Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

12 Overheid, particulier initiatief en verzekeringsstelsel

Auteur : J.M. Boot

Gepubliceerd in: De Nederlandse gezondheidszorg

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Sinds 1983 is in de Nederlandse Grondwet vastgelegd dat de overheid ten aanzien van de volksgezondheid een bevorderingsplicht heeft. Dat houdt in dat zij een kwalitatief goede, over het land gespreide en financieel bereikbare gezondheidszorg zo veel mogelijk dient te bevorderen, die bovendien betaalbaar blijft. Eenvoudig is dit niet, want de overheid beheert noch financiert de gezondheidszorg.
Voetnoten
1
Maatschappelijk ondernemen stamt als concept uit de jaren ’90 toen voor de besturing van de gezondheidszorg een weg gezocht werd tussen markt en overheid oftewel marktwerking en overheidsregulering. Gezondheidszorg wordt immers individueel gevraagd en door particulier initiatief veleend, maar collectief betaald vanuit sociale verzekeringen. Er is daarmee sprake van een markt in de gezondheidszorg, waarover ook politiek beslissingen worden genomen. Maatschappelijk ondernemen als concept vult het principe van particulier initiatief aan met ondernemingszin en zakelijkheid. Een maatschappelijke onderneming is dan een ‘particuliere, niet op winst gerichte organisatie, die poogt met collectieve en private middelen publieke doelen te realiseren, en daarbij principes uit het bedrijfsleven gebruikt, zoals innovatie, marktgericht werken en bedrijfsrisico lopen’. Putters, K., Maatschappelijk ondernemen in de zorg. Achtergrondnota geschreven in opdracht van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het RVZ-advies Tussen markt en overheid, Erasmus Universiteit Rotterdam, 1998, p. 9. Zie verder: Mierlo, J.G.A. van, Particulier initiatief in de gezondheidszorg, Van Gorcum, Assen, 1991; Grinten, T.E.D. van der en F.T. Schut, ‘Schipperen tussen overheid en markt: het gezondheidszorgbeleid van het kabinet-Kok’, in: Openbare Uitgaven, 1995, nr. 4, p. 164-165; Okma, G.H., Concurrentie, markten en marktwerking in de gezondheidszorg, Ministerie van VWS, Rijswijk, 1997; Het ziekenhuis als maatschappelijke onderneming, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Zoetermeer, 1996; Visser, G.R. e.a., Ondernemend besturen; ziekenhuismanagement van overmorgen, Van Gorcum, Assen, 1996; Meurs, P.L., Nobele wilden; over verantwoordelijkheden van directeuren van instellingen in de gezondheidszorg, Oratie Erasmus Universiteit Rotterdam, 1997.
 
2
Boekholdt, M.G., Maatschappelijk ondernemen in de zorg: mythe en werkelijkheid, Oratie Vrije Universiteit, Amsterdam, 2007, p. 7; Putters, K., ‘Maatschappelijk ondernemen’, in: Meurs, P. en T. van der Grinten (red.), Gemengd besturen: besturingsvragen en trends in de gezondheidszorg, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2005. Zie ook: Dekker, P. (red.), Particulier initiatief en publiek belang; beschouwingen over aard en toekomst van de Nederlandse non-profit sector, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2002.
 
3
Rijksbegroting 2012, hoofdstuk Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van Financiën, Den Haag, 2011, p. 10.
 
4
Zie hiervoor: Ven, W. van der, ‘De rol van zorgverzekeringen’, in: Rutten, F. en E. Schut (red.), Economie van de Gezondheidszorg, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen, 2009, p. 127-176.
 
5
Zie hiervoor: Kerkhoff, A.H.M., Honderd jaar gemeentelijke geneeskundige gezondheidsdiensten, Coutinho, Bussum, 1994.
 
6
Zie over ingrijpen van de overheid uit financieel oogpunt: Kam, F. de, ‘Gezondheidszorg en openbare financiën’, in: Economie van de Gezondheidszorg, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen, 2009, p. 51-81.
 
7
Financieel Overzicht Zorg 1996, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Rijswijk, 1995, en Zorgnota 2000, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, 1999.
 
8
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Exploderende zorguitgaven, Zoetermeer, 2003.
 
9
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Rijksbegroting 2004, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2003, p. 12.
 
10
‘Ontwikkeling van de zorguitgaven 1972–2008’, in: Gezondheid en Zorg in cijfers 2009, CBS, Den Haag 2009, p. 83-98.
 
11
In 1996 heeft het Ministerie van SZW de studie ‘De Nederlandse verzorgingsstaat in internationaal perspectief’ uitgebracht. In die studie werd de invloed van het zorgstelsel op het concurrentievermogen gemeten. De Nederlandse gezondheidszorg bleek in vergelijking met andere landen goed te presteren op het punt van gezondheidsuitkomsten.
 
