Skip to main content
Top

2009 | hbo | Boek

Praktische echocardiografie

Redacteuren: dr. J. P. M. Hamer, dr. P. G. Pieper

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

In deze herziene uitgave van Praktische echocardiografie komen alle facetten van echocardiografie aan de orde. Naast een verhandeling van de nieuwste technieken passeert een veelheid aan onderwerpen de revue, uiteenlopend van de principes van de echocardiografie tot beschrijvingen van (dis)functies en de rol die echocardiografie bij de beoordeling hiervan kan vervullen.Ook zijn er aparte hoofdstukken opgenomen over de anatomie van het normale hart en de werking van echoapparatuur.Het boek is rijkelijk geïllustreerd met echoafbeeldingen en schema's. Daarnaast bevat deze uitgave prachtige aquarellen van de hand van dr. J.P.M. Hamer.Echocardiografie speelt een belangrijke rol in de dagelijkse praktijk van de cardioloog. Deze rol wordt alsmaar groter onder invloed van technieken als 3D-echocardiografie en tissue doppler imaging. Deze nieuwe technieken hebben de echocardiografie toegankelijker gemaakt voor artsen zonder specifieke echo-expertise.Praktische echocardiografie beschrijft alle onderzoeksmethoden en normaalwaarden volgens de geldende richtlijnen. Hierdoor biedt dit boek een onmisbaar overzicht voor cardiologen, echocardiografisten, technici, anesthesiologen, verpleegkundigen en iedereen die hiervoor in opleiding is.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1 Anatomie en functie van het normale hart
Samenvatting
Het hart bestaat uit vier compartimenten die van elkaar gescheiden zijn door wanden en kleppen (fig. 1.1, 4.8 t/m 4.11). Het systeemveneuze bloed komt het hart binnen in het rechteratrium (RA), via de vena cava superior (VCS) uit de bovenste lichaamshelft en via de vena cava inferior (VCI) uit de onderste lichaamshelft. Beide vaten komen het RA binnen aan de achterzijde, boven en onder. Zowel VCS als VCI hebben normaalgesproken geen kleppen. De RA-wand is slechts een paar millimeter dik en is duidelijk enigszins getrabeculariseerd. Onderdeel van het RA is het rechterhartoor dat zich anterior/lateraal bevindt. Dit hartoor wordt gekenmerkt door het stompe einde en verschilt hiermee van het linkerhartoor, dat een puntig einde heeft. De overgang tussen RA en rechterventrikel (RV) wordt bepaald door de tricuspidalisklepring (annulus) en de tricuspidalisklep. De tricuspidalisklep bestaat uit een anterior, een posterior en een septaal klepblad. De chordae van de klep hechten aan meerdere papillairspiertjes aan en niet, zoals bij de mitralisklep, aan twee prominente papillairspieren. Kenmerkend voor de tricuspidalisklep is dat verscheidene chordae van het septale klepblad direct aanhechten in het septum. Dit onderscheidt de klep van de mitralisklep. Dit is een gegeven dat van belang is voor de echografist, die ook complexe congenitale hartafwijkingen gaat analyseren.
J. P. M. Hamer
2 Principes van echocardiografie en (kleuren)doppler
Samenvatting
Het gebruik van ultrageluid voor het detecteren van objecten, het bepalen van de afstand tot een object en ook de (relatieve) snelheid ervan is niet beperkt tot echografie. De biologie kent dit allang uit de dierenwereld, bijvoorbeeld bij de dolfijn en de vleermuis die met behulp van ultrageluid hun omgeving verkennen. De wetenschap maakt al heel lang gebruik van ultrageluid, bijvoorbeeld voor het aftasten van de zeebodem omonder meer het profiel ervan in kaart te brengen.
