Skip to main content
Top

2024 | Boek

Praktijkboek eetstoornissen

Achtergrond, diagnostiek en behandeling

Redacteuren: P.J. Daansen, E.M. (Elske) van den Berg

Uitgeverij: BSL Media & Learning

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit praktijkboek helpt behandelaren bij de diagnose en behandeling van eetstoornissen. Het biedt praktische handvatten voor iedere hulpverlener, ervaren of junior, die eetstoornissen tegenkomt in de dagelijkse praktijk.

Praktijkboek eetstoornissen: Achtergrond, diagnostiek en behandeling bestaat uit drie delen. De eerste hoofdstukken behandelen een aantal theoretische aspecten, zoals risicofactoren, comorbiditeit en epidemiologie. Daarbij legt het boek steeds een link naar de praktijk. Het tweede deel bespreekt de behandeling van de vier meest voorkomende eetstoornissen: anorexia nervosa, boulimia nervosa, binge eating disorder en ARFID. Centraal staan daarbij de relevante vragen voor het therapeutisch handelen: hoe kom je tot een passende diagnose? Aan welke differentiaaldiagnostiek moet je denken? Voor welk behandelmodel kies je? Het derde deel gaat ten slotte in op specifieke doelgroepen, aan de hand van uitgebreide casuïstiek. Het boek wordt in het vierde deel afgesloten met een concluderend hoofdstuk en enkele aanbevelingen voor de toekomst.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Achtergrond en diagnostiek van eetstoornissen
Samenvatting
De DSM-5 beschrijft meerdere eetstoornissen. Kenmerkend voor eetstoornissen zijn een verstoord eetgedrag en vaak ook een ongezond lichaamsgewicht. Restrictief of overmatig eten is niet nieuw, maar van alle tijden. Sommige mensen leefden en leven om spirituele redenen een ascetisch bestaan, anderen gingen zich juist te buiten en genoten van een weelderig leven met veel eten. Nadat eerder vraatzucht en overgewicht waren geproblematiseerd, werd eind negentiende eeuw met de introductie van de term anorexia voor het eerst van een eetstoornis gesproken. In dit hoofdstuk worden enkele eetstoornissen toegelicht en afgegrensd van toestandsbeelden die daar nauw mee verwant zijn, maar officieel er niet toe gerekend worden. Ingegaan wordt op de specifieke kenmerken van eetstoornissen zoals restrictief eten, eetbuien en andere diagnostische aspecten. De invloed van het schoonheidsideaal, sociale media en de obesogene omgeving worden beschreven.
Peter Daansen, Elske van den Berg
2. Behandelmodellen
Samenvatting
Dit hoofdstuk beschrijft enkele therapeutische modellen die bij de behandeling van eetstoornissen worden gebruikt. Sommige zijn volgens de meeste richtlijnen eerstekeuzebehandeling, andere worden gebruikt als stoornisgerichte behandelingen zoals CBT-E of MANTRA niet of onvoldoende werken. De verschillende cognitief-gedragstherapeutische varianten voor eetstoornissen (CBT-ED) leggen de focus op de zogenaamde kernpathologie van eetstoornissen waarbij de overwaardering van lichaamsvorm en gewicht voorop staan. DGT, schematherapie en de psychodynamische therapieën richten zich op de onderliggende persoonlijkheidsproblematiek en gebrekkige emotieregulatie. De niet-CGT-behandelingen maken intussen wel gebruik van specifieke interventies voor het eetgedrag.
Peter Daansen, Elske van den Berg
3. Signalering en intake
Samenvatting
Veel cliënten met een eetstoornis komen niet of pas laat in behandeling. Dit kan aan de cliënte liggen of aan het zorgsysteem. Cliëntvariabelen zijn onder andere schaamte, gebrek aan ziektebesef of motivatie en ambivalentie ten aanzien van een behandeling. Tot de zorgsysteemvariabelen behoren het missen van de diagnose, onderschatting van de ernst van de klachten of lange wachttijden. Vroegherkenning en snelle start van behandeling zijn echter essentieel, omdat het de behandelprognose verbetert. Om vroegtijdige drop-out te vermijden is het van belang om een goede therapeutische relatie met de cliënte op te bouwen. Dit kan door onder andere ‘shared decision’ en een respectvolle benadering van de cliënte. Het opstellen van een casusconceptualisatie helpt de cliënte inzicht te krijgen in haar problematiek en kan haar motiveren voor behandeling.
Peter Daansen, Elske van den Berg
4. Somatiek en medicamenteuze behandeling
Samenvatting