12
Zie hierover: Hagen, H., Inleiding in de gezondheidseconomie, De Tijdstroom, Lochem/Poperinge, 1985, hfst. 9.
 
13
Zie voor het vergelijken van gezondheidszorgsystemen: Koolman, X., F. Rutten en G. Westert, ‘Internationale vergelijking van gezondheidszorgsystemen’, in: Economie van de Gezondheidszorg, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen, 2009, p. 289-318.
 
14
OECD Health Data 1998 en 2003.
 
15
Idem.
 
16
‘Ontwikkeling van de zorguitgaven 1972–2008’, in: Gezondheid en Zorg in cijfers 2009, CBS, Den Haag, 2009, p. 83-98.
 
17
Zie voor analyse: Bekker, P. de, Zorgquote internationaal vergeleken 2000 en 2003, VGE-Informatiebulletin, 23 (2006), nr. 3.
 
18
‘Ontwikkeling van de zorguitgaven 1972–2008’, a.w., p. 93.
 
19
Gezondheidszorg in cijfers 2007, CBS, Voorburg, 2007, p. 92-93.
 
20
Idem, CBS, Voorburg, 2007, p. 98-100.
 
21
Idem, CBS, Voorburg, 2007, p. 94–98 en p. 125-126.
 
22
Dit cijfer geeft echter niet de werkelijke ontwikkeling weer. In werkelijkheid zullen de uitgaven aan ziekenhuiszorg met ongeveer 5% gestegen zijn. Dit komt door de introductie van Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s) in 2005. Deze systematiek heeft geresulteerd in een aanzienlijke overfinanciering van de ziekenhuiszorg in 2005 en, in nog sterkere mate, 2006. Wel is in 2006 een groot deel van de overfinanciering in 2005 terugbetaald en verrekend met de zorguitgaven in 2006. Zie: Gezondheidszorg in cijfers 2007, CBS, Voorburg, 2007, p. 95-96.
 
23
Boot, J.M.D., G. Schrijvers en E. Jurg, ‘De integrale invoering van de Wet Voorzieningen Gezondheidszorg; de stand van zaken eind ’85’, in: Medisch Contact, 40 (1985), nr. 51/52, p. 1579-1582.
 
24
Deze formule, en ook de voorafgaande (Bedden x Verpleegprijs = Kosten) beoogt de systematiek van een beheersingsinstrumentarium van de overheid uiteen te zetten. Zou de vaststelling van het kostenniveau zelf aan de orde zijn, dan zou de formule wel nadere beschouwing verdienen met betrekking tot punten als prijs per bed, kwaliteit, capaciteit van voorzieningen versus volume van zorgverlening en vraagzijde. Evenzeer mag er niet uit afgeleid worden dat de beheersing van de gezondheidszorg een absoluut en mechanisch gegeven is. Volledige controle over de interacties hulpverleners - hulpvragers naar aantal en inhoud als factor in de kostenontwikkeling was op basis van WZV/WTG niet mogelijk.
 
25
Zie hierover: Hagen, H., a.w.; Kam, F. de, ‘Gezondheidszorg en openbare financiën’, in: Economie van de Gezondheidszorg, a.w., p. 68-75.
 
26
Zie voor de historie van de Zorgnota: Werner, F.J.M., ‘Het Financieel Overzicht Gezondheidszorg, verleden en toekomst’, in: Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde, 60 (1982), nr. 17, p. 452-457; Visscher, W. en R.M. Lapré, ‘Het Financieel Overzicht Zorg als instrument voor het financieel beleid’, in: Lapré, R.M. en F.F.H. Rutten (red.), Economie van de gezondheidszorg, De Tijdstroom, Lochem, 1993 (2e druk), p. 43-63; Puijenbroek, R. van, ‘De zorgnota’, in: Handboek structuur en financiering gezondheidszorg, Elsevier, Maarssen, 1996 (losbladig), II 3.1-1-24. Het Financieel Beeld Zorg, als bijlage in de begroting van VWS opgenomen, is als opvolger van de Zorgnota te beschouwen.
 
27
De ramingen uit de Zorgnota waren taakstellend voor zover ze het domein van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) betroffen. Het BKZ omvatte de via de AWBZ, ZFW en particuliere zorgverzekeraars gefinancierde uitgaven alsmede begrotingsgefinancierde uitgaven die tot de zorgsector werden gerekend. De zogenaamde ijklijn Zorg gaf vervolgens aan het langs collectieve weg gefinancierde deel van het BKZ. De kostenontwikkeling werd getoetst aan het kader volgens het BKZ, waartoe de ijklijn als norm diende. Zie hierover verder bijlage 2 van de Voorjaarsnota van het Ministerie van Financiën, Tweede Kamer, 1995.
 
