In acht focusgroepinterviews vroegen wij bedrijfsartsen uit verschillende werksettings naar de mogelijkheden van het uitbrengen van een onafhankelijk advies.
Onafhankelijkheid wordt door bedrijfsartsen in alle werksettings opgevat als belangrijke waarde, een zaak van beroepseer en geweten die hen in staat stelt het gezondheidsbelang voorop te stellen. Aan de andere kant wijst men op omstandigheden die het geven van een onafhankelijk advies in de praktijk kunnen belemmeren dan wel bevorderen. Bedrijfsartsen moeten opereren in een krachtenveld van tegengestelde belangen; er zijn grote verschillen in de mate waarin men verklaart hierbij geloofwaardig een onafhankelijke positie in te nemen.
Individuele ethiek schiet tekort om de discrepantie tussen ideaal en praktijk te overbruggen. Erkenning van ervaren knelpunten met onafhankelijkheid en het bespreken ervan binnen de beroepsgroep (als intercollegiale toetsing en advisering of door aangewezen consulenten), is het doorbreken van de illusie van de absolute onafhankelijkheid en individuele ethiek. Het is een voorwaarde om te komen tot afspraken over ‘aanvaardbare handelwijzen’ (die per arbodienst, sector of regio kunnen verschillen) met het cliëntsysteem en is een steun voor de bedrijfsarts die problemen ervaart met onafhankelijkheid in de praktijk.