23-04-2021 | Onderzoeksartikel
Peiling melkvoeding van zuigelingen in 2018
Gepubliceerd in: JGZ Tijdschrift voor jeugdgezondheidszorg | Uitgave 4/2021
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Inleiding: In het kader van monitoring en evaluatie van het borstvoedingsbeleid is het van belang om regelmatig peilingen over melkvoeding uit te voeren. Tussen het jaar 2001 en 2015 zijn er zeven peilingen met behulp van vragenlijsten uitgevoerd. Ons doel is om een peiling van het jaar 2018 uit te voeren met behulp van data uit het Digitaal Dossier van de Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ).
Methode: Zeven JGZ-organisaties leverden DD JGZ-data over melkvoeding uit 2018 aan. Beschrijvende statistieken en chi-kwadraattoetsen zijn uitgevoerd.
Resultaten: In totaal waren data beschikbaar van ongeveer 24.000 zuigelingen op de geboortedag en de 8e dag, 19.000 tussen 2 weken en 3 maanden, 15.000 bij 6 maanden, 7.000 bij 9 maanden en 4.000 bij 12 maanden. De verdeling van achtergrondkenmerken kwam overeen met die van de landelijke cijfers. Het percentage zuigelingen dat in 2018 bij de geboortedag, 8e dag, 2 weken, 1, 3, 6, 9 en 12 maanden borstvoeding kreeg, was respectievelijk 69%, 58%, 56%, 47%, 31%, 19%, 21% en 9%. Op alle leeftijden was dit percentage significant (p < 0,01 en ≥ 5% verschil) hoger bij zuigelingen van hoogopgeleide moeders, in het buitenland geborenen (moeder of zuigeling), zuigelingen met een geboortegewicht ≥ 2.500 gram, een zwangerschapsduur ≥ 37 weken en zuigelingen die geen meerling zijn. Het percentage zuigelingen dat op de geboortedag borstvoeding kreeg was in 2018 lager dan in de eerdere peilingen (2001 tot en met 2015, 74–81%). De percentages op 1, 3 en 6 maanden waren vrijwel gelijk aan die van de peilingen tussen 2001 en 2010, maar waren lager dan die van de peiling in 2015.
Conclusie: De cijfers geven ruimte voor verbetering en vooral wat betreft het starten van borstvoeding. Het is raadzaam om (aanstaande) moeders goed te ondersteunen bij beslissingen rond het geven van borstvoeding. Daarnaast is het van belang dat diverse betrokken zorgprofessionals in gesprek blijven met (aanstaande) moeders over het starten met borstvoeding, en ingaan op mogelijke problemen en oplossingen rond het voortzetten van borstvoeding.