Inleiding: Volgens gegevens uit 2017 is in de gemeente Edam-Volendam de vaccinatiegraad tegen bof-mazelen-rodehond (BMR) gedaald van 94,4 % voor kinderen geboren in 2011 tot 81,3 % voor kinderen geboren in 2014. Wij onderzochten wat de beweegredenen van ouders zijn om hun kind niet de BMR-vaccinatie te geven.
Methode: Er werden semigestructureerde diepte-interviews gehouden met de ouders van acht kinderen, geboren tussen 1 januari 2013 en 1 januari 2016, die het consultatiebureau van de gemeente bezochten en hun kinderen niet met BMR hadden laten vaccineren. Onderwerpen waren: kennis over de ziekten waartegen gevaccineerd wordt, kennis over bijwerkingen van de vaccinaties, de invloed van de sociale omgeving op het besluit om te vaccineren, gebruik van informatiebronnen en praktische barrières.
Resultaten: Vier gesprekken werden met beide ouders gevoerd, vier met alleen de moeder. Ouders noemden als belangrijkste argumenten voor het niet vaccineren: weinig angst voor ziekten, zowel wat betreft de ernst als de kans om deze ziekten te krijgen, angst voor langetermijnbijwerkingen van de vaccinaties en een gebrek aan vertrouwen in de informatie en motieven van de Nederlandse overheid.
Conclusies: In vergelijking met wat reeds bekend is uit onderzoeken bij niet-vaccinerende groepen noemden ouders geen nieuwe argumenten om hun kinderen niet te laten vaccineren. Groepsimmuniteit speelde geen rol in hun overwegingen. De lage BMR-vaccinatiegraad was niet te wijten aan een specifieke weerstand tegen de BMR-vaccinatie.