Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

29. Pijnstillende medicatie

Auteurs : W.J. Wiersinga, B. Schimmer, M. Levi

Gepubliceerd in: Handboek voor de coassistent

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

Bij zowel acute als chronische pijn moet je de ernst en de aard van de pijn inschatten en op grond daarvan een startniveau van pijnstilling kiezen. Bij chronische pijn nooit ‘zo nodig’ doseren maar een vast doseerschema aanbieden. Voorts is er een belangrijk onderscheid tussen viscerale en neuropathische pijn. De laatstgenoemde soort pijn treedt op als de zenuw zelf ziek is (bij bijv. diabetische neuropathie, trigeminusneuralgie en post-herpetische pijn); de behandeling geschiedt met middelen die de werking van zenuwen beïnvloeden: antidepressiva en anti-epileptica onder andere. In dit hoofdstuk wordt verder viscerale pijn behandeld: deze komt het meest voor en wordt veroorzaakt door een laesie ergens in of op het lichaam.
Metagegevens
Titel
Pijnstillende medicatie
Auteurs
W.J. Wiersinga
B. Schimmer
M. Levi
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9803-4_29