Samenvatting
De inzet van projectieve methoden en technieken is langere tijd van ondergeschikt belang bevonden. Bij juist gebruik kan projectief materiaal in een persoonlijkheidsonderzoek de diagnosticus echter van een rijkdom aan gegevens voor de klinische praktijk voorzien, die anders onderbelicht zou blijven. Voor goede persoonlijkheidsdiagnostiek dient de diagnosticus de verbale narratieven en geschreven aanvullingen van de cliënt zelf niet alleen op hun inhoud maar vooral op hun formele en procesmatige kenmerken te analyseren. De onderzoeker kan hiermee conclusies uit de persoonlijkheidsvragenlijsten ondersteunen, aanvullen en verdiepen. Ook maakt deze werkwijze wetenschappelijk onderzoek mogelijk. Om het projectief materiaal goed te kunnen gebruiken is het noodzakelijk dat de beoordelaar de letterlijk weergegeven responsen minutieus analyseert. Deze analyse heeft ook als voordeel dat deze de kwaliteit van objectrelaties kan bepalen. De verdiepende waarde voor persoonlijkheidsdiagnostiek zal in dit hoofdstuk aan de hand van de meest toegepaste projectieve methoden, de TAT en de ZAT, worden toegelicht.