Skip to main content
Top

2010 | Boek

Onvrijwillige hulpverlening

Moet dat nou?

Auteur: Lou Jagt

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Boekenserie : Methodisch werken

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Onvrijwillige cliënten zijn personen of gezinnen die door maatschappelijk werkers (of andere hulpverleners) worden benaderd zonder dat ze zelf om hulp vragen. Sterker: soms wijzen ze hulp ronduit af. Dit boek maakt onderscheid tussen sociaal onvrijwillige en wettelijk onvrijwillige cliënten. In het ene geval is sprake van hulpverlening op basis van drang, in het andere is er een kader van dwang.Sinds het eerste verschijnen van dit boek (2001) is er veel ontwikkeld in de sfeer van onvrijwillige hulpverlening:outreachend werken, bemoeizorg, voorwaardelijke en gedwongen hulpverlening. Variaties en voorbeelden daarvan worden in deze herziene uitgave besproken. De schroom om naar mensen toe te stappen blijkt over de hele linie afgenomen: instellingen en professionals nemen hun verantwoordelijkheid. Ze komen daarmee voor indringende vragen te staan. Wanneer zelf het initiatief nemen? Op welke wijze contact leggen, en hoe zo contact te leggen dat de beoogde cliënten actief gaan participeren aan de hulpverlening?Hulpverlenen met drang en dwang mag dan in bepaalde gevallen beschouwd worden als onontkoombaar en wenselijk, het blijft gaan om werken op het scherp van de snede. Wanneer is ingrijpen in de intieme leefsfeer van mensen te legitimeren?Hulpverlenen met drang en dwang mag dan in bepaalde gevallen beschouwd worden als onontkoombaar en wenselijk, het blijft gaan om werken op het scherp van de snede. Wanneer is ingrijpen in de intieme leefsfeer van mensen te legitimeren?De keuzen die de maatschappelijk werker daarbij maakt moeten verantwoord kunnen worden: in ethische, methodische en juridische zin. Zorgvuldig hulpverlenen is hier een eerste vereiste. Dit geheel geactualiseerde boek laat zien wat daaronder wordt verstaan. Daarbij tekenen zich drie rode draden af. De eerste betreft het zogenoemde werken op twee sporen, dat enerzijds aansluit bij belangen en doelen zoals de cliënt die ziet en anderzijds bij die van de omgeving, waaronder het hulpverlenend systeem. Onderzoek en praktijkervaring wijzen uit dat het verbinden van en wisselen tussen die twee sporen juist bij het werken met onvrijwillige cliënten noodzaak is. De tweede rode draad vormt het thema motiveren. Motivatie om te participeren in een hulpverleningsproces is aanvankelijk bij onvrijwillige cliënten niet of nauwelijks aanwezig. Het is een fikse opgave voor hulpverleners om die motivatie te wekken en te richten. De derde rode draad is het streven om optimaal gebruik te maken van methodische instrumenten die bewezen effectief zijn.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Onvrijwillige hulpverlening weer in beeld
Abstract
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog rustte in het maatschappelijk werk een taboe op het werken met onvrijwillige cliënten. Dit kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Diverse factoren speelden hierbij een rol:
  • de afkeer van moralisme en paternalisme, die zo kenmerkend waren voor hulpverlening in het tijdperk van liefdadigheid;
  • de ontwikkeling van caseworkmethoden in de Verenigde Staten, die vanaf de jaren 1950 in het Nederlandse maatschappelijk werk ingang vonden en nadruk legden op het zelfbeschikkingsrecht;
  • maatschappelijke ontwikkelingen zoals democratisering, politisering, individualisering en emancipering, die ertoe bijdroegen dat hulpverlening en machtsuitoefening als onverenigbare zaken werden gezien (1.2).
Lou Jagt
2. Recht en hulpverlening, hulpverlening en recht
Abstract
Rooney (1992) maakt onderscheid tussen wettelijk onvrijwillige en sociaal onvrijwillige cliënten, een onderscheid dat in dit boek is overgenomen. Bij wettelijk onvrijwillige cliënten wordt gesproken van dwang , bij sociaal onvrijwillige van drang . Deel I van dit hoofdstuk, Recht en hulpverlening, gaat over wettelijk onvrijwillige cliënten, deel II, Hulpverlening en recht, over sociaal onvrijwillige cliënten. De hulpverlening aan beide categorieën wordt bezien in juridisch perspectief. Dit perspectief blijft beperkt tot de relatie tussen zelfbeschikkingsrecht en hulpverleningsmogelijkheden.
