Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

8. Myelodysplasie

Auteur : dr. S.M.G.J. Daenen

Gepubliceerd in: Hematologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

Myelodysplasie of het myelodysplastisch syndroom (MDS), voor de leek vertaald als ‘rijpingsstoornis van het beenmerg’, is voor het grote publiek veel minder bekend dan de acute leukemie, maar kan beschouwd worden als een voorloper van AML. Het is eveneens een maligne aandoening van hematopoëtische stamcellen, maar het beloop is minder acuut, eerder subacuut. Kenmerk van MDS is het voorkomen van morfologisch afwijkende beenmergcellen en een tekort aan circulerende bloedcellen (‘cytopenie’). Net als bij acute leukemie is het beenmerg meestal erg celrijk, maar er vindt nog uitrijping plaats. De gevormde bloedcellen zijn echter in kwantitatieve en kwalitatieve zin van mindere kwaliteit. MDS is, zoals gemeld, vaak een voorfase van AML; bij evolutie naar leukemie neemt het percentage blasten in het beenmerg (en bloed) geleidelijk toe. Bij de diagnose MDS zijn er echter per definitie (nog) onvoldoende blasten om van acute leukemie te kunnen spreken. Volgens de WHO-indeling moet het percentage blasten < 20% zijn; op basis van dit percentage kan men MDS onderverdelen in subtypen met, al naargelang het aantal blasten toeneemt, progressief verslechterende prognose, dat wil zeggen: grotere kans op evolutie naar AML en kortere overleving.
Literatuur
go back to reference Swerdlow SH, Campo E, Harris NL, et al. WHO classification of tumours of haematopoietic and lymphoid tissues, 4th ed. Lyon: IARC Press, 2008. Swerdlow SH, Campo E, Harris NL, et al. WHO classification of tumours of haematopoietic and lymphoid tissues, 4th ed. Lyon: IARC Press, 2008.
Metagegevens
Titel
Myelodysplasie
Auteur
dr. S.M.G.J. Daenen
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9906-2_8