J. P. M. Hamer
3 3D-echocardiografie
Samenvatting
Ruim veertig jaar geleden begon de klinische toepassing van echocardiografie voorzichtig met B-mode. Daarna kwam M-mode, maar de echte doorbraak kwam met 2D-echocardiografie: samen met de verschillende dopplertechnieken – pulsed, CW en kleurendoppler – vormt deze techniek de kern van vrijwel elk echo-onderzoek. 2D-echografie heeft echter beperkingen. Het eerste artikel over 3Decho, daterend uit 1974, wees hier al op.
F. J. Meijboom
4 Het transthoracale onderzoek
Samenvatting
Het hart kan echocardiografisch alleen worden onderzocht wanneer zich tussen hart en transducer geen lucht bevindt. Luchthoudend weefsel absorbeert immers het ultrageluid. De plaatsen van waaruit een echo kan worden gemaakt (de akoestische vensters) zijn daarmee beperkt tot links-parasternaal, apicaal, subcostaal, suprasternaal en rechts-parasternaal. Veranderingen in de vorm van de thorax kunnen bij een patiënt aanleiding zijn tot meer of minder, of kleinere of grotere akoestische vensters. Zo kan veel vocht in de pleuraholte met compressieatelectase van longdelen het akoestisch venster zelfs tot de rug uitbreiden.
J. P. M. Hamer
5 Het transoesofageale onderzoek
Samenvatting
Echo-apparatuur wordt steeds beter, waardoor bij de meeste patiënten transthoracale echocardiogrammen van zodanige kwaliteit kunnen worden gemaakt dat de vraagstelling kan worden beantwoord. Wanneer de kwaliteit van het echocardiogram toch onvoldoende is, wordt dat onder andere veroorzaakt door de thoraxwand en/of door aanwezigheid van longweefsel.
J. P. M. Hamer
6 Linker- en rechteratrium
Samenvatting
Het linkeratrium (LA) heeft een complexe vorm. De achterzijde is uitgestrekt over de wervelkolom, de aorta descendens en de slokdarm. De vier binnenkomende longvenen (twee aan weerszijden: rechter bovenste en rechter onderste longvene, en linker bovenste en linker onderste longvene) bepalen deels de vorm van het dak en de achterzijde van het LA. Bij volumetoename bolt het LA naar boven en naar links uit. Vormveranderingen van de thorax of een afwijkende thoraxanatomie beïnvloeden de vorm van het LA.
E. C. Cheriex
7 De systolische linkerventrikelfunctie
Samenvatting
Het beoordelen van de systolische linkerventrikel (LV-)functie is een cruciaal onderdeel van het echocardiografisch onderzoek bij elke patiënt met een hartkwaal of met verdenking daarop. Het beoordelen van de systolische LV-functie helpt bij het stellen van de diagnose en bij het bepalen van de beste behandelstrategie. Daarnaast hangt de prognose van vrijwel alle ziekten van het hart sterk af van de mate waarin de LV in staat is zijn systolische functie uit te oefenen (fig. 7.1).
G. Tj. Sieswerda, P. A. van der Wouw
8 De diastolische linkerventrikelfunctie
Samenvatting
Het hart pompt gedurende de systole bloed vanuit de ventrikels in de aorta en in de arteria pulmonalis. Gedurende de diastole stroomt het bloed van de atria naar de ventrikels. Eén hartcyclus bestaat uit een systolische en een diastolische fase.
O. Kamp
9 Stress-echocardiografie
Samenvatting
Pijn op de borst is een veelgehoorde klacht bij patiënten die medische hulp zoeken. De arts of cardioloog die zo’n patiënt ziet, zal proberen de oorzaak te achterhalen en daarbij onderzoek doen naar het optreden van myocard-ischemie als uiting van coronairlijden. Inspanningselektrocardiografie (inspannings-ECG) is in de dagelijkse praktijk de meest gebruikte methode om myocard-ischemie aan te tonen en is van belang bij het stellen van de diagnose coronairlijden. Kenmerkend zijn de elektrocardiografische ST-segmentveranderingen tijdens inspanning, waardoor het inspannings-ECG de standaardtest is geworden voor het opsporen van coronairlijden.
