01-08-2000 | Artikelen
Orgaandonatie en orgaantransplantatie bij kinderen in de periode 1989-1998
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Kindergeneeskunde | Uitgave 4/2000
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Dit artikel beschrijft de ervaringen opgedaan tijdens de periode 1989-1998 aangaande orgaandonatie en -transplantatie bij kinderen in het Eurotransplant-gebied. Donororganen afkomstig van kinderen betreffen jaarlijks circa 5 à 9% van het totaal aantal beschikbaar gekomen postmortale donororganen. Het absolute aantal kinderdonororganen dat voor transplantatie beschikbaar komt, neemt echter de laatste jaren eerder af dan toe: dat geldt zeker voor nieren en levers. Een opmerkelijke ontwikkeling op het gebied van levertransplantaties is het toenemende belang van familiedonatie. Per jaar worden zo'n 25 à 30 levertransplantaties uitgevoerd waarbij één van de ouders als donor fungeert; net zoveel dus als niertransplantaties bij kinderen met een familiedonor. In de laatste jaren is voor kinderen dankzij de invoering van een nieuw allocatiesysteem de kans op het verkrijgen van een postmortale nier toegenomen. Dit heeft zeer snel geleid tot aanzienlijke verkorting van de nierwachtlijsten voor kinderen. Het aantal harttransplantaties bij kinderen lijkt de laatste jaren iets toe te nemen tot circa 30 à 40 per jaar. De 3-jaarstransplantatieresultaten verkregen met postmortale donororganen bedraagt voor nieren, levers en harten respectievelijk 67%, 61% en 74%. Significant betere resultaten werden bereikt bij gebruikmaking van een familiedonor: 83% bij nier- en 67% bij levertransplantaties. De ‘splitliver’-techniek met een postmortale donor resulteerde in 55% levertransplantaatoverleving. Het transplanteren van heel jonge kinderen resulteerde in slechtere 3-jaarsoverleving dan bij oudere kinderen, zowel voor levertransplantaties (57% na 3 jaar) als voor harttransplantaties (63% na 3 jaar). Concluderend kan gezegd worden dat acceptabele transplantatieresultaten bereikt worden voor alle genoemde vormen van orgaantransplantaties. Verwacht mag worden dat deze resultaten nog verbeteren door betere immunosuppressieve therapieën en meer ervaring met nieuwe technieken, met name de splitliver-transplantaties. Alles valt of staat echter met het aantal beschikbaar komende donororganen. Alternatieve bronnen van donororganen zoals de levende, verwante en mogelijk ook niet-verwante, nier- en leverdonoren kunnen hier zeker een bijdrage aan leveren.