05-10-2017 | Artikel
Neurocognitieve en klinische perspectieven op het navigatievermogen
Gepubliceerd in: Neuropraxis | Uitgave 6/2017
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Het navigatievermogen heeft grote invloed op het leven van de mens. Toch krijgt deze functie binnen de klinische neuropsychologie nog maar weinig aandacht. Het onderzoek naar de neurocognitieve architectuur van het navigatievermogen heeft door de technische ontwikkelingen van de afgelopen 20 jaar echter een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Er zijn twee invloedrijke theoretische modellen ontstaan: het egocentrisch-allocentrisch model, dat onderscheid maakt tussen twee fundamenteel verschillende ruimtelijke perspectieven waarmee een omgeving geleerd en opgeslagen kan worden en het landmark-route-survey (LRS) model, dat drie verschillende typen kennis beschrijft, die bij het navigeren een rol spelen. Om de complexiteit van het navigatievermogen beter te begrijpen, lijkt niet alleen integratie van deze modellen zeer wenselijk, er moeten ook gegevens uit de klinische literatuur bij worden betrokken. In een systematische analyse van neuropsychologische casusstudies zijn recentelijk drie typen navigatiestoornissen geïdentificeerd, die zijn gerelateerd aan problemen met herkenningspunten, locaties en paden. Het onderscheid tussen deze typen navigatiestoornissen vormen een eerste aanzet tot integratie van het egocentrisch-allocentrisch en het LRS-model. Deze integratie is noodzakelijk voor een adequate beschrijving van het navigatievermogen vanuit meer fundamentele en klinische perspectieven.