Skip to main content
Top

2009 | OriginalPaper | Hoofdstuk

NHG-Standaard Atriumfibrilleren

Auteurs : B S P Boode, B D Frijling, J Heeringa, F H Rutten, P J Van den Berg, P J Zwietering, A C M Romeijnders, J Van Lieshout

Gepubliceerd in: NHG-Standaarden 2009

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

De diagnose atriumfibrilleren moet worden gesteld op basis van het ECG.

Tijdens elke bloeddrukmeting moet worden gelet op het hartritme.

De huisarts kan een patiënt met atriumfibrilleren meestal zelf behandelen.

Preventie van trombo-embolische complicaties is een belangrijk behandeldoel.

Cardioversie wordt in het algemeen niet aanbevolen, klachten kunnen een indicatie vormen om herstel van het sinusritme na te streven.

Echodiagnostiek is alleen nodig bij aanwijzingen voor een hartklepafwijking en wanneer er onduidelijkheid bestaat of er sprake is van hartfalen.

Controleer een patiënt met atriumfibrilleren op de aanwezigheid van hartfalen.

Beschouw atriumfibrilleren niet als een geïsoleerde aandoening, maar betrek eventuele comorbiditeit (CVA/TIA, hypertensie, diabetes mellitus, hartfalen, coronairlijden, hyperthyreoïdie) in de beoordeling.

Metagegevens
Titel
NHG-Standaard Atriumfibrilleren
Auteurs
B S P Boode
B D Frijling
J Heeringa
F H Rutten
P J Van den Berg
P J Zwietering
A C M Romeijnders
J Van Lieshout
Copyright
2009
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-6614-9_4