O. Kamp
10 Contrastechocardiografie
Samenvatting
Bij contrastechocardiografie worden contrastmiddelen gebruikt bij tweedimensionale echocardiografie en/of doppler-echocardiografie. Contrastechocardiografie is het eerst gebruikt voor detectie van anatomische structuren tijdens M-mode-echocardiografie. Dat was in de vroege jaren 70 van de vorige eeuw. Met de ontwikkeling van doppler-en 2D-echocardiografie werd structuuridentificatie overbodig en schoof contrastechocardiografie naar de achtergrond. Halverwege de jaren 80 kwam er opnieuw belangstelling voor echocardiografie met contrast, omdat toen nieuwe toepassingen werden gevonden, zoals betere detectie van endocardiale borders en later ook perfusie van organen, dus ook myocardperfusie. De huidige toepassingen van de 2D-echocardiografie met behulp van contrast liggen voornamelijk in het gebruik van betere beeldvorming door betere detectie van de endocardiale borders enmyocardperfusie. Dit hoofdstuk zal zich dus voornamelijk richten op deze twee toepassingen en praktische adviezen aanbieden hoe de beste beeldvorming verkregen kan worden.
F. J. ten Cate
11 Ziekten die de linkerventrikelfunctie beïnvloeden
Samenvatting
De meest voorkomende oorzaak van een verminderde LV-functie is coronairlijden. Bij een stenose van meer dan 70% in een coronairvat kan bij inspanning, stress of koude ischemie ontstaan. De patiënt klaagt over angina pectoris, die weer verdwijnt in rust. Ischemie leidt tot zowel diastolische als systolische stoornissen van de LV-functie: relaxatiestoornis en regionale wandbewegingsstoornissen (zie hoofdstukken 7 en 8). Bij een patiënt met reversibele ischemie zal het echocardiogram echter zelden tijdens een aanval van pijn op de borst kunnen worden gemaakt. In de rustsituatie bestaat er geen ischemie en zijn er dus ook geen echocardiografische afwijkingen. Normale wandbewegingen geven slechts aan dat er geen ischemie is op het moment dat het echocardiogram wordt gemaakt, maar daarmee is de diagnose (instabiele) angina pectoris nog niet verworpen. Stress-echocardiografie is geschikt om ischemie op te wekken en tijdens ischemie wandbewegingsstoornissen te kunnen waarnemen (zie hoofdstuk 9). Bij een normaal stress-echocardiogram is het onwaarschijnlijk (maar niet volledig uitgesloten) dat er sprake is van coronairlijden.
B. J. Bouma, P. G. Pieper
12 De mitralisklep
Samenvatting
De klep tussen LA en LV is de mitralisklep. De klep dankt zijn naam aan Vesalius, die deze naam in 1543 voor het eerst gebruikte, omdat hij vond dat de klep in geopende toestand gelijkenis vertoonde met een bisschopsmijter. Als de mitralisklep tijdens diastole geopend is, kan het bloed ongehinderd van LA naar LV stromen, terwijl tijdens systole de gesloten klep ervoor zorgt dat er geen bloed kan terugstromen van LV naar LA. De mitralisklep bestaat niet alleen uit de beide klepbladen, maar is een complexe functionele eenheid die bestaat uit LA, mitralisannulus, klepbladen, chordae tendineae, papillairspieren en LV-wand die in harmonie met elkaar samenwerken (fig. 12.1). Deze functionele eenheid noemen we het mitralisklepapparaat. Alle zes genoemde onderdelen van het mitralisklepapparaat worden in dit hoofdstuk achtereenvolgens besproken.
