Samenvatting
Oogbewegingsstoornissen kunnen zich op drie niveaus voordoen: op supranucleair (het frontale en occipitale blikcentrum en het vestibulaire apparaat, het cerebellum en de basale ganglia), internucleair (de fasciculus longitudinalis medialis met de pontiene en mesencefale blikcentra) en op (infra)nucleair niveau (de nuclei en nervi oculomotorius, trochlearis en abducens met de hierdoor geïnnerveerde extrinsieke oogspieren). Functiestoornissen op deze niveaus geven ieder specifieke uitvalsverschijnselen. Supranucleaire stoornissen manifesteren zich met een dwangstand van de ogen. Internucleaire functiestoornissen maken het onmogelijk geconjugeerd te kijken en veroorzaken een horizontale of verticale blikparese, en bij eenzijdige stoornissen is er een internucleaire oftalmoplegie. Infra- en nucleaire stoornissen veroorzaken strabismus en diplopie alsmede een onvermogen te focussen en adapteren.