Pijnmeting is zowel kwalitatief als kwantitatief mogelijk. De aard en de intensiteit van de pijn op verschillende momenten, in rust en bij activiteit, kunnen door de patiënt beschreven worden. Om het effect van interventies beter te kunnen beoordelen wordt de patiënt verzocht de mate van pijn aan te geven als cijfer van 0 tot 10 (NRS = numeric rating scale), of, en dat is betrouwbaarder, op een liniaal met een schaal van 'geen pijn' tot 'de ergst denkbare pijn'. Op de achterzijde van de liniaal kan de bijbehorende waarde van 0 tot 100 afgelezen worden (VAS = visual analogue scale). In de ziekenhuizen is deze methode ingevoerd om de postoperatieve pijnbehandeling te verbeteren. De overheid stelt als norm dat 72 uur na een operatie de VAS lager dan 4 dient te zijn. De ziekenhuizen gaan hieraan gehouden worden, in de vorm van een prestatienorm. Dat is een goede zaak. Maar ook in de eerste lijn en in het verpleeghuis kan deze verplichting duidelijkheid scheppen voor vervolghandelingen na het meten van pijn. Pijn wordt ook wel het vijfde vitale kenmerk genoemd (na polsfrequentie, bloeddruk, ademfrequentie en temperatuur). …