Samenvatting
Een 85-jarige, gepensioneerde predikant, de heer Otten, komt op het spreekuur van de huisarts met klachten van depressiviteit. Hij is verdrietig, heeft weinig plezier meer in het leven en is boos. Tegelijk vertelt hij openhartig dat hij nooit had kunnen denken dat hij in deze situatie zou kunnen belanden. Vorig jaar maakte hij gordelroos van de eerste tak van zijn aangezichtszenuw links door, met ernstige ontsteking van zijn oog. De oogarts vreesde zelfs een tijdje voor het behoud van zijn gezichtsvermogen. In de jaren daarvoor was hij een zeer vitale vrijwilliger in het plaatselijke museum, in de zomer zwom hij iedere ochtend om zeven uur tien baantjes in het gemeentelijke buitenbad. Nu heeft hij aanhoudend pijn rond zijn oog, op zijn voorhoofd en “van binnen”. Het houdt hem uit zijn slaap, ’s morgens staat hij moe op. Het vooruitzicht zich de hele dag goed te moeten houden voor zijn vrouw en de buitenwacht, vermoeit hem nog meer. Hij heeft nergens meer zin in.