Lou Jagt
3. Onvrijwillige cliënten en de beroepscode
Abstract
Maatschappelijk werk is in Nederland een van de beroepen die beschikken over een min of meer uitgewerkte beroepsethiek en een beroepscode. Beroepsethiek heeft verbindingen met de sociale ethiek in Nederland (3.2). Een van de kenmerken van een onvrijwillige cliënt is dat deze niet uit zichzelf het initiatief neemt om contact te leggen met een hulpverlener. Handelt een maatschappelijk werker beroepsethisch verantwoord als hij op de cliënt afstapt? Of is het onder bepaalde omstandigheden beroepsethisch juist onverantwoord als hij dit nalaat (3.3)? Een belangrijke pijler van de code is het artikel dat stelt dat de maatschappelijk werker de verantwoordelijkheid voor de eigen keuze van handelen van cliënten erkent. Welke ruimte laat de code om in die verantwoordelijkheden te treden (3.4)? In relatie tot wettelijk onvrijwillige cliënten kunnen in het kader van de jeugdbescherming en de reclassering ingrijpende maatregelen worden genomen. In hoeverre zijn deze maatregelen in strijd met de beroepscode (3.5)? Voor welke beroepsethische vragen maatschappelijk werkers komen te staan, wordt geïllustreerd in verschillende praktijkschetsen (3.6). Vervolgens wordt de relatie tussen hulpverlening en macht geproblematiseerd. De code gaat uit van een op deskundigheid en/of positie gebaseerd overwicht in de professionele relatie met de cliënt en waarschuwt tegen misbruik ervan (3.7). Ten slotte komt aan de orde hoe onvrijwillige hulpverlening en de in het maatschappelijk werk hooggewaardeerde vertrouwensrelatie zich tot elkaar verhouden (3.8).
Lou Jagt
4. Van buiten naar binnen
Abstract
Wanneer mensen van buitenaf zich met je leven bemoeien en willen dat je – onder hun (bege)leiding – verandert in een richting die zij aangeven, hoe reageer je dan? Maatschappelijk werkers dienen zich te realiseren hoe potentiële cliënten op zo'n benadering kunnen reageren. Daar begint dit hoofdstuk mee. Twee reacties op ervaren inperking van vrijheid worden besproken: reactance en strategische zelfpresentatie. De maatschappelijk werker doet er verstandig aan deze uitingen van de cliënt te zien als reacties op de situatie en niet als kenmerken van de cliënt als persoon (4.2).
Lou Jagt
5. Werken op twee sporen
Abstract
In dit hoofdstuk is het uitgangspunt dat alle hulpverlening zowel emanciperende als disciplinerende aspecten kent. Dat geldt voor verschillende hulpverlenende beroepen en evenzeer voor de verschillende hulpverleningsvormen in het maatschappelijk werk die in paragraaf 5.2 schematisch worden geordend naar de mate waarin directiviteit, drang en dwang er deel van uitmaken. Zoals te verwachten valt, correspondeert dit met de mate waarin de cliënt onvrijwillig in zijn rol belandt, en ook met de methodische aanpak van de werker. Hoe globaal het schema ook is, duidelijk valt af te lezen dat op het spectrum vrijwillig-onvrijwillig verschillende methodische benaderingen naast elkaar worden gebruikt. Naarmate contacten meer opschuiven naar de pool van onvrijwilligheid, valt het accent sterker op de disciplinerende benadering – al staat die altijd in verbinding met de emanciperende of empowermentbenadering.
Lou Jagt
6. De voet tussen de deur
Abstract
Hoe krijg je als maatschappelijk werker een voet tussen de deur bij de cliënt? Figuurlijk of letterlijk, die vraag zal in elk individueel geval opnieuw bekeken moeten worden. De uitdrukking dat een goed begin het halve werk is, gaat lang niet altijd op, maar een valse start kan er in dit geval toe leiden dat de deur niet verder opengaat.
Lou Jagt
Nawerk
Meer informatie
Titel
Onvrijwillige hulpverlening
Auteur
Lou Jagt
Copyright
2010
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-7379-6
Print ISBN
978-90-313-7378-9
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7379-6