Skip to main content
Top

2010 | APageObject | Hoofdstuk

7 Opsporing en diagnose

Auteur : R. Holtrop

Gepubliceerd in: Dichter bij diabetes

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

samenvatting

Diabetes mellitus kent meestal een lange, symptoomloze aanloopfase. Uit de UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) blijkt dat type-2- diabetes zich in 53% van de gevallen manifesteert met voor diabetes typerende symptomen. Bij 29% van de patiënten wordt de diabetes toevallig ontdekt, terwijl de ziekte bij 16% gevonden wordt door infecties en bij 2% door diabetesgerelateerde complicaties. In 1998, bij het verschijnen van de eerste herziening van de NHG-standaard Diabetes type 2, werd nog gesteld dat er op elke bekende diabetespatiënt waarschijnlijk nog een niet-gedetecteerde patiënt zou bestaan. Deze situatie lijkt in de afgelopen tien jaar sterk verbeterd door actievere opsporing van diabetespatiënten in de eerste lijn. Hierbij dient zich echter de vraag aan: wat is de meest effectieve screeningsmethode? Voor een zinvolle screening moeten diverse aspecten worden geëvalueerd: de ziekte moet een serieus gezondheidsprobleem vormen, het beloop van de ziekte dient bekend te zijn en er moet inzicht bestaan in de kosten en effectiviteit van primaire preventie-interventies. Daarnaast moet er een algemeen aanvaarde screeningstest zijn die veilig, precies en voldoende gevalideerd is. Bovendien moet er een eenduidig geformuleerd beleid bestaan voor verdere behandeling van door de screening ontdekte patiënten. Tot slot moet er bewijs zijn dat vroegtijdige behandeling van de ziekte leidt tot betere uitkomsten voor morbiditeit en mortaliteit.
Metagegevens
Titel
7 Opsporing en diagnose
Auteur
R. Holtrop
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7238-6_7