P. G. Pieper
13 De aortaklep
Samenvatting
De normale aortaklep bestaat uit drie even grote, vliesdunne klepslippen (in het Engels ‘cusps’), namelijk de rechter coronary cusp (RCC), de linker coronary cusp (LCC) en de non-coronary cusp (NCC). De beste plaats om de aortaklep echografisch te beoordelen is meestal de derde of vierde intercostale ruimte links-parasternaal.
R. B. A. van den Brink
14 De rechterventrikel
Samenvatting
De rechterventrikel heeft binnen de cardiologie en de echocardiografie langdurig veel minder aandacht gekregen dan de linkerventrikel. Lang bestond de opvatting dat de RV een weinig actieve bijdrage levert aan de cardiac output en dat de RV-functie vooral afhankelijk is van een goede LV-functie. De RV stond ook minder in de belangstelling doordat deze zich minder gemakkelijk laat onderzoeken dan de LV: de vorm van de RV laat geen eenvoudige wiskundige modellen toe om het volume te berekenen en door de ligging van de RV achter het sternum is echografische afbeelding van de RV minder eenvoudig dan van de LV.
P. G. Pieper, J. P. M. Hamer
15 De tricuspidalisklep
Samenvatting
De tricuspidalisklepring is de grootste van de vier klepringen. De klep bestaat uit drie klepbladen: het septale (of mediale), het anterior (of anterosuperior) en het posterior (of inferior) klepblad (fig. 15.1). De tricuspidalisklep onderscheidt zich niet alleen door het aantal klepbladen van de mitralisklep, maar ook door de wijze van bevestiging. De chordae van de mitralisklep hechten aan aan twee papillairspierkoppen, die van de tricuspidalisklep hechten aan veel meer spierkopjes aan, maar ook direct aan het septum. De klep bevindt zich iets dieper in de RV dan de mitralisklep in de LV.
J. P. M. Hamer
16 De pulmonalisklep
Samenvatting
De pulmonalisklep is een drieslippige klep die in bouw en grootte vergelijkbaar is met de aortaklep. De klep heeft een rechter-, een linker- en een anterior klepslip. De pulmonalisklep ligt iets boven, links en anterior van de aortaklep (zie fig. 4.9).
P. G. Pieper
17 Kunstkleppen
Samenvatting
Echocardiografische evaluatie van de functie van klepprothesen bestaat uit TTE en doppler-echocardiografie. Vaak moet dit worden aangevuld met TEE, zeker wanneer er verdenking bestaat op klepprothesedisfunctie.
R. B. A. van den Brink
18 Endocarditis
Samenvatting
Endocarditis is een ernstig ziektebeeld met een hoge mortaliteit. Bij de diagnostiek speelt echocardiografie weliswaar een belangrijke rol, maar slechts in de context van klinische en bacteriologische gegevens. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de echografische kenmerken van bacteriële endocarditis en het gebruik van echocardiografie bij het begeleiden van de patiënt met endocarditis.
J. M. van Dantzig
19 Het pericard
Samenvatting
Het pericard is een taaie zak die het hart vrij strak omgeeft. Daar waar bloedvaten het hart binnenkomen (de vier venae pulmonales en de beide venae cavae) en uitgaan (de aorta en de art. pulmonalis) bevinden zich omslagplooien (fig. 19.1 en 19.2). De holte in de plooi tussen LA, apd en aorta ascendens is de sinus transversus; die bij de longvenen de sinus obliquus.
J. P. M. Hamer
20 Aorta thoracalis en abdominalis
Samenvatting
De aorta thoracalis is onder te verdelen in de volgende specifieke segmenten:
1
De aorta annulus (voor zover er sprake is van een anatomische annulus) + basale ring (fig. 20.1).
 
