemorrhagic cystitis: contemporary etiology, presentation, and outcomes. J Urol. 2014;192:1687–92.CrossRefPubMed Linder BJ, Tarrell RF, Boorjian SA. Cystectomy for refractory hemorrhagic cystitis: contemporary etiology, presentation, and outcomes. J Urol. 2014;192:1687–92.CrossRefPubMed
25.
go back to reference Jain KK. Textbook of hyperbaric medicine. Cham: Springer; 2007. Jain KK. Textbook of hyperbaric medicine. Cham: Springer; 2007.
26.
go back to reference Anderson LH, Herring RF, Mehm WJ. Influence of intermittent hyperoxia on hypoxic fibroblasts. J Hyperb Med. 1992;7:103–14. Anderson LH, Herring RF, Mehm WJ. Influence of intermittent hyperoxia on hypoxic fibroblasts. J Hyperb Med. 1992;7:103–14.
27.
go back to reference Marx RE, Ehler WJ, Tayapongsak P, et al. Relationship of oxygen dose to angiogenesis induction in irradiated tissue. Am J Surg. 1990;160(5):519–24.CrossRefPubMed Marx RE, Ehler WJ, Tayapongsak P, et al. Relationship of oxygen dose to angiogenesis induction in irradiated tissue. Am J Surg. 1990;160(5):519–24.CrossRefPubMed
29.
go back to reference Weiss JP, Boland FP, Mori H, et al. Treatment of radiation-induced hemorrhagic cystitis with hyperbaric oxygen. J Urol. 1985;134:352–4.CrossRefPubMed Weiss JP, Boland FP, Mori H, et al. Treatment of radiation-induced hemorrhagic cystitis with hyperbaric oxygen. J Urol. 1985;134:352–4.CrossRefPubMed
31.
go back to reference Bevers RF, Bakker DJ, Kurth KH. Hyperbaric oxygen treatment for haemorrhagic radiation cystitis. Lancet. 1995;346(8987):803–5.CrossRefPubMed Bevers RF, Bakker DJ, Kurth KH. Hyperbaric oxygen treatment for haemorrhagic radiation cystitis. Lancet. 1995;346(8987):803–5.CrossRefPubMed
32.
go back to reference Villiers L, Tailly T, Ost P, et al. Hyperbaric oxygen therapy for radiation cystitis after pelvic radiotherapy: systematic review of the recent literature. Int J Urol. 2020;27(2):98–107.CrossRef Villiers L, Tailly T, Ost P, et al. Hyperbaric oxygen therapy for radiation cystitis after pelvic radiotherapy: systematic review of the recent literature. Int J Urol. 2020;27(2):98–107.CrossRef
33.
go back to reference Oscarsson N, Muller B, Rosen A, et al. Radiation-induced cystitis treated with hyperbaric oxygen therapy (RICH-ART): a randomized, controlled, phase 2–3 trial. Lancet Oncol. 2019;20:1602–14.CrossRefPubMed Oscarsson N, Muller B, Rosen A, et al. Radiation-induced cystitis treated with hyperbaric oxygen therapy (RICH-ART): a randomized, controlled, phase 2–3 trial. Lancet Oncol. 2019;20:1602–14.CrossRefPubMed
34.
go back to reference Ribeiro de Oliveira TM, Romao CAJ, Garmito Guerreiro FM, et al. Hyperbaric oxygen therapy for refractory radiation-induced hemorrhagic cystitis. Int J Urol. 2015;22:962–6.CrossRefPubMed Ribeiro de Oliveira TM, Romao CAJ, Garmito Guerreiro FM, et al. Hyperbaric oxygen therapy for refractory radiation-induced hemorrhagic cystitis. Int J Urol. 2015;22:962–6.CrossRefPubMed
35.
go back to reference Nakada T, Nakada H, Yoshida Y, et al. Hyperbaric oxygen therapy for radiation cystitis in patients with prostate cancer: a long-term follow-up study. Urol Int. 2012;89:208–14.CrossRefPubMed Nakada T, Nakada H, Yoshida Y, et al. Hyperbaric oxygen therapy for radiation cystitis in patients with prostate cancer: a long-term follow-up study. Urol Int. 2012;89:208–14.CrossRefPubMed
36.
go back to reference Chong KT, Hampson NB, Corman JM. Early hyperbaric oxygen therapy improves outcome for radiation-induced hemorrhagic cystitis. Urology. 2005;65:649–53.CrossRefPubMed Chong KT, Hampson NB, Corman JM. Early hyperbaric oxygen therapy improves outcome for radiation-induced hemorrhagic cystitis. Urology. 2005;65:649–53.CrossRefPubMed
37.
go back to reference Oliai C, Fisher B, Jani A, et al. Hyperbaric oxygen therapy for radiation-induced cystitis and proctitis. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2012;84:733–40.CrossRefPubMed Oliai C, Fisher B, Jani A, et al. Hyperbaric oxygen therapy for radiation-induced cystitis and proctitis. Int J Radiat Oncol Biol Phys. 2012;84:733–40.CrossRefPubMed
38.
go back to reference Mougin H, Souday V, Martin F, et al. Evaluation of hyperbaric oxygen therapy in the treatment of radiation-induced hemorrhagic cystitis. Urology. 2016;94:42–6.CrossRefPubMed Mougin H, Souday V, Martin F, et al. Evaluation of hyperbaric oxygen therapy in the treatment of radiation-induced hemorrhagic cystitis. Urology. 2016;94:42–6.CrossRefPubMed
39.
go back to reference Degener A, Pohle A, Strelow H, et al. Long-term experience of hyperbaric oxygen therapy for refractory radio- or chemotherapy-induced haemorrhagic cystitis. BMC Urol. 2015;15:38.CrossRefPubMedPubMedCentral Degener A, Pohle A, Strelow H, et al. Long-term experience of hyperbaric oxygen therapy for refractory radio- or chemotherapy-induced haemorrhagic cystitis. BMC Urol. 2015;15:38.CrossRefPubMedPubMedCentral
40.
go back to reference Ferreira C, Reis F, Correia, et al. Hyperbaric oxygen for long-term complications of radiation cystitis. J Radiother Pract. 2015;14:18–26.CrossRef Ferreira C, Reis F, Correia, et al. Hyperbaric oxygen for long-term complications of radiation cystitis. J Radiother Pract. 2015;14:18–26.CrossRef
Metagegevens
Titel
Radiatiecystitis en de behandeling ervan in het bijzonder met hyperbare zuurstof: een overzicht
Auteur
Lara Constance Gerbrandy-Schreuders
Publicatiedatum
14-02-2023
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
Tijdschrift voor Urologie / Uitgave 2-3/2023
Print ISSN: 2211-3037
Elektronisch ISSN: 2211-4718
DOI
https://doi.org/10.1007/s13629-023-00387-0

Andere artikelen Uitgave 2-3/2023

Tijdschrift voor Urologie 2-3/2023 Naar de uitgave