Eetstoornissen gaan vaak gepaard met talrijke somatische complicaties die het directe gevolg zijn van ondervoeding, voedingstekorten of overgewicht en obesitas. Voorbeelden zijn cardiovasculaire problemen, hart- en vaatklachten, elektrolytenafwijkingen of groeiachterstand bij jongeren. De medische component van eetstoornissen vereist directieve betrokkenheid van een arts bij de behandeling. In de meeste gevallen zal de farmacologische behandeling zich richten op de somatische aandoeningen of aanwezige psychiatrische comorbiditeit als stemmingsstoornissen, angststoornissen of slaapstoornissen. De effectiviteit van psychofarmaca voor de behandeling van de eetstoornis is beperkt.
Peter Daansen, Sebastian Cardona Cano
5. Diagnostiek en behandeling van anorexia nervosa
Samenvatting
Anorexia nervosa is een ernstige psychiatrische aandoening die met name bij volwassen cliënten moeilijk behandelbaar is. Cliënten met anorexia nervosa hebben een intense angst om aan te komen in gewicht, ongeacht hoe laag hun gewicht reeds is. Kenmerkend is verder dat cliënten last hebben van een verstoord, negatief lichaamsbeeld. Het lichaamsgewicht, de lichaamsomvang, en soms ook juist de controle hierover, hebben een onevenredig grote invloed op het welzijn en op het denken en doen van cliënten. Anorexia nervosa gaat vaak gepaard met comorbide psychiatrische aandoeningen. Hoewel de lijdensdruk van de stoornis hoog is, zijn cliënten vaak ambivalent om in behandeling te gaan. Ondanks de ontwikkeling van gespecialiseerde behandelingen blijft het behandelresultaat nog achter.
Elske van den Berg, Peter Daansen
6. Diagnostiek en behandeling van boulimia nervosa
Samenvatting
Boulimia nervosa is een eetstoornis die gekenmerkt wordt door objectieve eetbuien en compensatiegedrag. Stoornisgerichte CBT-ED-behandelingen richten zich primair op de overwaardering van lichaamsvorm en gewicht. Tot de in stand houdende factoren behoren body checking en body avoidance. Stoornisgerichte behandeling heeft de voorkeur. Toch kan het soms noodzakelijk zijn je bij stagnatie meer op andere factoren zoals emotieregulatie te richten. Andere therapiemodellen zoals DGT of schematherapie kunnen dan uitkomst bieden. Zij richten zich op de emotieregulatie en onderliggende schema’s.
Peter Daansen, Elske van den Berg
7. Diagnostiek en behandeling van eetbuistoornis
Samenvatting
Een binge eating disorder of eetbuistoornis komt relatief vaak voor en wordt, anders dan anorexia nervosa of boulimia nervosa, in de klinische praktijk nog onvoldoende herkend. Bij mensen met (ernstig) overgewicht is de prevalentie van eetbuistoornissen hoog. Eetbuistoornissen komen ook bij mannen regelmatig voor en gaan vaak gepaard met comorbide somberheidsklachten, angststoornissen of ADHD/ADD. Voor de behandeling van eetbuistoornissen zijn goed onderzochte gespecialiseerde psychologische behandelingen beschikbaar die vaak succesvol zijn bij het tegengaan van eetbuien. Voor comorbide psychiatrische aandoeningen kan psychofarmaca worden ingezet.
Elske van den Berg, Peter Daansen
8. Diagnostiek en behandeling van ARFID
Samenvatting
ARFID is in de DSM-5 bij de voedings- en eetstoornissen een nieuwe classificatie. Kenmerkend is dat mensen met deze stoornis selectief eten en vaak ondergewicht, maar soms ook overgewicht hebben. Door het selectief eten is er vaak sprake van nutriëntendeficiënties. Er bestaan drie verschillende types: het sensorisch-sensitief type, het fobische type en het gebrek-aan-interesse-voor-eten-type. Volgens de DSM-5 sluit de classificatie ARFID andere eetstoornissen uit. In de praktijk kan ARFID met anorexia samengaan. ARFID in de kindertijd kan op autisme wijzen. De belangrijkste behandeltechniek zijn de verschillende vormen van exposure aan voedsel dat de cliënte wil leren eten.
Peter Daansen, Elske van den Berg
9. Diagnostiek en behandeling bij kinderen en jongeren
