Skip to main content
Top

2014 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2. Normen, wetten en de beroepscode

Auteurs : Nicolien van Halem, Sjaak Groot

Gepubliceerd in: Planmatig zorg verlenen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Introductie

Om met het zorgplan te kunnen werken, is het noodzakelijk dat je het (juridisch) kader kent waarbinnen het zorgplan valt.
Om de zorg betaald (‘bekostigd’) te krijgen moet een zorgorganisatie voldoen aan kwaliteitsnormen. Deze zijn sinds 2005 vastgelegd in de Normen Verantwoorde Zorg, nu Normen Goede Zorg genoemd. In de gehandicaptensector geldt sinds 2011 het Kwaliteitskader VGN. Om ervoor te zorgen dat de zorg betaalbaar blijft en de kwaliteit van de zorg gecontroleerd wordt, zijn er door de overheid een aantal afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn verwerkt in wet- en regelgeving. Voorbeelden zijn onder andere de verplichting van het werken met een zorgplan, het werken met indicaties beschreven in zorgzwaartepakketten (ZZP’s) of in de toekomst de zwaarteklassen (licht, middel of zwaar) en de WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst), de Wet Bopz (Wet bijzondere opnemingen psychiatrisch ziekenhuis).
De Wet BIG regelt de eisen aan de deskundigheid van de zorgprofessional. In deze paragraaf worden deze en andere wetten uitgelegd. Ook de financiering van de zorg wordt aangestipt. In de beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden verwoordt de beroepsgroep zelf hoe ze met het verpleegdossier, zorgplan of zorg- en ondersteuningsplan willen werken.
De manier waarop de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht houdt op de wetten en regels en de manier waarop zorginstellingen aan kwaliteit werken met behulp van keurmerken, komen in par. 2.6 aan bod.
Metagegevens
Titel
Normen, wetten en de beroepscode
Auteurs
Nicolien van Halem
Sjaak Groot
Copyright
2014
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0588-9_2