Nu iedereen weer (bijna) terug is van een vakantie - of daaraan in ieder geval gedacht heeft in de eigen tuin - is er één ding niet veranderd: het coronavirus is nog steeds onder ons. Binnen enkele maanden zijn we gewend geraakt aan een nieuwe werkelijkheid die meer en meer het karakter van een blijvend iets gekregen heeft. Ons werk ziet er anders uit dan vóór maart. We werken meer thuis, fysieke beoordelingen zijn voor een deel vervangen door telefonische contacten of een van de beeldbelvarianten. Het heeft ons bevestigd - of herbevestigd? - dat een fysieke beoordeling niet altijd de gouden standaard hoeft te zijn. Maar toch, als beroepsgroep moeten we ervoor zorgen dat we onder druk van een werkgever of opdrachtgever die vooral quick wins ziet, de kwaliteit van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling scherp voor ogen blijven houden. Wij als bestuur zullen dat doen in externe overleggen maar u als (verzekerings)arts hebt ook en vooral een eigen professionele verantwoordelijkheid. En als u daarvoor een werkgever of opdrachtgever tegen de haren in moet strijken, dan is dat maar zo. Het klinkt mogelijk ernstiger en dramatischer dan het is maar mede gezien het alsmaar aanhoudende tekort aan verzekeringsartsen, de grote hoeveelheid beoordelingen die gedaan moeten worden en de daardoor ook op onze schouders neergelegde politieke druk, staat de toekomst van ons vak wel enigszins onder druk.