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat in op aspecten die van belang zijn in de diagnostiek en behandeling van kinderen en jongeren met een eetstoornis zoals anorexia of boulimia nervosa en hoe dit verschilt van volwassenen. Wat betreft diagnostiek wordt de Child Eating Disorder Examination in de praktijk veel gebruikt om een mogelijke eetstoornis in kaart te brengen. Family Based Therapy en cognitieve gedragstherapie (bijvoorbeeld in de vorm van CBT-E) zijn effectieve behandelingen voor kinderen en jongeren met een eetstoornis. Aandachtspunt in de behandeling is het erbij betrekken van belangrijke anderen in de naaste omgeving, zeker gezien de hulpvraag in eerste instantie niet altijd vanuit de jongere zelf komt. Gedurende de behandeling vindt er meestal een verschuiving plaats van extrinsieke naar meer intrinsieke motivatie. Juist omdat je bij kinderen en jongeren vaak in een relatief vroeg stadium begint met behandelen (vergeleken met volwassenen), geeft dit een goede kans op herstel van de eetstoornis.
Klaske Glashouwer, Renate Neimeijer
10. Diëtetiek
Samenvatting
Bijna alle cliënten met een eetstoornis hebben voedings- en gewichtsproblemen. Ze kunnen restrictief eten of eetbuien hebben. Ze kunnen aan ondervoeding lijden of overgewicht of zelfs obesitas hebben. De voedings- en gewrichtsproblemen leiden veelal tot ernstige medische en psychiatrische klachten of versterken ze. Het is daarom belangrijk om tijdens een eetstoornisbehandeling expliciet aandacht te geven aan het voedingspatroon van cliënten. Voedingsmanagement omvat een zorgvuldige voedingsanamnese en het opstellen van een gezond eetplan. In veel gevallen wordt dit onderdeel door een psycholoog of verpleegkundig specialist gegeven. Dit hoofdstuk pleit ervoor bij matige tot ernstige anorexia en boulimia nervosa, zoals bepaald volgens de DSM-5-critria, een diëtiste bij de behandeling te betrekken. Zij moet deel uitmaken van een multidisciplinair behandelteam.
Peter Daansen, Kim Zwakman
11. Eetstoornissen en angst- of stemmingsstoornissen
Samenvatting
Angst- en stemmingsstoornissen behoren tot de veelvoorkomende comorbide klachten bij eetstoornissen. Angstklachten gaan vaak aan de eetstoornis vooraf, terwijl stemmingsklachten zowel primair als ook secundair aan de eetstoornis kunnen zijn. Er zijn aanwijzingen dat angst- en stemmingsklachten een gemeenschappelijke basis hebben met eetstoornissen. Angst voor controleverlies en problemen met de emotieregulatie spelen daarbij een rol. Angst- en stemmingsklachten kunnen een eetstoornisbehandeling bemoeilijken. Ze hebben een negatief resultaat op de uitkomst en verhogen de kans op drop-out. Bij primaire en ernstige depressies is het aan te raden in eerste instantie te focussen op de stemmingsklachten, eventueel kan dat medicamenteus. Bij secundaire depressie kan gewoon gestart worden met een reguliere eetstoornisbehandeling. Angstklachten kunnen in de meeste gevallen gewoon na de eetstoornis behandeld worden.
Peter Daansen, Elske van den Berg
12. Eetstoornissen en vroegkinderlijk trauma en PTSS
Samenvatting
Veel cliënten met een eetstoornis hebben in hun verleden een of andere vorm van vroegkinderlijk trauma meegemaakt. Sommigen ontwikkelen PTSS, andere cPTSS of krijgen hechtingsproblemen. Alle vormen van traumatisering kunnen een predisponerende factor zijn in de etiologie van eetstoornissen en de behandeluitkomst negatief beïnvloeden. Anders dan bij niet-getraumatiseerde cliënten heeft de eetstoornis ook een functie in de emotieregulatie. Om een goede behandelindicatie te stellen, is het belangrijk om na te gaan of er wel of geen daadwerkelijke PTSS-klachten aanwezig zijn. Geadviseerd wordt bij evidente PTSS-klachten al in een vroeg stadium de behandeling op het trauma te richten en pas later met de daadwerkelijke eetstoornisbehandeling te starten. Is er geen sprake van PTSS, kan direct met een reguliere eetstoornisbehandeling begonnen worden. In geval van cPTSS of hechtingsproblematiek die een eetstoornisbehandeling in de weg staan, kan overwogen worden om een behandeling te starten die zich daarop richt.
Peter Daansen, Elske van den Berg
13. Eetstoornissen en autisme
Samenvatting
De laatste jaren neemt de interesse voor autisme bij cliënten met een eetstoornis toe. Autisme wordt gezien als een complicerende factor in de behandeling van eetstoornissen. De combinatie van rigiditeit en inflexibiliteit met autisme draagt bij aan het ontwikkelen van sterke routines en rituelen rondom eten. Naar schatting heeft van alle cliënten met een chronisch verloop van de eetstoornis 20 % autistische trekken. Het meest komen de combinaties autisme en ARFID of autisme en anorexia nervosa voor. Autistisch eetgedrag kan op latere leeftijd overgaan in een eetstoornis. Al op vroege leeftijd kunnen bij autistische mensen een fenomeen zoals sensorische sensitiviteit voor geuren en smaken, en een gebrekkige eetlust geconstateerd worden. Als daar op latere leeftijd ook angst om aan te komen bij komt, kan er comorbide anorexia nervosa ontstaan. Cliënten kunnen van de bekende gestandaardiseerde behandelprotocollen profiteren, maar de uiteindelijke resultaten zijn minder dan bij niet-autistische cliënten. Protocollen moeten aan de doelgroep aangepast worden.
