01-12-2008 | Artikelen
Overdracht en tegenoverdracht bij vroegkinderlijke traumatisering
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Psychotherapie | Uitgave 6/2008
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
In dit artikel wordt betoogd dat tegenoverdrachtsreacties bij getraumatiseerde patiënten onvermijdelijk zijn en aanleiding kunnen geven tot twee verschillende uitkomsten. Wat zich herhaalt in een lopende behandeling dient onderscheiden te worden van de tegenoverdrachtsreacties op de verhalen en ervaringen van patiënten: de traumatische relaties versus de inhoud van de traumatische ervaringen. Tegenoverdrachtsreacties kunnen leiden tot een vergroting van het vermogen zich in te leven en te begrijpen wat de cliënt heeft meegemaakt. Ook al wordt het beeld van een aardige en rechtvaardige wereld in dit werk drastisch ondergraven, je kan als therapeut er ook wijzer en milder van worden. Het kan ook tot een verstoring van de empathische respons leiden. Ongereflecteerde tegenoverdrachtsreacties zijn reacties waarbij de therapeut de angst en afweer niet op zijn betekenis en functie voor de behandeling onderzoekt. Dit kan aanleiding geven tot het verbreken van de therapeutische relatie, het verloren gaan van het therapeutische kader en tot collusies. Deze collusies zijn gedefinieerd als stereotiepe herhalingen; de heropvoering van traumatische scenario’s waarin de oorspronkelijke traumatische situaties worden herhaald met hetzelfde plot, maar met andere spelers. Er is hier sprake van een paradox: enerzijds moet de therapeuten zich tot deze ‘dans’ laten noden omdat anders het traumatisch materiaal toegedekt blijft, anderzijds moet ervoor gewaakt worden om hier in niet te verzanden. De herkenning van impasses of herhalingsscenario’s zijn een bron van informatie, mits de therapeut in staat is als een regisseur te kijken naar wat zich op het toneel afspeelt en erin slaagt dat te analyseren. Deskundigheidsbevordering, bij- en nascholing, en inter- en supervisie zijn daarbij onontbeerlijk.