Ze was nog heel jong toen ze in de auto stapte. Bijna twee dagen lang reed ze met haar ouders, op weg naar het huis van haar tante. Ze zou daar de komende jaren op haar kleine nichtjes gaan passen. Ze kende het land en de taal niet. Maar dat hoefde ook niet: ze zou alleen bij haar tante en oom leven en geen deel uitmaken van de wereld daarbuiten. Formeel was ze geen inwoner van het nieuwe land: niemand wist dat zij woonde in het huis van haar tante. Maar na een aantal jaar werd ze plotseling ziek. Zo ziek dat ze naar een dokter moest. Bij de dokter werd gevraagd naar een zorgverzekering, een identiteitsbewijs. Maar die had ze niet. Ze was belangrijk voor haar familie in dit land, maar onzichtbaar voor anderen.