Samenvatting
Een blaascarcinoom komt veel voor en wordt vooral gediagnosticeerd bij mensen van 60 jaar en ouder. De grootste risicofactor is roken. In de meeste gevallen gaat het om een urotheelcarcinoom. Een blaascarcinoom is globaal te verdelen in twee vormen: een oppervlakkig urotheelcarcinoom, dat groeit in de slijmvlieslaag of bindweefsellaag van de blaas, en een spierinvasief groeiende tumor. Bij oppervlakkige tumoren worden er biopten genomen en wordt er een transurethrale resectie van de blaas (TURB) uitgevoerd. Vanaf een stadium T2 komen patiënten in aanmerking voor een radicale cystectomie, waarbij de blaas wordt verwijderd samen met de lymfeklieren in het kleine bekken. Daarnaast wordt er een urinedeviatie aangelegd van een darmsegment. De urinedeviaties die in dit hoofdstuk aan bod komen, zijn de urinedeviatie volgens Bricker, de Indiana Pouch en de neoblaas volgens Studer.