Groningse bewegingswetenschappers hebben in een driedelig onderzoek in kaart gebracht wat prothesedragers precies doen als ze lopen, meldt de Rijksuniversiteit Groningen. Fysiotherapeut Helco van Keeken gebruikte daarvoor biomechanische analyse, een combinatie van een analyse van wiskundige modellen en bewegingsdata. De uitkomsten geven inzicht in hoe patiënten de tekortkomingen van een prothesebeen beter kunnen compenseren.
Een prothesedrager moet er altijd voor waken dat hij niet door zijn knie zakt en dat de prothesevoet de grond niet raakt bij het naar voren zwaaien van het been. Ook is de prothese-enkel stijver dan een gezonde enkel. Van Keeken ging na wat de biomechanische aspecten zijn van vier loopfasen: starten met lopen, gewicht plaatsen op het prothesebeen, het prothesebeen naar voren bewegen, en stoppen met lopen. Hij ontdekte dat het gebrek aan voortstuwende kracht in het prothesebeen gecompenseerd wordt door het gezonde been. Ook ontdekte hij waarom prothesedragers bij voorkeur beginnen te lopen met het prothesebeen en waarom ze bij stoppen dat juist liever doen met het gezonde been. Die inzichten kunnen helpen om de tevredenheid onder prothesedragers te verbeteren.
Onderzoeksproject
Helco G. van Keeken (Utrecht, 1973) studeerde fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij het Centrum voor Revalidatie en het Centrum voor Bewegingswetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zijn onderzoek maakte deel uit van het onderzoeksproject ‘Postural control after lower limb amputation’, waarvan dit het derde en laatste proefschrift is. Het onderzoek werd gefinancierd door Stichting OIM Orthopedie, Stichting Beatrixoord en Stichting Anna Fonds. Van Keeken werkt als docent Bewegingswetenschappen in Groningen.
Auteur(s): Adri van Beelen