28
Mimpen, L.J.M. en L.A.M. van Zenderen, ‘Aanbodbeheersing in het licht van verandering’, in: Lapré, R.M. e.a. (red.), Handboek structuur en financiering gezondheidszorg, VUGA, ’s-Gravenhage, 1989 (losbladig), p. B.4-4-3 e.v.
 
29
Hermans, H.E.G.M., ‘Structuur en organisatie van de gezondheidszorg’, in: Dute, J.C.J. en H.E.G.M. Hermans (red.), Regulering van de gezondheidszorg, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen, 2000, p. 72-75; Buijs, G.J. en B.W. Naber, ‘Overheid kan topzorg regisseren’, in: Zorgvisie, 28 (1998), nr. 10, p. 18.
 
30
Zie voor een juridische behandeling van deze wet: Groot, G.R.J. de en E.J. Daalder, De Wet Tarieven Gezondheidszorg, serie Gezondheidsrecht 16, Kluwer, Deventer, 1985; Groot, G.R.J., Tarieven in de gezondheidszorg, Kluwer, Deventer, 1998.
 
31
Zie hiervoor: COTG-vademecum, richtlijnen van het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg, Samsom Uitgeverij/Stafleu, Alphen a/d Rijn, 1983 (losbladig).
 
32
Functiegerichte budgettering, Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg, Utrecht, 1987; Lapré, R. en L. Vandermeulen, ‘Macrobudgettering en bekostiging van instellingen’, in: Lapré, R., F. Rutten en E.Schut (red.), Algemene Economie van de gezondheidszorg, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen, 2001 (2e, herziene druk), p. 41-61.
 
33
Vandermeulen, L.J.R., ‘Ziekenhuizen: medische bedrijven’, in: Handboek structuur en financiering gezondheidszorg, Elsevier, Maarssen, 1996 - … (losbladig), III 2.1.-1-31.
 
34
Herijking norminkomens voor vrijgevestigde beroepsbeoefenaren, College Tarieven Gezondheidszorg, brief d.d. 17-7-02.
 
35
Scheerder, R.L.J.M., ‘Aanbodbepaling intramurale gezondheidszorg: de WTG’, in: Handboek structuur en financiering gezondheidszorg, Elsevier, Maarssen, 1996 - … (losbladig), II.1.1-1-25.
 
36
Scheerder, R.L.J.M., ‘Aanbodbepaling intramurale gezondheidszorg: de WTG’, a.w.
 
37
Voor deze uiteenzetting over de Ziekenfondswet en aansluitend over de AWBZ is gebruikgemaakt van: Handboek Ziekenfondsrecht, Ziekenfondsraad, Amstelveen, 1980 (losbladig), en Gezondheidswetgeving, VUGA, ’s-Gravenhage, 1982 (losbladig).
 
38
Bedrijfsverenigingen zijn uitvoeringsorganen in het kader van de sociale verzekeringen. Zie: Bakels, H.L., I.P. Asscher-Vonk en W.J.P.M. Fase, Schets van het Nederlands arbeidsrecht, Kluwer, Deventer, 2000 (16e, herziene druk).
 
39
Zie hierover: Uhlenbroek, H., ‘Vestigingsbeleid ex ZFW? ex WVG?’, in: Medisch Contact, 40 (1985), nr. 18, p. 557-559.
 
40
Een speciale regeling is getroffen voor de aanwijzing van verstrekkingen liggend binnen de bemoeiingsfeer van het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en voor verstrekkingen verleend onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie in het kader van een rechterlijke uitspraak.
 
41
Mimpen, L.J.M. en L.A.M. van Zenderen, ‘Aanbodbeheersing in het licht van verandering’, in: Lapré, R.M. e.a. (red.), Handboek structuur en financiering gezondheidszorg, VUGA, ’s-Gravenhage, 1989 (losbladig), p. B.4-4-3 e.v.
 
42
Het ziekenfonds op eigen benen, discussienota vanuit het secretariaat van de Vereniging Nederlandse Ziekenfondsen, Zeist, 1986; Werner, F.J.M. (voorzitter), e.a., Zorgvernieuwing door structuurverandering; volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening, rapport van een commissie van het Wetenschappelijke Instituut van het CDA, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1987; Praag, B.M.S. van (voorzitter), e.a., Een concurrerend recept voor de Nederlandse gezondheidszorg, B.M. Teldersstichting, ’s-Gravenhage, 1986; Wolffensperger, E., De kwaliteit van de gezondheidszorg, publicatie van de Wiardi Beckman Stichting, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1987.
 
Metagegevens
Titel
12 Overheid, particulier initiatief en verzekeringsstelsel
Auteur
J.M. Boot
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8006-0_12