2
Het vlak daarboven gelegen, wat wijdere deel met de sinussen van Valsalva. Dit deel wordt ook wel aortawortel genoemd.
 
3
De sinutubulaire overgang waaraan de kleppen uiteindelijk vasthangen.
 
4
Het tubulaire deel, dat een ascenderend (opstijgend) deel, een boogdeel (arcus) en een descenderend (afdalend) deel kent. Vanuit de arcus gaan drie bloedvaten af (fig. 20.2). Het eerste bloedvat is de truncus brachiocephalicus, ook wel arteria anonyma geheten. Dit vat splitst zich in de arteria subclavia dextra en de arteria carotis dextra. De tweede afsplitsing wordt gevormd door de arteria carotis sinistra. Het derde afgaande bloedvat is de arteria subclavia sinistra. Bij sommige personen kan de arteria carotis sinistra ook uit de truncus komen en zijn er dus slechts twee afgaande vaten van de arcus aanwezig. De overgang van de los in het mediastinum hangende aorta ascendens en arcus aortae naar de tegen de wervelkolom gelegen gefixeerde aorta descendens heet de istmus; deze bevindt zich vlak na de afgang van de arteria subclavia sinistra.
 
E. C. Cheriex
21 Cardiale massa’s
Samenvatting
Het echo-apparaat is geen microscoop. Het is dus niet mogelijk om met zekerheid een diagnose te stellen op een massa die op het echocardiogram is waargenomen. Zo kunnen massa’s die ogenschijnlijk hetzelfde aspect hebben van heel verschillende origine zijn (fig. 21.1). De diagnose is altijd een waarschijnlijkheidsdiagnose, die met een bepaalde mate van waarschijnlijkheid aangegeven dient te worden. Om een waarschijnlijkheid groter temaken zijn altijd klinische gegevens noodzakelijk, zoals embolisatie, boezemfibrilleren of tekenen van endocarditis. Om massa’s met echo te detecteren is het meer dan ooit van belang omde gainstelling van het apparaat correct afgesteld te hebben: zwarte gebiedenmogen op een echo niet aanwezig zijn (fig. 21.2).
J. P. M. Hamer
22 Het hart als bron van embolie
Samenvatting
Een embolie is een massa die in een bloedvat met het bloed wordt meegevoerd tot hij in een arterietak vastloopt en deze afsluit. Een embolie bestaat vaak uit een trombus, maar kan ook bestaan uit onder andere tumorweefsel, infectieus weefsel, atheromateuze plaque of luchtbellen. Achter de embolie ontstaat acute ischemie of bij langere afsluiting infarcering.
E. S. Hoendermis, P. G. Pieper
23 Peri-operatieve echocardiografie
Samenvatting
De afgelopen twintig jaar heeft TEE zich een belangrijke plaats verworven in de peri-operatieve zorg. Hoewel TEE over het algemeen veilig is, kan manipulatie van de scoop larynx, farynx, gebit en oesophagus beschadigen; ook kan TEE respiratoir en hemodynamisch belastend zijn.
R. B. A. van den Brink
24 Ventrikelseptumdefect en persisterende ductus Botalli
Samenvatting
Het vertrikelseptumdefect (VSD) is, afgezien van de bicuspide aortaklep, de meest voorkomende aangeboren hartafwijking op de kinderleeftijd. Omdat VSD’s de neiging hebben op kinderleeftijd vanzelf te sluiten, worden ze bij volwassenen minder vaak aangetroffen dan bij kinderen. VSD’s kunnen als geïsoleerde afwijking voorkomen, maar er is ook vaak een combinatie met andere afwijkingen.
B. J. Bouma, P. G. Pieper
25 Complexe congenitale hartafwijkingen
Samenvatting
Aangeboren hartafwijkingen zijn ‘bouwfouten’ van het hart. Ze ontstaan tijdens de embryonale of foetale ontwikkeling en zijn dus bij de geboorte al aanwezig. Aangeboren hartafwijkingen komen voor bij 8 van de 1000 levendgeboren kinderen. De ernst van de afwijking – en daarmee de klinische consequentie – is enorm variabel. Een kind met een transpositie van de grote arteriën krijgt kort na de geboorte (levensbedreigende) verschijnselen en een kind met een groot VSD pas als zuigeling. Veel afwijkingen presenteren zich niet met klachten, maar met een geruis, dat bij routineonderzoek (op het consultatiebureau) wordt vastgesteld. Sommige afwijkingen geven helemaal geen verschijnselen en worden pas op volwassen leeftijd vastgesteld.
N. J. Elzenga
26 Apparaat, aanvraag, onderzoek, verslag, digitaal opslaan
Samenvatting
Echocardiografie is de meest gebruikte beeldvormende techniek in de cardiologie ter wereld. Deze techniek kan direct gebruikt worden voor het stellen van de diagnose en het bepalen van het beleid. Vanwege het real-time karakter, de verrijdbaarheid van de apparatuur en de relatief lage kosten van het onderzoek en de tegelijkertijd hoge kwaliteit wordt er bij de meeste hartziekten inmiddels gekozen voor dit functieonderzoek. Met behulp van 2D- en 3Dtechniek kunnen nauwkeurig kamergroottes, wanddiktes, kamerfuncties, klepanatomie en diameters van de grote vaten beoordeeld worden. Met PW-doppler, CW-doppler en kleurendoppler kunnen richtingen en snelheden van bloedstromen gemeten worden en kan kwantificering van vernauwingen en lekkages van kleppen worden verricht.
J. Koster
27 Normaalwaarden
Samenvatting
Alle normaalwaarden en meetmethoden in dit hoofdstuk worden elders in dit boek besproken. Niet alle metingen en normaalwaarden die in het boek genoemd worden, zijn hier overgenomen.
J. Koster, P. G. Pieper
Nawerk
Meer informatie
Titel
Praktische echocardiografie
Redacteuren
dr. J. P. M. Hamer
dr. P. G. Pieper
Copyright
2009
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-7565-3
Print ISBN
978-90-313-6235-6
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7565-3