Peter Daansen, Sabrina Schröder
14. Eetstoornissen en persoonlijkheidsproblematiek
Samenvatting
Ongeveer de helft van alle cliënten met een eetstoornis voldoet ook aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis. In eetstoornisbehandelingen wordt daar relatief weinig expliciet aandacht aan gegeven. Omdat nog steeds maar circa 40 tot 60 % blijvend van een eetstoornis herstelt, is het de vraag of niet meer ruimte voor deze comorbide problematiek moet worden ingeruimd. In dit hoofdstuk worden verschillende mogelijkheden genoemd. CBT-E richt zich in de brede versie op complicerende factoren zoals extreem negatief zelfbeeld, stemmingsintolerantie of interpersoonlijke problemen. De generalistische benadering voor persoonlijkheidsstoornis focust op de gevolgen van een persoonlijkheidsstoornis voor het therapeutisch proces. Bij weerstand van de cliënte kan deze behandelvorm gemakkelijk in een gestandaardiseerde eetstoornisbehandeling worden ingevlochten. Schematherapie verbindt de behandeling van eetstoornissen met de behandeling van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Indien de persoonlijkheidsproblematiek de behandeling van de eetstoornis onmogelijk maakt, wordt geadviseerd de eetstoornisbehandeling te beëindigen en een gerichte behandeling voor de persoonlijkheidsstoornis te starten.
Peter Daansen, Abigaël Herschberg
15. Ernstige en langdurige eetstoornissen
Samenvatting
Ongeveer 20 tot 30 % van alle cliënten met een eetstoornis herstelt niet of onvolledig. Het zijn cliënten met een ernstige en langdurige eetstoornis (severe and enduring eating disorder, SEED). Sommigen van hen hebben, ondanks dat de eetstoornis niet meer behandeld kan worden, wel verdere medisch-psychiatrische begeleiding nodig. Soms kan dat in WMO-verband, maar soms zal verdere medisch-psychiatrische begeleiding noodzakelijk zijn. Het Nederlandse zorgsysteem is op dit moment onvoldoende daarvoor ingericht. Specialistische instellingen verwijzen deze cliënten vaak naar het FACT, die echter op hun beurt specifieke kennis op eetstoornisgebied missen. Dit hoofdstuk gaat in op een vaak vergeten of genegeerde groep cliënten. De netwerkintake wordt beschreven en een flowchart opgesteld voor verwijzing na beëindiging na een reguliere eetstoornisbehandeling. In een netwerkintake worden alle probleemgebieden in kaart gebracht en de flowchart helpt de juiste medisch-psychiatrische zorgtoewijzing voor de cliënte te bepalen.
Peter Daansen, Stephanie Uijleman Anthonijs
16. Terugblik en vooruitblik op de behandeling
Samenvatting
Eetstoornissen hebben geen specifieke oorzaak. Ze zijn het gevolg van een combinatie van verschillende factoren zoals genetische kwetsbaarheden en biologische, psychologische en sociale factoren. In vergelijking met andere psychiatrische klachten is de prevalentie laag, maar er zijn intussen aanwijzingen dat deze mogelijk vier keer hoger is dan tot nu toe werd aangenomen. Er zijn talrijke behandelingen ontwikkeld. Sommigen zijn stoornisgericht, anderen niet. De effectiviteit van de verschillende psychologische behandelingen loopt echter niet veel uit elkaar. Om de effectiviteit van behandeling te vergroten moet er naar interfererende effecten van psychiatrische comorbiditeit meer onderzoek gedaan worden. Ook wordt ervoor gepleit om als behandelaars meer samenwerking met elkaar te zoeken voor een breder en passender behandelaanbod voor cliënten dat rekening houdt met hun voorkeuren en klinisch relevante aangrijpingspunten.
Peter Daansen, Elske van den Berg
Nawerk
Meer informatie
Titel
Praktijkboek eetstoornissen
Redacteuren
P.J. Daansen
E.M. (Elske) van den Berg
Copyright
2024
Uitgeverij
BSL Media & Learning
Elektronisch ISBN
978-90-368-2990-8
Print ISBN
978-90-368-2989-2
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2990-8